ECLI:NL:RBROT:2024:5780

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
10-125145-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Organized bank helpdesk fraud targeting elderly victims resulting in multiple convictions

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een omvangrijke bankhelpdeskfraudezaak, waarbij de verdachte gedurende vijf maanden samen met anderen in georganiseerd verband bankhelpdeskfraudes heeft gepleegd. De slachtoffers, voornamelijk ouderen, werden op slinkse wijze gemanipuleerd om hun bankpas, pincode en scanner af te geven, waarna hun bankrekeningen werden leeggehaald. De verdachte is veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder (poging tot) oplichting, computervredebreuk, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen grotendeels toegewezen en een gevangenisstraf van drie jaar opgelegd. De rechtbank heeft ook de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die is geleden door de banken en de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de berekenende werkwijze van de verdachte zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-125145-21
Datum uitspraak: 30 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsvrouw mr. H.E. Berman, advocaat te Purmerend.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 3 februari 2022, 19, 21 en 25 maart 2024 en 30 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de nadere omschrijving tenlastelegging, zoals deze op de terechtzitting van 19 maart 2024 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde, nader omschreven tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt -kort gezegd- verweten dat hij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan meerdere bankhelpdeskfraudes (een vorm van oplichting waarbij, doorgaans oudere, slachtoffers worden gebeld door iemand die zich voordoet als medewerker van de bank) en daaraan gerelateerde feiten in de periode van 29 maart tot en met 14 september 2021. Aan hem zijn de volgende zeven feiten ten laste gelegd:
-het medeplegen van oplichting van zeven personen en een aantal banken (feit 3);
-het meermalen medeplegen van het binnendringen van een netwerk/server van een bank (feit 2);
-het medeplegen van gewoontewitwassen van geldbedragen (totaal € 282.638,-) en cryptovaluta (feit 1);
-het witwassen van luxe goederen en bitcoins (feit 4);
-het medeplegen van twee pogingen tot oplichting (feit 6);
-het voorhanden hebben van niet-openbare (lijsten met) persoonsgegevens (‘leads’), terwijl hij tijdens het voorhanden krijgen wist dat deze uit misdrijf afkomstig waren (feit 7);
-deelname aan een criminele organisatie met de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] (feit 5).

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.M. Bonnes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
4.1.1.
Algemeen
De Volksbank (moederorganisatie van onder andere SNS) heeft op 23 april 2021 aangifte bij de politie gedaan van bankhelpdeskfraude. De Volksbank zag sinds januari 2021 een toename van het aantal meldingen van klanten die slachtoffer waren geworden van deze vorm van fraude. Op basis van die meldingen heeft zij geconstateerd dat de wijze waarop de bankhelpdeskfraude werd gepleegd in meerdere gevallen grote overeenkomsten vertoonde. Veel klanten hebben ook zelf aangifte van oplichting gedaan. Op 28 april 2021 is de politie gestart met een strafrechtelijk onderzoek (genaamd ‘Dwarsfluit’) naar deze fraudegevallen. Gedurende het onderzoek, op 16 juli 2021, heeft ook Rabobank bij de politie aangifte van bankhelpdeskfraude gedaan. In het voorafgaande jaar waren ook tientallen van haar klanten slachtoffer hiervan geworden.
4.1.2.
Modus operandi
Uit het dossier Dwarsfluit blijkt dat in een groot aantal gevallen van de tenlastegelegde bankhelpdeskfraudes sprake is van eenzelfde modus operandi met specifieke kenmerken. Deze modus operandi was als volgt.
Bankrekeninghouders werden gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerker van de bank waar zij klant waren. Een vrouwelijke nepbankmedewerker van SNS stelde zich veelal voor als [naam 1] en van Rabobank als [naam 2] , een mannelijke nepbankmedewerker van SNS als [naam 3] en van Rabobank als [naam 4] . Deze vier namen zijn namen van personen die daadwerkelijk bij de desbetreffende bank werken of hebben gewerkt. In meerdere gevallen belde de nepbankmedewerker met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] of was zichtbaar dat met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] werd gebeld. Laatstgenoemd nummer behoort toe aan de klantenservice van Rabobank.
De slachtoffers die werden gebeld, waren over het algemeen op hoge leeftijd. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat was geconstateerd dat er een verdachte transactie plaatsvond vanaf hun bankrekening en dat criminelen mogelijk probeerden te frauderen met hun bankrekening (of woorden van gelijke strekking). De nepbankmedewerker belde om het geld van de klant veilig te stellen. De bankrekening zou worden geblokkeerd, waarna de slachtoffers een nieuwe bankpas zouden krijgen. De nepbankmedewerker vertelde de slachtoffers dat zij hun oude bankpas en SNS-digipas (hierna: ‘digipas’) of Rabo-scanner (hierna: ‘scanner’) in een envelop moesten doen en dat de envelop door een andere bankmedewerker bij hun woning zou worden opgehaald. De namen van de ophalers/koeriers die aan de slachtoffers werden doorgegeven, waren [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] of [naam 10] . Ook hoorden de slachtoffers een code van letters en cijfers die de koerier ter verificatie aan hen moest doorgeven, voordat zij de envelop met bankpas en digipas of scanner aan de koerier zouden meegeven. Verder moesten de slachtoffers, nadat zij een piep door de telefoon hoorden, de pincode behorend bij hun huidige bankpas inspreken. Vervolgens werd bij de woning van het slachtoffer aangebeld door een andere persoon die zich als koerier van de bank voordeed en de cijfer- en lettercode doorgaf die het slachtoffer via de telefoon te horen had gekregen. In een aantal gevallen heeft de koerier de bankpas van het slachtoffer doorgeknipt, zonder daarbij de chip door te knippen, waardoor nog steeds pintransacties met de bankpas konden worden uitgevoerd. De nepbankmedewerker was vaak nog aan de telefoon met het slachtoffer op het moment dat de koerier aan de deur kwam.
Nadat de koerier de envelop met pinpas(sen) en digipas of scanner erin had opgehaald, vonden er vrijwel direct handelingen met de bankrekeningen van de slachtoffers plaats: er werd geld van de spaarrekening overgeboekt naar de lopende bankrekening, de opnamelimiet werd verhoogd, er werden grote contante geldbedragen opgenomen bij een geldautomaat en/of er werden met de bankpas van het slachtoffer luxe goederen gekocht bij exclusieve winkels (veelal in de P.C. Hooftstraat in Amsterdam), zoals Louis Vuitton, Prada en Gucci. In een aantal gevallen zijn met het geld van de slachtoffers bitcoins gekocht via bitcoinaccounts die op naam stonden van zogenoemde geldezels.
Op grond van de hiervoor beschreven modus operandi stelt de rechtbank vast dat elke bankhelpdeskfraude steeds door ten minste twee daders werd gepleegd. Er was in elk geval sprake van een nepbankmedewerker die belde (de beller), iemand die de pinpas en digipas of scanner ophaalde (de koerier) en een persoon die de geldbedragen opnam of de luxe goederen kocht (de pinner). Uit het dossier blijkt dat er vaak ook nog andere personen achter de schermen bezig geweest met het verhogen van de pinlimiet, het zoeken naar geschikte geldautomaten en het aansturen van al deze daders.
4.1.3.
Aanknopingspunten betrokkenheid dadergroep
Op 14 september 2021 zijn de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ) door de politie aangehouden. Zij zijn vrienden dan wel bekenden van elkaar. [medeverdachte 4] . en [medeverdachte 5] zijn zussen van elkaar.
Tijdens doorzoekingen in hun woningen en in een auto zijn onder de verdachten gegevensdragers in beslag genomen, zoals telefoons, USB-sticks en een laptop. Op de in beslag genomen gegevensdragers zijn zaken aangetroffen die direct zijn te relateren aan aangiftes van bankhelpdeskfraude in het dossier Dwarsfluit:
  • (groeps)snapchatgesprekken en whatsappgesprekken, waar één of meer van de verdachten deel van uitmaakten en die zijn gevoerd kort voor, tijdens of vlak na het plegen van een bankhelpdeskfraude. In die gesprekken werden gegevens met betrekking tot die fraude vermeld en gedeeld, zoals de naam en het adres van de aangever, een ophaalcode, pincode en een naam van één van de hiervoor genoemde koeriers. Ook werden in die gesprekken instructies gegeven wat iemand moest doen, wat achteraf overeen blijkt te komen met handelingen die door de beller, koerier of pinner in die fraudezaak zijn verricht;
  • notities met een (aanmaak)datum en een inhoud die te relateren zijn aan een specifieke aangifte;
  • onder andere op de telefoons van de verdachte en [medeverdachte 2] : screenshots van bankpassen van aangevers, zoekopdrachten naar adressen van aangevers, gevolgd door het openen van Google Maps, en gegevens van geldautomaten die zich in de buurt van de woningen van verschillende aangevers bevinden;
  • op de telefoons van de verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] : belscripts voor het plegen van bankhelpdeskfraude. De belscripts beginnen met “Goedendag” of “U spreekt met’, gevolgd door één of meer namen van de vier hiervoor genoemde bankmedewerkers. In het belscript met als bellers [naam 3] en [naam 4] wordt achter de naam een telefoonnummer vermeld: [telefoonnummer 1] respectievelijk [telefoonnummer 2] . Meerdere aangevers zijn gebeld door één van deze telefoonnummers. Uit de aangiftes blijkt verder dat de inhoud van de belscripts overeenkomt met het praatje dat de nepbankmedewerkers met de aangevers aan de telefoon hebben gevoerd. Op de telefoons van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zijn screenshots van de LinkedInprofielen van [naam 3] respectievelijk [naam 1] aangetroffen;
  • op een kladblok in de woning van de verdachte: het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ;
  • lijsten met persoonsgegevens, veelal van bejaarde personen, waarop naast namen en adressen ook telefoonnummers en bankrekeningnummers van die personen werden vermeld (zogenoemde leads). De gegevens van veel aangevers stonden op deze lijsten vermeld;
  • chatgesprekken over luxe goederen of waarin wordt doorgegeven welk luxe goed iemand wil hebben (‘ben nu in lv, nu Shoebaloo’, ‘pak shirtjes, Moncler, die Balenciaga trui’ en ‘nette broek Balenciaga’). Bij alle verdachten zijn luxe goederen (van onder andere de genoemde merken) aangetroffen en in beslag genomen;
  • overige chatgesprekken en notities waarin termen worden gebezigd die te relateren zijn aan bankhelpdeskfraude, zoals ‘bellen’, ‘ophalen’, ‘ophaalcode’, ‘kaarten pakken’, ‘naar muur gaan’ ‘xk trekken’ en ‘leads’.
[medeverdachte 3] heeft bekend dat hij als beller betrokken is geweest bij meerdere van de hiervoor beschreven bankhelpdeskfraudes, dat hij zich daarbij heeft voorgedaan als ‘ [naam 4] ’ van Rabobank en dat hij het belscript heeft gebruikt dat op zijn telefoon is aangetroffen. Verder heeft hij verklaard dat hij met het bellen geld heeft verdiend en dat een deel van de luxe goederen die bij hem zijn aangetroffen, is bekostigd met het geld dat afkomstig is van die fraudes.
Ook de verdachte heeft op de zitting bekend dat hij bij een aantal bankhelpdeskfraudes betrokken is geweest als koerier of degene die met de bankpas van een slachtoffer winkelde en dat hij daarvoor geld en/of luxe goederen heeft gekregen.
Naast de zes verdachten figureren ook andere personen in het dossier. Zij nemen bijvoorbeeld deel aan chatgesprekken die te relateren zijn aan een bankhelpdeskfraude of zijn herkend of op camera vastgelegd als koerier of pinner.
4.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen de aan de verdachte ten laste gelegde feiten 1 en 3 in de zaken Noordeloos (aangever [aangever 1] ) en Utrecht (aangever [aangever 2] ), feit 6 in de zaak Papendrecht (aangeefster [aangeefster 1] ) en feit 4 voor wat betreft het witwassen van luxe goederen.
Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de verdediging vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs om de verdachte als (mede)pleger van die feiten te kunnen aanmerken. Deze verweren zullen, voor zover deze niet worden weerlegd door de bewijsmiddelen, hierna bij de beoordeling worden besproken.
4.3.
Beoordeling
4.3.1.
Inleidende overwegingen
(Medeplegen van) oplichting (feit 3)
De in deze zaak gepleegde oplichting heeft hierin bestaan dat de daders door het aannemen van een valse naam (de beller) en valse hoedanigheid (de beller en koerier) en door listige kunstgrepen (bellen waarbij het echte telefoonnummer van een bank zichtbaar is voor het slachtoffer) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (de hele toedracht is gebaseerd op leugens) zich hebben voorgedaan als bonafide bankmedewerkers en zodoende bankpassen, digipassen of scanners en pincodes van de slachtoffers hebben ontfutseld. De banken zijn (vervolgens) ook opgelicht doordat de daders zich hebben voorgedaan als klanten van die bank door met de bankpas van de slachtoffers in te loggen op de bankrekening van de slachtoffers en/of pinopnames te verrichten en/of aankopen te doen. Al deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank oplichtingshandelingen die deel uitmaken van één en dezelfde toedracht, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd.
Het plegen van een dergelijke oplichting vergt een gezamenlijke planmatige aanpak, intensieve en nauwe samenwerking en duidelijke afstemming tussen de verschillende daders. Zij verrichten namelijk handelingen die tegelijkertijd of kort na elkaar plaatsvinden en die moeten worden afgestemd om de bankhelpdeskfraude tot een geslaagd einde te kunnen brengen en het gezamenlijke doel te bereiken: in korte tijd zoveel mogelijk geld van de bankrekening van een slachtoffer halen. Deze handelingen kunnen dan ook niet los van elkaar worden gezien. Uit de groepschatgesprekken en de aangetroffen (screenshots van) appberichten blijkt dat deze planning, samenwerking en afstemming ook daadwerkelijk plaatsvonden. Zo gaven de beller en de koerier aan elkaar door welke namen werden gebruikt, welke cijfer- en lettercode moest worden genoemd bij het slachtoffer en op welk tijdstip de pas moest worden opgehaald. De pinner werd vervolgens op de hoogte gebracht van de pincode, de locatie van de geldautomaat en het moment dat de pinlimiet was verhoogd. Achteraf deelden alle ‘spelers’ (zoals zij in chats werden genoemd) in de buit: zij kregen een deel van het geld of de aangekochte luxe goederen of ontvingen een deel van de cryptovaluta. Dit betekent dat indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte tenminste één van de hiervoor genoemde handelingen heeft verricht, dat medeplegen van de ten laste gelegde oplichting oplevert.
(Medeplegen van) computervredebreuk (feit 2)
Van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is onder meer sprake als met de van een slachtoffer ontfutselde bankpas, inloggegevens, digipas of scanner en/of pincode wordt ingelogd op diens digitale bancaire omgeving of als er met die bankpas pinopnames van die bankrekening worden gedaan. Ook in dat laatste geval dringt de dader met een valse sleutel (de door oplichting verkregen pincode) binnen op het netwerk van de bank.
Computervredebreuk op deze wijze maakte een essentieel onderdeel uit van de gepleegde oplichtingen en was daarmee onlosmakelijk verbonden. Er werd ingelogd op de bankrekeningen van de slachtoffers om geld van de spaarrekening naar de lopende bankrekening over te maken en/of opnamelimieten te verhogen en/of er werd gepind met de bankpas van een slachtoffer. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van (medeplegen van) oplichting van een slachtoffer, komt zij daarom tevens tot een bewezenverklaring van (medeplegen van) computervredebreuk in de zaak van dat slachtoffer, voor zover dat ten laste is gelegd.
Bewijswaardering
De ten laste gelegde feiten zoals hiervoor genoemd onder 4.2 zijn door de verdachte bekend en worden bewezen verklaard. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank in de zaken Noordeloos en Utrecht ook tot een bewezenverklaring van medeplegen van computervredebreuk (feit 2).
De verdediging heeft ten aanzien van de overige ten laste gelegde bankhelpdeskfraudes (verschillende zaaksdossiers die zijn opgenomen onder de feiten 1, 2, 3 en 6) bewijsverweren gevoerd. Hieronder zal de rechtbank die bewijsverweren per zaaksdossier (en de daarbij behorende ten laste gelegde feiten) bespreken, onder ieder kopje te beginnen met de feiten die op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand kunnen worden aangemerkt, vervolgens de conclusie die de rechtbank daaruit trekt en, indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de verdachte betrokken is geweest, de beoordeling of hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Daarna zal de rechtbank de verweren bespreken die zijn gevoerd ten aanzien van de feiten 4 (witwassen van bitcoins), 7 (leads) en 5 (deelname aan een criminele organisatie).
4.3.2.
Bewijswaardering feiten 1, 2, 3 en 6
Zaak Volksbank, aangever [aangever 3] , partiële vrijspraak feiten 2 en 3
Uit de aangifte van [aangever 3] blijkt dat hij op 29 maart 2021 slachtoffer is geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. De daders hebben de opnamelimiet verhoogd en vervolgens zijn met de bankpas van de aangever geldopnames gedaan bij een geldautomaat in de buurt van zijn woning en luxegoederen gekocht bij Oger in Amsterdam.
Vast staat dat na deze transacties op de bankrekening van de aangever is ingelogd vanaf het IP-adres dat is gekoppeld aan (de router in) de woning van de verdachte. Uit het dossier blijkt echter dat ook andere personen, waaronder medeverdachten, gebruik maakten van de woning en het IP-adres van de verdachte. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die heeft ingelogd op het bankaccount van de aangever. Ook overigens bevat het dossier geen bewijs dat de verdachte bij deze bankhelpdeskfraude betrokken is.
De verdachte wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Zaak ’t Zand, aangever [aangever 4] , partiële vrijspraak feit 6
Op 13 september 2021 omstreeks 19.30 uur is geprobeerd aangever [aangever 4] op te lichten door middel van de hiervoor beschreven modus operandi.
In het dossier bevindt zich een groepsgesprek dat is gevoerd via snapchat en is gestart op 2 september 2021, waar onder andere de verdachte en een aantal medeverdachten deel van uitmaken. Omstreeks het moment waarop werd geprobeerd de aangever op te lichten, werd hierover in de groepschat gesproken. De naam en het adres van de aangever werden gedeeld en ook een ophaalcode. Op grond van de inhoud van dit groepsgesprek kan verder worden vastgesteld dat één van de deelnemers aan dat gesprek op dat moment met de aangever aan het bellen was.
De verdachte deed ten tijde van deze poging tot oplichting van de aangever nauwelijks mee aan het groepsgesprek en de inhoud van de paar opmerkingen die hij heeft gemaakt, duiden niet op betrokkenheid van de verdachte bij deze poging tot oplichting. Het dossier bevat ook verder geen aanwijzingen dat de verdachte bij dit feit is betrokken. Hij wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Zaak Volksbank, aangeefster [aangeefster 2] (feiten 1, 2 en 3)
Op 20 april 2021 is aangeefster [aangeefster 2] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Het telefoonnummer waarmee werd gebeld en dat vaker werd gebruikt ( [telefoonnummer 1] ), stond op het kladblok dat is aangetroffen in de woning van de verdachte. Er zijn interne overboekingen geweest van haar spaarrekening naar haar betaalrekening. Er is dezelfde avond meerdere keren geld opgenomen van haar bankrekening bij een geldautomaat. Op 21 april 2021 is met haar bankpas voor een bedrag van totaal € 14.663,- gepind in de winkels Louis Vuitton, Shoebaloo, Azzuro Kids en Oger, alle gevestigd aan of in de omgeving van de P.C. Hooftstraat in Amsterdam.
De verdachte heeft op 21 april 2021 in de ochtend een whatsappgesprek gevoerd met [medeverdachte 6] , waarin hij zegt dat hij naar Amsterdam gaat. Zijn telefoon straalde tussen 11.24 en 12.50 uur zendmasten aan in de omgeving van de P.C. Hoofstraat in Amsterdam. Om 11.28 uur heeft de verdachte [medeverdachte 6] geappt dat hij in ‘lv’ is, om 11.41 uur ‘nu Shoebaloo’ en om 12.07 uur dat hij nog naar Azzuro moet.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte op 21 april 2021 rond het middaguur in (de buurt van) de P.C. Hooftstraat in Amsterdam in de winkels Louis Vuitton (de rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte met ‘lv’ Louis Vuitton bedoelt), Shoebaloo en Azzuro is geweest. Het tijdstip waarop de verdachte appt dat hij in of onderweg naar een winkel is, scheelt steeds slechts minuten met het tijdstip waarop met de bankpas van [aangeefster 2] in diezelfde winkel is gepind en past daar precies bij. Uit de camerabeelden van de pintransacties die zijn gedaan met de bankpas van [aangeefster 2] bij Louis Vuitton, Azzuro en Oger blijkt dat in die winkels is gepind door steeds dezelfde persoon. Dit betreft een man met een blanke huid en een baard die een blauwe baseballpet draagt met de tekst “ICON” erop. Dit signalement komt overeen met het signalement van de verdachte en bij de doorzoeking van de woning van de verdachte is een soortgelijke pet aangetroffen.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die heeft gepind met de bankpas van [aangeefster 2] . De verdachte wordt daarom als medepleger van het witwassen, de oplichting en de computervredebreuk in deze zaak aangemerkt.
Zaak Veenendaal, aangeefster [aangeefster 3] (feiten 1, 2 en 3)
Aangeefster [aangeefster 3] is op 10 mei 2021 in de avond slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Het telefoonnummer waarmee werd gebeld en dat vaker werd gebruikt ( [telefoonnummer 1] ), stond op het kladblok dat is aangetroffen in de woning van de verdachte. Er is geld overgemaakt van haar spaarrekening naar haar betaalrekening en om 21.45 uur is met de bankpas van de aangeefster twee keer € 1.000,- gepind bij een geldautomaat in Veenendaal.
Eerder die avond, omstreeks 19.42 uur, is op de telefoon van de verdachte een afbeelding van het scherm van de laptop van [medeverdachte 3] opgeslagen, waarop een lijst met persoonsgegevens en bankrekeningnummers is te zien, waaronder ook die van de aangeefster. De verdachte bevond zich die avond samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in een vakantiehuisje van Landal in Biddinghuizen en op die plek is ook de foto van het laptopscherm gemaakt.
Op de telefoon van de verdachte zijn verder twee foto’s aangetroffen die zijn opgeslagen op 10 mei 2021 omstreeks 20.51 en 20.55 uur. De laatste foto is een zogenoemde ‘selfie’ van de verdachte, in een auto. Op de eerste foto zijn twee personen in een auto te zien. De rechtbank herkent de rechter man op de foto als de verdachte aan zijn deels zichtbare gezicht, mondkapje en jas, omdat die overeenkomen met de selfie van de verdachte van enkele minuten later. Hoewel de tweede persoon op de foto een hand voor zijn gezicht houdt, herkent de rechtbank deze als [medeverdachte 1] , gezien zijn haardracht en kenmerkende jas, die hij droeg op andere foto’s die de verdachten eerder die dag van zichzelf hebben gemaakt in het Landalpark en waarop hij (ook) door de verbalisant is herkend. De telefoon van [medeverdachte 1] straalde op 10 mei 2021 omstreeks 21.15 uur een zendmast aan in Veenendaal, de woonplaats van de aangeefster.
Op de camerabeelden van de pintransacties die met de bankpas van aangeefster [aangeefster 3] zijn gedaan bij een geldautomaat in Veenendaal om 21.45 uur is een man te zien die een jas draagt die er hetzelfde uitziet als de jas die de verdachte op de hiervoor genoemde foto’s draagt. Verder draagt de man een blauwe baseballpet met de tekst “ICON” erop. Zoals hiervoor is overwogen, is bij de doorzoeking van de woning van de verdachte een soortgelijke pet aangetroffen en heeft de verdachte deze pet eerder gedragen toen hij met een bankpas van een ander slachtoffer luxe goederen afrekende in winkels in onder andere de P.C. Hooftstraat in Amsterdam.
Gezien vorenstaande feiten, in onderling verband en samenhang beschouwd, concludeert de rechtbank dat de verdachte ook bij deze bankhelpdeskfraude betrokken is geweest, dat hij in de auto met [medeverdachte 1] naar de woonplaats van de aangeefster is gereden en dat hij degene is geweest, die met de pas van de aangeefster geld heeft opgenomen bij een geldautomaat in Veenendaal. De verdachte wordt daarom als medepleger van het witwassen, de oplichting en de computervredebreuk in deze zaak aangemerkt.
Zaak Uden, aangeefster [aangeefster 4] (feit 3)
Aangeefster [aangeefster 4] is op 25 juni 2021 slachtoffer van bankhelpdeskfraude geworden, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Zij is opgelicht en daardoor bewogen tot afgifte van haar bankpas, digipas en pincode. Wel had zij, achteraf gezien, een verkeerde pincode doorgegeven, waardoor het de daders niet lukte om op haar bankrekening in te loggen. Nadat haar pas was opgehaald werd zij (om die reden) nogmaals door de nepbankmedewerker gebeld met de vraag of zij nog een bankpas in haar bezit had, want die zou ook opgehaald moeten worden. De aangeefster bevestigde dat, maar had inmiddels door dat zij werd opgelicht. Zij heeft een fictieve pincode in de telefoon ingesproken en aan de tweede koerier een stuk karton in een envelop meegegeven.
[medeverdachte 3] heeft bekend dat hij in deze zaak beller is geweest. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ook de verdachte hier actief bij betrokken is geweest. De verdachte heeft nadat de bankpas was opgehaald bij aangeefster een foto van de bankpas van aangeefster op zijn telefoon ontvangen en vervolgens een screenshot opgeslagen van een bericht waarin [medeverdachte 3] de persoonsgegevens van aangeefster noemt, meedeelt dat de eerste pas is opgehaald en dat er weinig tot geen data beschikbaar zijn met betrekking tot internetbankieren. Verder staat in het bericht welke namen van beller en ophaler en welke code zijn gebruikt. [medeverdachte 3] eindigt het bericht met ‘laat me weten hoe en wat’. Ongeveer een half uur nadat de aangeefster voor de tweede keer was gebeld en een pincode had ingesproken, heeft de verdachte via snapchat het adres van de aangeefster naar [medeverdachte 2] gestuurd. Op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn de gegevens van een geldautomaat dichtbij de woning van aangeefster gevonden. Een minuut na het bericht aan [medeverdachte 2] heeft de verdachte naar [medeverdachte 1] het bericht ‘ [nummer] nieuwe nip’ gestuurd. Gelet op het feit dat de verdachte in het tijdvak waarin de aangeefster werd opgelicht allerlei berichten ontving en verstuurde die daaraan te relateren zijn, gaat de rechtbank ervan uit dat laatstgenoemd bericht aan [medeverdachte 1] , die in dat tijdbestek valt, daar ook verband mee houdt en dat de inhoud de tweede ‘nip’ oftewel ‘pin’code betreft die de aangeefster kort daarvoor had ingesproken. Daarnaast heeft de verdachte in het tijdvak waarin de aangeefster werd opgelicht, nog voordat de koerier bij haar langs kwam, in Google Maps de plaatsnaam Uden ingevoerd.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte bij deze zaak een coördinerende/faciliterende rol had. Hij ontving informatie en gaf die door aan de mededaders die deze nodig hadden voor hun rol in de bankhelpdeskfraude, zoals het adres van aangeefster, kennelijk om de dichtstbijzijnde geldautomaat te kunnen opzoeken, en een pincode om geld te kunnen opnemen. De verdachte leverde daarmee een wezenlijke bijdrage aan deze bankhelpdeskfraude, zodat hij als medepleger van de ten laste gelegde oplichting wordt aangemerkt.
Zaak Diatomiet, aangever [aangever 5] (feiten 1, 2 en 3)
Op 28 april 2021 is aangever [aangever 5] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Daarbij werd door de koerier gebruik gemaakt van de naam [naam 9] . Diezelfde dag is van de rekening van de aangever een bedrag van € 33.500,- euro overgemaakt naar een account van Binance, een exchange voor de handel/aankoop van cryptovaluta. Dit account staat op naam van [naam 11] met het e-mailadres [e-mailadres] . Vanaf het IP-adres dat gekoppeld is aan de woning van de verdachte, is op dit Binance-account ingelogd.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op de telefoon van [medeverdachte 3] op 28 april 2021 een notitie is gemaakt met daarin de naam en woonplaats van de aangever.
De verdachte heeft op 28 april 2021, niet lang voordat de koerier bij de aangever aan de deur stond, een whatsappgesprek gevoerd met [medeverdachte 1] . Hij zegt daarin dat er maar 1 spoof is vandaag, dat [medeverdachte 3] aan het bellen is, dat ‘we nu een man aan de lijn hebben’ en dat hij naar Friesland moet. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de term “spoof” wordt bedoeld het aannemen van een valse identiteit om iemand op te lichten. Aangever [aangever 5] woont daarnaast in Friesland. De telefoon van de verdachte straalde kort voordat de bankpas bij de aangever werd opgehaald zendmasten aan op de route naar en uiteindelijk in de omgeving van de woonplaats van de aangever in Friesland. De verdachte voldoet aan het signalement dat door de aangever van de pasophaler is gegeven (blanke man, slank, 25-35 jaar, blond haar, Nederlands sprekend) en tot slot is de naam [naam 9] / [naam 9] gebruikt, die de verdachte vaker hanteerde. Uit het vorenstaande concludeert dat de rechtbank dat het whatsappgesprek dat de verdachte voerde, te maken had met de bankhelpdeskfraude waarvan [aangever 5] slachtoffer is geworden, dat [medeverdachte 3] de beller was en dat de verdachte de koerier was.
Op 29 april 2021 is met de telefoon van de verdachte in de woning van de verdachte een filmpje gemaakt van een Binance account. Te zien was dat was ingelogd met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. Het zichtbare deel van de gebruikersnaam komt overeen met de gebruikersnaam van het account van [naam 11] : [e-mailadres] . Op dit filmpje was een aantal transacties te zien in de periode van 26 tot en met 28 april 2021. Deze transacties komen overeen met de transacties die op dezelfde momenten hebben plaatsgevonden met het Binance account van [naam 11] .
Bovendien zijn twee van de transacties op 26 april 2021 te relateren aan andere (niet aan de verdachte tenlastegelegde) bankhelpdeskfraudes met dezelfde modus operandi. Bij een van die transacties is een deel van de bitcoins weggeboekt naar het Bitvavo-account van de verdachte.
Ook is op 29 april 2021 op de telefoon van de verdachte een notitie aangemaakt met de tekst:
“Today is 2021 april 30th, my account is applying for withdrawal of 14.6 ETHEREUM coins with 33.5k euro amount. I confirm that this is my own operation. I am contacting Binance CS to resume the withdrawal function of my Binance account [e-mailadres] .”
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte op en rond de pleegdatum (28 april 2021) toegang en beschikking had over het Binance account dat op naam stond van [naam 11] . Gelet hierop en gezien verdachtes betrokkenheid bij de oplichting van aangever [aangever 5] , concludeert de rechtbank dat de verdachte op 28 april 2021 ook betrokkenheid heeft gehad bij de storting van het door de oplichting van aangever [aangever 5] buitgemaakte bedrag van € 33.5000,- op het Binance account van [naam 11] , wat precies het bedrag is dat in de notitie wordt genoemd, om daarvan 14.6 Ethereum te kopen.
De verdachte wordt, gelet op het voorgaande, als medepleger van het witwassen van
€ 33.500,-, de oplichting en de computervredebreuk in deze zaak aangemerkt.
Zaak Grou, aangeefster [aangeefster 5] (feit 1)
Op 19 mei 2021 is aangeefster [aangeefster 5] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Er zijn vervolgens bedragen van de spaarrekening overgemaakt naar de betaalrekening. In totaal is er € 189.338,- van haar rekening afgeschreven.
Een deel daarvan is opgenomen bij een geldautomaat en de rest is in twaalf transacties overgeboekt naar twee Binance accounts van zogenoemde katvangers. Vervolgens zijn vanaf die accounts bitcoins doorgestort naar de accounts van de verdachte en de medeverdachten. Daarmee is sprake van het verbergen en/of verhullen van de werkelijke aard en herkomst van de bitcoins. Uit de bij [aangeefster 5] gebruikte modus operandi – die gelijk is aan de andere zaken in dit dossier – de betrokkenheid van [medeverdachte 2] bij de katvangersaccounts en de verdeling van de bitcoins over de accounts van de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat de bitcoins van bankhelpdeskfraude afkomstig waren.
De andersluidende verweren kunnen daarom geen stand houden. Het medeplegen van witwassen van de bitcoins wordt bewezen.
4.3.3.
Gewoontewitwassen feit 1
Voor zover door de verdediging is aangevoerd dat geen sprake is van gewoontewitwassen wordt dit verweer verworpen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, nu het witwassen gedurende een periode van ongeveer vijf maanden, frequent en op verschillende manieren heeft plaatsgevonden.
4.3.4.
Bewijswaardering feit 4 (witwassen 0,63083362 bitcoins)
Anders dan de raadsvrouw in haar verweer heeft aangevoerd, gaat het hier niet om de in beslag genomen bitcoins op het bitcoinaccount van de verdachte maar op de bitcoinadressen die tezamen in het dossier worden aangeduid als het ‘cluster [verdachte] / [medeverdachte 2] ’. De door de verdediging gevoerde verweren, die zien op de beschikkingsmacht van de verdachte over deze wallet en de herkomst van de gelden, worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 4 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.5.
Bewijswaardering feit 7 (zaak Leads)
Aan de verdachte wordt onder feit 7 onder meer verweten dat hij in de periode van 3 april 2021 tot en met 14 september 2021, al dan niet samen met een ander of anderen, niet-openbare gegevens heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij bij het verwerven en/of voorhanden krijgen daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Standpunt verdediging
Primair dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken. Het aan de verdachte gemaakte verwijt is gebaseerd op artikel 139g Sr. In dit artikel wordt - kort gezegd - strafbaar gesteld de heling van niet-openbare gegevens. Voor een bewezenverklaring van heling van niet-openbare gegevens is vereist dat kan worden vastgesteld dat deze gegevens door misdrijf zijn verkregen. Zie het arrest van het Hof Den Haag van 14 februari 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:217). Bij de verdachte zijn leads aangetroffen op een telefoon en op een USB-stick. Van wie die gegevens afkomstig zijn en hoe die op deze gegevensdragers terecht zijn gekomen, kan niet worden vastgesteld. Er is dan ook niet gebleken dat de bij de verdachte aangetroffen leads afkomstig zijn uit enig misdrijf of dat de verdachte dit had moeten vermoeden. Ook geeft het dossier geen aanknopingspunten voor het verwijt dat de verdachte bestanden of gegevens heeft verspreid.
Subsidiair dient vrijspraak te volgen voor de leads die op de USB-stick in de jas zijn aangetroffen, omdat niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat de USB-stick van de verdachte is.
Beoordeling
De verdachte heeft een grote hoeveelheid persoonsgegevens voorhanden gehad op zijn telefoon en een USB-stick. Het ging om lijsten met het geslacht en de initialen, namen, geboortedata, woonadressen, e-mailadressen, telefoonnummers en bankrekeningnummers van personen. Daarnaast stonden op de USB-stick lijsten met namen, adressen, e-mailadressen en telefoonnummers van personen. Deze lijsten, ook wel leads genoemd, bevatten derhalve niet-openbare gegevens.
De verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en geen verklaring afgelegd over de herkomst en de wijze waarop hij de beschikking heeft gekregen over deze leads. Ook is uit het onderzoek niet gebleken dat de verdachte deze leads uit eigen misdrijf heeft verkregen. Wel zijn in het dossier aanwijzingen te vinden dat door de verdachte en de medeverdachten leads zijn gekocht en zijn ook bij de medeverdachten leads aangetroffen. Het voorhanden hebben van leads past binnen het kader van de door de verdachte en zijn medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude, voor de uitvoering waarvan de daarin opgenomen persoonsgegevens het noodzakelijk beginpunt vormen.
Niet valt in te zien hoe deze lijsten met persoonsgegevens, die vallen onder de bescherming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen op rechtmatige wijze in het bezit van de verdachte kunnen zijn gekomen. Reeds omdat het volstrekt onwaarschijnlijk is dat is voldaan aan de voor rechtmatige verstrekking vereiste toestemming van de betrokkenen om hun persoonsgegevens te gebruiken met een ander doel dan waarvoor deze zijn afgegeven, laat staan voor het plegen van bankhelpdeskfraude. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank zich dan ook geen aannemelijk scenario voorstellen waarbij deze leads op een legale manier zijn verkregen en volgt daaruit de conclusie dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van die leads minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren.
De verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de USB-stick in de jas en de gegevens die daarop stonden, wordt door de rechtbank als niet geloofwaardig terzijde geschoven, gelet op de vindplaats van de USB-stick en het in de kraag van de jas aangetroffen DNA-materiaal dat matcht met het DNA van de verdachte. Het feit dat de auto volgens de verklaring van de verdachte ook door anderen werd gebruikt en op de jas ook DNA-materiaal van anderen is aangetroffen, brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie, evenmin als het feit dat op die USB-stick verwijderde gegevens staan die bij eerste beschouwing niet rechtstreeks met de verdachte in verband gebracht kunnen worden.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.6.
Bewijswaardering feit 5 (deelneming aan criminele organisatie)
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, omdat de duurzaamheid en structuur van de samenwerking tussen de verdachten en anderen onvoldoende waren om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr te kunnen spreken en omdat het aandeel van de verdachte in de samenwerking niet zodanig groot was om als deelnemer van een organisatie te kunnen worden aangemerkt.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien sprake is van een samenwerkingsverband dat bestaat uit twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur, dat de verdachte tot dat samenwerkingsverband behoort en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel die ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Niet is vereist dat deelnemers met alle personen in de organisatie samenwerken of alle personen in de organisatie kennen.
Op grond van de bewezenverklaarde feiten in de afzonderlijke zaakdossiers en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich samen met de medeverdachten, in wisselende samenstellingen, gedurende een periode van vijf maanden meerdere keren schuldig heeft gemaakt aan het plegen van bankhelpdeskfraude. Zoals hiervoor is overwogen, is een aanzienlijke mate van organisatie en samenwerking inherent aan deze vorm van fraude. Er moesten gegevens van personen op leeftijd worden verkregen, de slachtoffers zijn gebeld, pincodes afhandig gemaakt, pinpassen en digipassen of scanners opgehaald, er is ingelogd op hun digitale bancaire omgeving, er zijn geldbedragen overgeschreven van hun spaarrekening naar hun lopende bankrekening, opnamelimieten verhoogd, geldopnames met de bankpassen gedaan en/of goederen aangeschaft. Deze handelingen werden steeds door verschillende daders verricht, die via hun telefoons in nauw contact stonden met elkaar, ieder om hun eigen rol bij de bankhelpdeskfraude te kunnen uitvoeren voor het gezamenlijke doel: de bankrekeningen van de slachtoffers -zo snel mogelijk- leeghalen. Vervolgens werd een verdeling van ‘de opbrengst’ gemaakt. Veelal werd door één of meer van de daders gewinkeld met de pinpas van het slachtoffer en gaven andere daders hun bestelling door, waarna de gekochte goederen werden verdeeld onder de daders.
Gelet hierop is sprake geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid, dat tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude (bestaand uit het plegen van oplichting, computervredebreuk en witwassen). De verdachte heeft hieraan deelgenomen. Hij is steeds actief betrokken geweest bij de bankhelpdeskfraudes en heeft meerdere rollen vervuld: hij is pinner, koerier, facilitator en coördinator geweest en heeft met de bankpassen van slachtoffers gewinkeld en bitcoins gekocht dan wel ontvangen. Met deze gedragingen heeft de verdachte een substantieel aandeel gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 5 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 20 april 2021 tot en met 13 september 2021 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen,
van voorwerpen te weten
ongeveer
2,4891bitcoin de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en/of verhuld
en een voorwerp,
te weten
270.638 euro, heeft overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemd voorwerp gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en zijn mededader(s) wist(en), dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, en van het plegen van witwassen een gewoonte hebben gemaakt;
2.
hij in de periode van
20 april 2021tot en met 14 september 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer geautomatiseerde werken, te weten
- een server en/of netwerk van een bank en/of
- een server en/of netwerk in gebruik bij een bank en/of
- een netwerk en/of een server die de bancaire omgeving host van [aangeefster 2] en [naam 12] en [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 5] , is binnengedrongen,
doordat verdachte en/of zijn mededader(s) met behulp van één of meerdere (verkregen) pincode(s) en/of inloggegevens toebehorende aan die [aangeefster 2] en/of [naam 12] en/of [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] , behorende bij de bankrekening(en) van die [aangeefster 2] en/of [naam 12] en/of [aangever 1] en/of [aangever 2] en/of [aangever 5] is/zijn ingelogd op voornoemde geautomatiseerd
ewerken,
en vervolgens- binnen die geautomatiseerde werken overboekingen heeft/hebben verricht (van spaar- naar betaalrekening) en/of
- de opnamelimiet van (een) (betaal/bank) rekening(en) heeft/hebben verhoogd en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) betaling(en) heeft/hebben verricht en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) pinopnames heeft/hebben verricht;
3.
hij in de periode van
20 april2021 tot en met 14 september 2021s in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels
a. [aangeefster 2] en [naam 12] en [naam 13] en [aangever 1] en [aangever 2] en [aangever 5] en b. de Volksbank en Rabobank heeft bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas(sen) en/of digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) en/of ad b. geldbedragen,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar met voren omschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid ad a. voornoemde bankpas(sen), digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) onder valse voorwendselen verworven door zich voor te doen als (een) bonafide bankmedewerker(s), waardoor die [aangeefster 2] , [naam 12] , [naam 13] , [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 5] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte en/of (vervolgens)
ad. b. met die goederen en/of gegevens op bankrekeningen ingelogd als zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [aangeefster 2] , [naam 12] , [aangever 1] , [aangever 2] , en/of [aangever 5] , en/of vervolgens goederen en/of cryptovaluta aangekocht/betaald en/of pinopnames verricht, waardoor de Volksbank en/of Rabobank werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op 14 september 2021 te Almere voorwerpen, te weten
- een designertas en- designerschoenenen- luxe kleding en- een riem en- ongeveer 0,63083362 bitcoins,
heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij in de periode van 10 mei 2021 tot en met 14 september 2021 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude bestaande uit misdrijven, te weten - het plegen van computervredebreuk en- het plegen van oplichting en- het plegen van witwassen ;
6.
hij op 2 juli 2021 te Papendrecht tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels [aangeefster 1] te bewegen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten haar bankpas en Digi-kastje en haar pincode, voornoemde persoon heeft gebeld en zich voorgedaan als bankmedewerker en gezegd dat de bankpas nog diezelfde dag opgehaald zou worden door een koerier en dat de
pincode gewijzigd of vernieuwd moest worden en daarbij gevraagd wat de oude pincode was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij in de periode van 30 april 2021 tot en met 14 september 2021 in Nederland niet-openbare gegevens, te weten
lijsten van persoonsgegevens, te weten: geslacht en initialen en namen en geboortedata en woonadressen en e-mailadressen en telefoonnummers en bankrekeningnummers, van
- 110 personen (geboren tussen 12 februari 1934 en 25 november 1950), op een Apple Iphone 12Pro (A.02.01.001) en- 843 personen (zijnde 249 personen geboren tussen 5 januari 1927 en 9 juli 1997 en 594 personen geboren tussen 20 juni 1932 en 4 september 1967) op een USB-stick (Z.02);
en een lijst van persoonsgegevens, te weten: namen en adressen en e mailadressen en telefoonnummers, van 621.563 personen op een USB-stick (Z.02)
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Gelet op wat besproken is op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

5.1.
Ten aanzien van de feiten 1 en 4
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde witwassen van geldbedragen, cryptovaluta en luxe goederen (feiten 1 en 4) dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing is. Aannemelijk is geworden dat deze voorwerpen afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Omdat slechts kan worden bewezen dat de verdachte deze voorwerpen heeft verworven of voorhanden heeft gehad en er geen sprake is van een verhullingshandeling, kunnen die gedragingen niet als witwassen als bedoeld in artikel 420bis, eerste lid, Sr worden gekwalificeerd.
5.1.2.
Beoordeling
Ten aanzien van feit 1
Van de door de verdediging geschetste situatie is hier geen sprake.
Ten aanzien van de bewezenverklaarde 2,4891 bitcoins geldt dat de rechtbank heeft bewezenverklaard dat de verdachte verbergings-/verhullingshandelingen heeft verricht. Uit de bewijsmiddelen volgt daarnaast dat het bewezen verklaarde geldbedrag, dat uit de bankhelpdeskfraude afkomstig is, is uitgegeven aan (luxe) goederen en cryptovaluta. De verdachte heeft dat geldbedrag dus overgedragen, omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt en niet ‘enkel verworven of voorhanden gehad’.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 4
Met de door de verdachte (mede)gepleegde oplichtingen is geld buitgemaakt. Dat geld is nadien omgezet, want daarmee zijn de luxe goederen en bitcoins gekocht die op de tenlastelegging worden vermeld. Deze voorwerpen zijn dus ‘middellijk’ afkomstig uit eigen misdrijf. De kwalificatie-uitsluitingsgrond gaat niet op in gevallen waarin sprake is van het verwerven en/of voorhanden hebben van voorwerpen die ‘middellijk’ afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf. Het verweer wordt om die reden verworpen.
5.2.
De bewezen feiten leveren op:
1.
Medeplegen van, van het plegen van witwassen een gewoonte maken;

2.

medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;

3.

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

4.

witwassen;

5.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
6.
medeplegen van poging tot oplichting;
7.
niet-openbare gegevens voorhanden hebben, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf zijn verkregen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf maanden samen met anderen in georganiseerd verband schuldig gemaakt aan het plegen van bankhelpdeskfraude en een poging daartoe. In ieder geval zeven personen en twee banken zijn daarvan het slachtoffer geworden en daarbij opgelicht voor een totaalbedrag van ruim € 270.000,-. De verdachte en zijn medeverdachten hebben doelbewust mensen van veelal hoge leeftijd uitgezocht als doelwit van hun frauduleuze praktijken. Zij maakten daarbij gebruik van illegaal verkregen lijsten met persoonsgegevens (leads), soms gesorteerd op leeftijd. De gebelde slachtoffers werd wijsgemaakt dat hun banktegoed gevaar liep en op slinkse en geraffineerde wijze werden zij gemanipuleerd om hun bankpas, pincode en digipas of scanner af te geven. De bankrekeningen van de slachtoffers werden vervolgens zo snel mogelijk leeggehaald door te pinnen bij een dichtstbijzijnde geldautomaat, de bankpas te gebruiken voor het aankopen van luxe merkartikelen of geld door te sluizen naar verschillende bitcoinaccounts. De fraudeconstructie was professioneel opgezet en core business voor de verdachte. Het dossier bevat concrete aanwijzingen dat het onderhavige aantal slachtoffers slechts een fractie is van de daadwerkelijke gedupeerden van de door de verdachte en zijn medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraudes.
De rechtbank rekent de verdachte zijn berekenende, doortrapte en enkel op geld beluste handelen ernstig aan.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben moedwillig misbruik gemaakt van het gewekte vertrouwen bij kwetsbare slachtoffers, door hen te overrompelen met een leugen en zo uit hun evenwicht te brengen. Zij kozen hun slachtoffers uit op hun hoge leeftijd. Zij hebben zodoende niet alleen het geld van de slachtoffers afgenomen -in sommige gevallen hadden de slachtoffers niets meer op hun bankrekeningen staan en konden zij zelfs geen boodschappen meer doen-, maar ook hun zelfvertrouwen, gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens in ernstige mate aangetast, zoals blijkt uit de aangiftes van de slachtoffers. Verder hebben veel slachtoffers verklaard dat het handelen door de verdachte en zijn mededaders voor gevoelens van schaamte, stress en angst hebben gezorgd.
Daarnaast is bankhelpdeskfraude een misdrijf dat het vertrouwen ondermijnt dat rekeninghouders in het algemeen in het betalingsverkeer en het bankwezen mogen hebben. Dit vertrouwen is van groot belang voor het maatschappelijk en economisch verkeer. Ook leidt bankhelpdeskfraude tot hoge kosten voor de banken.
De verdachte heeft zich niet bekommerd om de gevolgen van zijn handelen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin: een makkelijke manier om snel aan veel geld te komen om een luxe leventje met dure kleding en spullen te bekostigen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waaronder tweemaal voor bankhelpdeskfraude in dezelfde periode als de huidige pleegperiode.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 en 28 april 2022 en een voortgangsverslag, gedateerd 6 juni 2023. De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van deze rapporten. De reclassering heeft in het voortgangsverslag gerapporteerd dat de verdachte zijn zaken inmiddels op orde heeft en zich goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. De verdachte heeft een betaalde baan en woont bij zijn moeder. De reclassering ziet geen meerwaarde in het stellen van bijzondere voorwaarden met reclasseringsbemoeienis indien een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd.
Op de terechtzitting heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte zijn leven nog altijd op orde heeft. Hij heeft na zijn detentie in de onderhavige zaak het roer omgegooid en is niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen.
7.4.
Strafmaatverweer verdediging
De verdediging heeft verzocht om de ouderdom van de feiten, de huidige, positieve persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn spijtbetuiging in strafverminderende zin mee te wegen en een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Er is daarnaast sprake van schending van artikel 8 van het EVRM, omdat de politie aan meerdere contactpersonen van de verdachten een bericht heeft gestuurd dat zij personen had aangehouden wegens bankhelpdeskfraude en daarbij foto’s van goederen die onder de verdachten in beslag zijn genomen, heeft meegestuurd en in een persbericht van het openbaar ministerie heeft getoond. Er was geen wettelijke grondslag voor deze daderpreventieactie. Zodoende heeft de politie de privacy van de verdachte geschonden.
Dit levert een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), dat tot strafvermindering dient te leiden.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard, ernst en duur van de bewezen verklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf van forse duur. Daarbij wegen het doelbewust kiezen van kwetsbare slachtoffers, de doortrapte werkwijze, de professioneel opgezette fraude en de omvang van de schade zwaar mee. Ook het feit dat de verdachte is doorgegaan met zijn strafbare praktijken ondanks dat hij in de tenlastegelegde periode voor vergelijkbare feiten is aangehouden door de politie, werkt niet in zijn voordeel.
De rechtbank houdt in licht strafverminderende zin rekening met het tijdsverloop sinds de aanhouding van de verdachte in september 2021. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat de verdachte in de afgelopen twee jaren, sinds het einde van zijn preventieve detentie, zijn leven een positieve wending heeft gegeven, niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat hij op de terechtzitting enige openheid van zaken over zijn aandeel in een aantal feiten heeft gegeven. Daarbij wordt wel opgemerkt dat hij over het merendeel van de bewezenverklaarde feiten geen of een ontkennende verklaring heeft afgelegd, waardoor het erop lijkt dat hij zijn aandeel wil bagatelliseren en hij naar het oordeel van de rechtbank geen volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Dit doet ook afbreuk aan de oprechtheid van zijn ter zitting afgelegde spijtbetuiging.
Voor toepassing van strafvermindering op grond van artikel 359a Sv is vereist dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, dat de verdachte door dat vormverzuim daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden en dat strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is. Het moet dus gaan om een voldoende ernstig vormverzuim dat concreet de belangen van de verdachte in de strafzaak heeft aangetast.
Uit het proces-verbaal ‘Verantwoording daderpreventie actie’ blijkt dat de politie op 19 oktober 2021 met een telefoon van de politie aan totaal 15 contactpersonen van de verdachten een bericht heeft gestuurd. Dat bericht hield in dat de politie zes jongens en vier meisjes, die de contactpersoon kende, had aangehouden wegens ‘het belazeren van kwetsbare ouderen’, en eindigde met de zin ‘weet met wie je omgaat, want de politie treedt hard op tegen babbeltrucs; of je nou belt met een alias, een pinpasje ophaalt of één keer pint voor iemand anders’. Het doel hiervan was volgens het proces-verbaal (dader)preventie van deze specifieke groep personen, die waarschijnlijk op de hoogte waren van de strafbare feiten. Daarnaast was het doel om te laten zien dat de politie op de hoogte is van dit soort vormen van fraude en oplichting. Bij het bericht zijn foto’s van onder de verdachten in beslag genomen voorwerpen toegevoegd. De officier van justitie heeft aangevoerd dat deze daderpreventieactie was gegrond op artikel 3 van de Politiewet 2012.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de daderpreventieactie onrechtmatig is geweest. Daarbij komt dat, indien en voor zover er wel sprake zou zijn een vormverzuim, dit niet tot strafvermindering leidt, omdat niet is gebleken dat de verdachte enig nadeel van de daderpreventieactie heeft ondervonden. De inhoud van het politiebericht bevat geen gegevens die te herleiden zijn naar de persoon van de verdachte en hetzelfde geldt voor de foto’s die met het bericht zijn meegestuurd. Op de foto’s waren veelvoorkomende en bekende merkkleding en accessoires te zien, zonder specifieke, naar de verdachte te herleiden kenmerken. Dit strafmaatverweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zoals de verdediging heeft verzocht. Gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en omdat de verdachte van enkele feiten wordt vrijgesproken, komt de rechtbank wel tot een lagere strafoplegging dan de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren passend en geboden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de voorlopige hechtenis te schorsen, zoals de raadsvrouw heeft verzocht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de op de beslaglijst (van 11 maart 2024) vermelde kleding, tas, riem, schoenen en petten (nrs. 3 t/m 22) en 0,6308336 bitcoins (ter waarde van € 24.660,63) (nr. 30) verbeurd te verklaren en de zilverkleurige iPhone 11 en blauwe iPhone 12 (nrs. 23 en 25) te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen voorwerpen behoren aan de verdachte toe.
De kleding, tas, riem, schoenen, petten en bitcoins zijn geheel of grotendeels verkregen uit de door hem (mede)gepleegde, bewezen verklaarde feiten. Deze voorwerpen zullen daarom worden verbeurd verklaard.
De in beslag genomen iPhone 11 en iPhone 12 bevatten lijsten met persoonsgegevens die zijn gebruikt bij het plegen van de feiten. Het ongecontroleerde bezit van die lijsten is in strijd met de wet en het algemeen belang en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. Deze telefoons zullen daarom worden onttrokken aan het verkeer.
Op de beslaglijst wordt ook een goudkleurige iPhone 6s vermeld (nr. 24). Omdat niet is komen vast te staan dat dit voorwerp verband houdt met de bewezen verklaarde feiten, zal een last worden gegeven tot teruggave van dit voorwerp aan de verdachte.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd:
a. a) de Volksbank N.V. (hierna ook: de Volksbank), tevens handelende onder de naam SNS, gevestigd te Utrecht
De Volksbank vordert een bedrag van € 49.431,- aan materiële schade, bestaande uit:
-schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 1] (€ 13.708,-) en [slachtoffer 2] (€ 34.523,-);
-onderzoekskosten ten bedrage van € 1.200,-.
b) Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna ook: Rabobank), gevestigd te Utrecht
Rabobank vordert een bedrag van € 263.975,- aan materiële schade, bestaande uit:
-schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 3] (€ 5.000,-), [slachtoffer 4]
(€ 5.000,-), [slachtoffer 5] (€ 19.720,-), [slachtoffer 6] (€ 33.500,-), [slachtoffer 7] (€ 189.338,-) en [slachtoffer 8] (€ 11.417,-);
- onderzoekskosten ten bedrage van € 720,-.
c) [slachtoffer 8] , wonende te Utrecht
[slachtoffer 8] vordert een bedrag van € 10.300,-, bestaande uit:
-een bedrag van € 300,- aan materiële schade ter zake van een verkeersboete de hij heeft gekregen, omdat hij belde tijdens het fietsen. Hij was aan de telefoon met de nepbankmedewerker en was in paniek, omdat zij had gezegd dat er fraude met zijn bankrekening werd gepleegd, waardoor hij het telefoongesprek niet wilde verbreken;
-€ 10.000,- aan immateriële schade wegens angstgevoelens en slapeloosheid.
d) [benadeelde partij 1] , nabestaande van het slachtoffer [slachtoffer 5]
[benadeelde partij 1] vordert een bedrag van € 500,- aan immateriële schade en € 439,74 aan proceskosten.
9.2.
Beoordeling
Ad a) de Volksbank
De verdachte is vrijgesproken van de ten laste gelegde oplichting van het slachtoffer [slachtoffer 1] , waaruit de gevorderde schade van € 13.708,- zou zijn ontstaan. De Volksbank wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in dit deel van de vordering.
De Volksbank heeft gemotiveerd en met stukken onderbouwd dat zij als gevolg van de bewezen verklaarde oplichting van het slachtoffer [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 34.523,-, doordat zij het slachtoffer schadeloos heeft gesteld. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat ook de post ‘onderzoekskosten’ voor toewijzing in aanmerking komt. Uit de toelichting is voldoende duidelijk waar het onderzoek door de Volksbank uit heeft bestaan en het opgevoerde aantal uren per zaak en uurtarief komen de rechtbank niet onredelijk voor. Omdat het gevorderde bedrag van € 1.200,- ziet op onderzoekskosten die zijn gemaakt in twee zaken, te weten de zaak [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en de verdachte in de eerstgenoemde zaak is vrijgesproken, zal de helft van het gevorderde bedrag, € 600,-, worden toegewezen,
In totaal zal dus een bedrag van € 35.123,- worden toegewezen.
De Volksbank heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over € 17.261,50 vanaf 28 mei 2021, over € 17.261,50 vanaf 17 september 2021 en over € 600,- vanaf 23 april 2021, de datum waarop de Volksbank aangifte heeft gedaan.
Nu de vordering van de Volksbank (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de Volksbank gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Ad b) Rabobank
Rabobank wordt niet-ontvankelijk verklaard in de twee vorderingen van € 5.000,- ter zake van schadeloosstelling van de slachtoffers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] wegens oplichting, omdat die oplichtingen niet aan de verdachte zijn ten laste gelegd.
Rabobank heeft gemotiveerd en met stukken onderbouwd dat zij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 253.975,-, doordat zij de slachtoffers [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] schadeloos heeft gesteld. Dit bedrag wordt daarom toegewezen.
Ook de post ‘onderzoekskosten’ komt voor toewijzing in aanmerking. Rabobank heeft voldoende onderbouwd welke verrichtingen er hebben plaatsgevonden om de geleden schade te herstellen. Verder komt het opgevoerde bedrag van € 120,- per zaak de rechtbank niet onredelijk voor. Omdat schadevergoeding wordt toegewezen in vier dossiers is aan onderzoekskosten een bedrag van € 480,- (4x € 120,-) toewijsbaar.
In totaal zal dus een bedrag van € 254.455,- worden toegewezen.
Rabobank heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over:
-€ 33.500,- vanaf 14 mei 2021;
-€ 189.338,- vanaf 26 juli 2021;
-€ 19.720,- vanaf 9 augustus 2021;
-€ 11.417,- vanaf 16 augustus 2021;
-€ 480,- vanaf 16 juli 2021 (de datum waarop Rabobank aangifte heeft gedaan).
Nu de vordering van Rabobank (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door Rabobank gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Ad c) [slachtoffer 8]
De rechtbank is van oordeel dat de verkeersboete die aan [slachtoffer 8] is opgelegd rechtstreeks verband houdt met de bewezen feiten en dat die schade daarom voor vergoeding in aanmerking komt. De verkeersboete bedraagt € 109,-. Dit bedrag zal worden toegewezen. [slachtoffer 8] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering voor zover die ziet op het ter zake meer gevorderde.
[slachtoffer 8] heeft ook een vergoeding van immateriële schade wegens nadelige, psychische gevolgen gevorderd. Art. 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten onder meer in geval van aantasting in de persoon op andere wijze, waarvan in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. De vordering van [slachtoffer 8] is hierop gebaseerd.
Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
[slachtoffer 8] heeft in zijn vordering en op de zitting naar voren gebracht dat hij als gevolg van de bankhelpdeskfraude nog steeds last heeft van angstgevoelens, slapeloosheid en nachtmerries, dat zijn vertrouwen in de medemens is geschaad en dat hij angstig wordt als de telefoon gaat. Hij heeft geen objectief bewijs geleverd voor het gestelde psychisch letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval echter sprake van een situatie waarin de aard en de ernst van de normschendingen door de verdachte en zijn mededaders meebrengen dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 8] zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in persoon op andere wijze. Er is immers sprake van een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd gekozen en op een zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Zij hebben de slachtoffers voorgelogen dat zij financieel gevaar liepen en zij als bankmedewerkers degenen waren die hen daarbij konden helpen. Zij hebben soms uren met de slachtoffers aan de telefoon gezeten, ook in het geval van [slachtoffer 8] , en op hen ingepraat om hun vertrouwen te winnen en de pincode te bemachtigen en ze zijn bij de slachtoffers thuis de bankpassen gaan ophalen. Uit hun verklaringen bij de rechter-commissaris blijkt dat vrijwel alle slachtoffers, net als [slachtoffer 8] , nadelige, psychische gevolgen ondervinden van de feiten, zoals angstgevoelens, stress, slapeloosheid, nervositeit, schaamte en wantrouwen. De geleden immateriële schade komt dan ook voor vergoeding in aanmerking. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade billijk.
In totaal zal dus een bedrag van € 609,- worden toegewezen.
[slachtoffer 8] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over € 609,- vanaf 1 juli 2021.
Nu de vordering van [slachtoffer 8] deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door [slachtoffer 8] gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Ad d) [benadeelde partij 1]
De rechtbank stelt vast dat uit de overgelegde stukken genoegzaam is gebleken dat [benadeelde partij 1] gerechtigd is om als erfgenaam van [slachtoffer 5] de vordering in te dienen.
De gevorderde immateriële schade van € 500,- wordt toegewezen. De rechtbank verwijst voor de motivering van deze schadepost naar hetgeen zij daarover hiervoor bij de benadeelde partij [slachtoffer 8] heeft overwogen.
De opgevoerde kosten van € 439,74 houden rechtstreeks verband met de bewezen feiten en zijn voldoende onderbouwd. De rechtbank zal dit bedrag daarom ook toewijzen.
In totaal zal dus een bedrag van € 939,74 worden toegewezen.
[benadeelde partij 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente over € 939,74 vanaf 24 juni 2021.
Nu de vordering van [benadeelde partij 1] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Hoofdelijke aansprakelijkheid (ter zake van a, b, c en d)
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met zijn mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover een mededader een benadeelde partij betaalt, is de verdachte in zoverre jegens die benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Schadevergoedingsmaatregel (ter zake van a, b, c en d)
De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr passend en geboden.
Anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, zal de schadevergoedingsmaatregel ook worden opgelegd inzake de toegewezen vorderingen van de Volksbank en Rabobank. Het gaat hier weliswaar om professionele banken die in staat moeten worden geacht met eigen incassomogelijkheden hun vorderingen op de verdachte en de medeverdachten te verhalen, maar de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie geven geen aanleiding om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot natuurlijke personen of (rechts)personen die die mogelijkheid niet hebben. In deze zaak weegt de rechtbank mee dat het grootste deel van hun vorderingen ziet op de schade die hun klanten, natuurlijke personen, hebben geleden. Als deze klanten afzonderlijk hun vorderingen hadden ingediend, had oplegging van de schadevergoedingsmaatregel waarschijnlijk niet ter discussie gestaan. Ook is van belang dat de banken terugbetaling vorderen van de kosten die zijn gemaakt om de schade van de klanten te vergoeden. De banken zijn tot dit laatste niet verplicht, zij hebben dit uit coulance gedaan. Daardoor hebben de slachtoffers in deze zaak op korte termijn hun verdwenen banktegoeden vergoed gekregen en hebben zij niet hoeven wachten op de uitkomst van deze zaak. Ook hoefden zij niet meer zelf een vordering in te stellen en is hen het daarmee gepaarde papierwerk bespaard gebleven. Wanneer de banken deze tegoeden zelfstandig zouden moeten terugvorderen bij verdachten van dergelijke misdrijven, neemt die bereidheid tot coulancevergoedingen in de toekomst wellicht af. De rechtbank acht dat onwenselijk.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 33b, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 63, 138ab, 139g, 140, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 t/m 5: de kleding, tas, riem, schoenen en petten (nrs. 3 t/m 22) en 0,6308336 bitcoins (ter waarde van
€ 24.660,63) (nr. 30);
- verklaart de zilverkleurige iPhone 11 en blauwe iPhone 12 (nrs. 23 en 25) onttrokken aan het verkeer;
- gelast de teruggave aan de verdachte van de goudkleurige iPhone 6s (nr. 24);
Ten aanzien van de benadeelde partij de Volksbank N.V.
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
de Volksbankte betalen een bedrag van
€ 35.123,00 (zegge: vijfendertigduizend honderdendrieëntwintig euro) aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 17.261,50 vanaf 28 mei 2021, over € 17.261,50 vanaf 17 september 2021 en over € 600,- vanaf 23 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij de Volksbank niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de Volksbank te betalen
€ 35.123,00 (hoofdsom, zegge: vijfendertigduizend honderdendrieëntwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over € 17.261,50 vanaf 28 mei 2021, over € 17.261,50 vanaf 17 september 2021 en over
€ 600,- vanaf 23 april 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 35.123,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
44 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Ten aanzien van de benadeelde partij Coöperatieve Rabobank U.A.,
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Rabobankte betalen een bedrag van
€ 254.455,00 (zegge: tweehonderdvierenvijftigduizend vierhonderdvijfenvijftig euro)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 33.500,- vanaf 14 mei 2021, € 189.338,- vanaf 26 juli 2021, € 19.720,- vanaf 9 augustus 2021, € 11.417,- vanaf 16 augustus 2021 en
€ 480,- vanaf 16 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij Rabobank niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de Rabobank te betalen
€ 254.455,00 (hoofdsom, zegge: tweehonderdvierenvijftigduizend vierhonderdvijfenvijftig euro), vermeerderd met de
wettelijke rente over € 33.500,- vanaf 14 mei 2021, € 189.338,- vanaf 26 juli 2021,
€ 19.720,- vanaf 9 augustus 2021, € 11.417,- vanaf 16 augustus 2021 en € 480,- vanaf 16 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 254.455,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
319 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 2] te betalen een bedrag
van € 109,00 (zegge: honderdnegen euro)aan materiële schade en
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 609,00 vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 2] te betalen
€ 609,00 (hoofdsom, zegge: zeshonderdnegen euro), vermeerderd met de wettelijke rente over € 609,00 vanaf 1 juli 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 609,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader(s), des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te betalen een bedrag
van € 439,74 (zegge: vierhonderdnegenendertig euro en vierenzeventig cent)aan materiële schade en
€ 500,00 (zegge: vijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 939,74 vanaf 24 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij 1] te betalen
€ 939,74 (zegge: negenhonderdnegenendertig euro en vierenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over € 939,74 vanaf 24 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 939,74 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
1 dag;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
Ten aanzien van alle vier benadeelde partijen
verstaat dat betaling aan een benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader/mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van die benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen de Volksbank, Rabobank, [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van alle vier benadeelde partijen begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Aagaard, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 mei 2024.
Bijlage I
Tekst gewijzigde, nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 april
2021 (zaak Volksbank, aangeefster [aangeefster 2] ) tot en met 13
september 2021
te Hoogeveen, Amsterdam, Veenendaal, Biddinghuizen, Noordeloos,
Utrecht, Grou, Wergea en/of te Almere, althans in Nederland
(telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een of meer voorwerp(en) te weten
cryptovaluta (ongeveer 2,4584 bitcoin (zaak Grou, zijnde het totaal van
0,060309 bitcoin en/of 0,06005 bitcoin en/of 1,8260 bitcoin)) en/of
14,6 Ethereum (zaak Diatomiet)) en/of
(tenminste) 282.638 euro (zijnde 14.663 euro zaak Volksbank,
aangeefster [aangeefster 2] , en/of 2.000 euro, zaak Veenendaal, en/of
19.720 euro, zaak Noordeloos, en/of 11.417 euro, zaak Utrecht, en/of
189.338 euro, zaak Grou, en/of 33.500 euro, zaak Diatomiet) althans één
of meerdere geldbedragen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft
verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en)
was/waren en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) voorwerp(en)
voorhanden
heeft/hebben gehad
en/of
(een) voorwerp(en), te weten de/het zojuist benoemde voorwerp(en),
heeft
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet
en/of van
voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
wist(en), althans redelijkerwijs had(den) kunnen vermoeden,
dat/die voorwerp(en)
– onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit
enig(e) misdrijf/misdrijven,
en
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 maart
2021 (zaak Volksbank, aangifte [aangever 3] ) tot en met 14 september
2021 te Apeldoorn, Amsterdam, Veenendaal, Biddinghuizen,
Noordeloos, Utrecht, Wergea en/of Almere, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in (een) (gedeelte van) één of
meer
geautomatiseerd(e) werk(en), te weten
- een server en/of netwerk van een bank en/of
- een server en/of netwerk in gebruik bij een bank en/of
- een netwerk en/of een server die de bancaire omgeving host van J.
[aangever 3] en/of [aangeefster 2] en/of [naam 12] , en/of [aangever 1]
, en/of [aangever 2] , en/of [aangever 5] ,
is/zijn binnengedrongen,
doordat verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
met behulp van één of meerdere (verkregen) pincode(s) en/of
inloggegevens
(toebehorende aan die [aangever 3] en/of [aangeefster 2] en/of [naam 12] ,
en/of [aangever 1] , en/of [aangever 2] , en/of [aangever 5] ),
(behorende bij de bankrekening(en) van die [aangever 3] en/of
[aangeefster 2] en/of [naam 12] , en/of [aangever 1] , en/of [aangever 2] ,
en/of [aangever 5] ) en/of
behorende bij één of meer andere bankrekening(en) van één of meer
andere
perso(o)n(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s)
is/zijn ingelogd op voornoemde geautomatiseerd(s) werk(en), en
(vervolgens)
- binnen die geautomatiseerde werken overboekingen heeft/hebben
verricht (van spaar- naar betaalrekening) en/of
- de opnamelimiet van (een) (betaal/bank) rekening(en) heeft/hebben
verhoogd en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) betaling(en) heeft/hebben
verricht en/of
- vanaf (die) (betaal/bank)rekening(en) pinopnames heeft/hebben
verricht;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 maart
2021 (zaak Volksbank, aangifte [aangever 3] ) tot en met 14 september
2021,
te Apeldoorn, Hoogeveen, Amsterdam, Veenendaal, Biddinghuizen,
Uden, Noordeloos, Utrecht, Wergea en/of Almere, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse
hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van
verdichtsels
[aangever 3] (geboren in 1941) en/of [aangeefster 2] (geboren in
1943) en/of [naam 12] en/of [naam 13] (geboren 1940) en/of [aangever 1]
(geboren in 1940) en/of [aangever 2] (geboren 1960) en/of [aangever 5]
en/of
b de Volksbank en/of SNS Bank en/of Rabobank en/of één of meer
andere bank(en)
(telkens) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van
ad a. bankpas(sen) en/of digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s) en/of
pincode(s) en/of inloggegeven(s) en/of
ad b. één of meer geldbedrag(en),
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met
vorenomschreven oogmerk zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk
en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, althans éénmaal,
(telkens)
ad a. voornoemde bankpas(sen), digipas(sen) en/of (Rabo-)scanner(s)
en/of pincode(s) en/of inloggegeven(s) onder valse voorwendselen
verworven door zich voor te doen als (een) bonafide
bankmedewerker(s), waardoor die [aangever 3] , [aangeefster 2] , [naam 12] ,
[naam 13] , [aangever 1] , [aangever 2] en/of [aangever 5] werden bewogen tot
bovenomschreven afgifte
en/of (vervolgens)
ad. b. met die goederen en/of gegevens op bankrekening(en) ingelogd
als zijnde hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) die [aangever 3] ,
[aangeefster 2] , [naam 12] , [naam 13] , [aangever 1] , [aangever 2] , en/of [aangever 5]
, en/of (vervolgens) (digitaal) één of meerdere goederen en/of
cryptovaluta aangekocht/betaald en/of pinopnames verricht, waardoor
de Volksbank en/of SNS Bank en/of Rabobank en/of één of meer andere
bank(en) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Almere, althans in Nederland,
voorwerpen, te weten
- een of meerdere designertas(sen) (Louis Vuitton) en/of
- een of meerdere designerschoen(en) (Louis Vuitton, Prada, Chanel,
Bouboutin, Dior)
en/of
- ( luxe) kleding (Louis Vuitton, Dior, Moncler, Balmain, Balenciaga,
Gucci) en/of
- een riem (Louis Vuitton) en/of
- ( tenminste) ongeveer 0,63083362 bitcoins, ter waarde van op dat
moment ongeveer 25.163,90 euro,
heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf;
5.
hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2021 (zaak Veenendaal) tot en
met 14 september 2021 te Almere en/of diverse andere plaatsen, althans
in Nederland,
(telkens) heeft deelgenomen aan een organisatie die werd gevormd door
hem,
verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 4]
en/of [medeverdachte 3] en/of één of meer anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude
bestaande
uit misdrijven, te weten (onder meer)
- het plegen van computervredebreuk (artikel 138ab Wetboek van
Strafrecht) en/of
- het plegen van oplichting (artikel 326 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen van witwassen (artikel 420bis Wetboek van Strafrecht);
6.
hij op of omstreeks 2 juli 2021 (zaak Papendrecht) en/of 13 september
2021 te Papendrecht en/of ’t Zand, gemeente Schagen en/of te Almere,
althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, telkens,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van
verdichtsels,
(een) perso(o)n(en) ( [aangeefster 1] , geboren in 1944, en/of [aangever 4]
, geboren in 1949),
te bewegen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen
van gegevens, te weten zijn/haar bankpas en/of Digi-kastje en/of
zijn/haar pincode,
voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben gebeld en/of zich voorgedaan
als bankmedewerker en/of gezegd dat de bankpas geblokkeerd moest
worden en/of dat de
bankpas nog diezelfde dag opgehaald zou worden door een koerier
en/of dat een
afspraak gemaakt zou worden om een nieuwe bankpas aan te vragen
en/of dat de
pincode gewijzigd of vernieuwd moest worden en daarbij gevraagd wat
de oude
pincode was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 april
2021 tot en met 14 september 2021
te Almere en/of te Papendrecht, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
niet-openbare gegevens, te weten
(een) lijst(en) van persoonsgegevens, te weten: geslacht en/of initialen
en/of namen en/of geboortedata en/of woonadressen en/of
e-mailadressen en/of telefoonnummers en/of bankrekeningnummers,
van
- 110 personen (geboren tussen 12 februari 1934 en 25 november 1950),
op een Apple Iphone 12Pro (A.02.01.001) en/of
- 843 personen (zijnde 249 personen geboren tussen 5 januari 1927 en 9
juli 1997; en/of 594 personen geboren tussen 20 juni 1932 en 4
september 1967), op een USB-stick (Z.02); en/of
(een) lijst(en) van persoonsgegevens, te weten: namen en/of adressen
en/of e-mailadressen en/of telefoonnummers, van 621.563 personen,
althans een groot aantal personen op een USB-stick (Z.02)
a. heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte
en/of zijn mededader(s), ten tijde van de verwerving en/of het
voorhanden krijgen van deze gegevens wist(en) of redelijkerwijs
had(den) moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen,
en/of
b. ter beschikking van een ander heeft gesteld, aan een ander bekend
heeft gemaakt of uit winstbejag voorhanden heeft gehad of heeft
gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs
moest(en) vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft.