4.3.1.Inleidende overwegingen
(Medeplegen van) oplichting (feit 3)
De in deze zaak gepleegde oplichting heeft hierin bestaan dat de daders door het aannemen van een valse naam (de beller) en valse hoedanigheid (de beller en koerier) en door listige kunstgrepen (bellen waarbij het echte telefoonnummer van een bank zichtbaar is voor het slachtoffer) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (de hele toedracht is gebaseerd op leugens) zich hebben voorgedaan als bonafide bankmedewerkers en zodoende bankpassen, digipassen of scanners en pincodes van de slachtoffers hebben ontfutseld. De banken zijn (vervolgens) ook opgelicht doordat de daders zich hebben voorgedaan als klanten van die bank door met de bankpas van de slachtoffers in te loggen op de bankrekening van de slachtoffers en/of pinopnames te verrichten en/of aankopen te doen. Al deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank oplichtingshandelingen die deel uitmaken van één en dezelfde toedracht, zoals onder feit 3 ten laste is gelegd.
Het plegen van een dergelijke oplichting vergt een gezamenlijke planmatige aanpak, intensieve en nauwe samenwerking en duidelijke afstemming tussen de verschillende daders. Zij verrichten namelijk handelingen die tegelijkertijd of kort na elkaar plaatsvinden en die moeten worden afgestemd om de bankhelpdeskfraude tot een geslaagd einde te kunnen brengen en het gezamenlijke doel te bereiken: in korte tijd zoveel mogelijk geld van de bankrekening van een slachtoffer halen. Deze handelingen kunnen dan ook niet los van elkaar worden gezien. Uit de groepschatgesprekken en de aangetroffen (screenshots van) appberichten blijkt dat deze planning, samenwerking en afstemming ook daadwerkelijk plaatsvonden. Zo gaven de beller en de koerier aan elkaar door welke namen werden gebruikt, welke cijfer- en lettercode moest worden genoemd bij het slachtoffer en op welk tijdstip de pas moest worden opgehaald. De pinner werd vervolgens op de hoogte gebracht van de pincode, de locatie van de geldautomaat en het moment dat de pinlimiet was verhoogd. Achteraf deelden alle ‘spelers’ (zoals zij in chats werden genoemd) in de buit: zij kregen een deel van het geld of de aangekochte luxe goederen of ontvingen een deel van de cryptovaluta. Dit betekent dat indien de rechtbank vaststelt dat de verdachte tenminste één van de hiervoor genoemde handelingen heeft verricht, dat medeplegen van de ten laste gelegde oplichting oplevert.
(Medeplegen van) computervredebreuk (feit 2)
Van computervredebreuk als bedoeld in artikel 138ab van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is onder meer sprake als met de van een slachtoffer ontfutselde bankpas, inloggegevens, digipas of scanner en/of pincode wordt ingelogd op diens digitale bancaire omgeving of als er met die bankpas pinopnames van die bankrekening worden gedaan. Ook in dat laatste geval dringt de dader met een valse sleutel (de door oplichting verkregen pincode) binnen op het netwerk van de bank.
Computervredebreuk op deze wijze maakte een essentieel onderdeel uit van de gepleegde oplichtingen en was daarmee onlosmakelijk verbonden. Er werd ingelogd op de bankrekeningen van de slachtoffers om geld van de spaarrekening naar de lopende bankrekening over te maken en/of opnamelimieten te verhogen en/of er werd gepind met de bankpas van een slachtoffer. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van (medeplegen van) oplichting van een slachtoffer, komt zij daarom tevens tot een bewezenverklaring van (medeplegen van) computervredebreuk in de zaak van dat slachtoffer, voor zover dat ten laste is gelegd.
Bewijswaardering
De ten laste gelegde feiten zoals hiervoor genoemd onder 4.2 zijn door de verdachte bekend en worden bewezen verklaard. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de rechtbank in de zaken Noordeloos en Utrecht ook tot een bewezenverklaring van medeplegen van computervredebreuk (feit 2).
De verdediging heeft ten aanzien van de overige ten laste gelegde bankhelpdeskfraudes (verschillende zaaksdossiers die zijn opgenomen onder de feiten 1, 2, 3 en 6) bewijsverweren gevoerd. Hieronder zal de rechtbank die bewijsverweren per zaaksdossier (en de daarbij behorende ten laste gelegde feiten) bespreken, onder ieder kopje te beginnen met de feiten die op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand kunnen worden aangemerkt, vervolgens de conclusie die de rechtbank daaruit trekt en, indien de rechtbank tot de conclusie komt dat de verdachte betrokken is geweest, de beoordeling of hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Daarna zal de rechtbank de verweren bespreken die zijn gevoerd ten aanzien van de feiten 4 (witwassen van bitcoins), 7 (leads) en 5 (deelname aan een criminele organisatie).
4.3.2.Bewijswaardering feiten 1, 2, 3 en 6
Zaak Volksbank, aangever [aangever 3] , partiële vrijspraak feiten 2 en 3
Uit de aangifte van [aangever 3] blijkt dat hij op 29 maart 2021 slachtoffer is geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. De daders hebben de opnamelimiet verhoogd en vervolgens zijn met de bankpas van de aangever geldopnames gedaan bij een geldautomaat in de buurt van zijn woning en luxegoederen gekocht bij Oger in Amsterdam.
Vast staat dat na deze transacties op de bankrekening van de aangever is ingelogd vanaf het IP-adres dat is gekoppeld aan (de router in) de woning van de verdachte. Uit het dossier blijkt echter dat ook andere personen, waaronder medeverdachten, gebruik maakten van de woning en het IP-adres van de verdachte. Daarom kan niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die heeft ingelogd op het bankaccount van de aangever. Ook overigens bevat het dossier geen bewijs dat de verdachte bij deze bankhelpdeskfraude betrokken is.
De verdachte wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Zaak ’t Zand, aangever [aangever 4] , partiële vrijspraak feit 6
Op 13 september 2021 omstreeks 19.30 uur is geprobeerd aangever [aangever 4] op te lichten door middel van de hiervoor beschreven modus operandi.
In het dossier bevindt zich een groepsgesprek dat is gevoerd via snapchat en is gestart op 2 september 2021, waar onder andere de verdachte en een aantal medeverdachten deel van uitmaken. Omstreeks het moment waarop werd geprobeerd de aangever op te lichten, werd hierover in de groepschat gesproken. De naam en het adres van de aangever werden gedeeld en ook een ophaalcode. Op grond van de inhoud van dit groepsgesprek kan verder worden vastgesteld dat één van de deelnemers aan dat gesprek op dat moment met de aangever aan het bellen was.
De verdachte deed ten tijde van deze poging tot oplichting van de aangever nauwelijks mee aan het groepsgesprek en de inhoud van de paar opmerkingen die hij heeft gemaakt, duiden niet op betrokkenheid van de verdachte bij deze poging tot oplichting. Het dossier bevat ook verder geen aanwijzingen dat de verdachte bij dit feit is betrokken. Hij wordt daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
Zaak Volksbank, aangeefster [aangeefster 2] (feiten 1, 2 en 3)
Op 20 april 2021 is aangeefster [aangeefster 2] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Het telefoonnummer waarmee werd gebeld en dat vaker werd gebruikt ( [telefoonnummer 1] ), stond op het kladblok dat is aangetroffen in de woning van de verdachte. Er zijn interne overboekingen geweest van haar spaarrekening naar haar betaalrekening. Er is dezelfde avond meerdere keren geld opgenomen van haar bankrekening bij een geldautomaat. Op 21 april 2021 is met haar bankpas voor een bedrag van totaal € 14.663,- gepind in de winkels Louis Vuitton, Shoebaloo, Azzuro Kids en Oger, alle gevestigd aan of in de omgeving van de P.C. Hooftstraat in Amsterdam.
De verdachte heeft op 21 april 2021 in de ochtend een whatsappgesprek gevoerd met [medeverdachte 6] , waarin hij zegt dat hij naar Amsterdam gaat. Zijn telefoon straalde tussen 11.24 en 12.50 uur zendmasten aan in de omgeving van de P.C. Hoofstraat in Amsterdam. Om 11.28 uur heeft de verdachte [medeverdachte 6] geappt dat hij in ‘lv’ is, om 11.41 uur ‘nu Shoebaloo’ en om 12.07 uur dat hij nog naar Azzuro moet.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte op 21 april 2021 rond het middaguur in (de buurt van) de P.C. Hooftstraat in Amsterdam in de winkels Louis Vuitton (de rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte met ‘lv’ Louis Vuitton bedoelt), Shoebaloo en Azzuro is geweest. Het tijdstip waarop de verdachte appt dat hij in of onderweg naar een winkel is, scheelt steeds slechts minuten met het tijdstip waarop met de bankpas van [aangeefster 2] in diezelfde winkel is gepind en past daar precies bij. Uit de camerabeelden van de pintransacties die zijn gedaan met de bankpas van [aangeefster 2] bij Louis Vuitton, Azzuro en Oger blijkt dat in die winkels is gepind door steeds dezelfde persoon. Dit betreft een man met een blanke huid en een baard die een blauwe baseballpet draagt met de tekst “ICON” erop. Dit signalement komt overeen met het signalement van de verdachte en bij de doorzoeking van de woning van de verdachte is een soortgelijke pet aangetroffen.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die heeft gepind met de bankpas van [aangeefster 2] . De verdachte wordt daarom als medepleger van het witwassen, de oplichting en de computervredebreuk in deze zaak aangemerkt.
Zaak Veenendaal, aangeefster [aangeefster 3] (feiten 1, 2 en 3)
Aangeefster [aangeefster 3] is op 10 mei 2021 in de avond slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Het telefoonnummer waarmee werd gebeld en dat vaker werd gebruikt ( [telefoonnummer 1] ), stond op het kladblok dat is aangetroffen in de woning van de verdachte. Er is geld overgemaakt van haar spaarrekening naar haar betaalrekening en om 21.45 uur is met de bankpas van de aangeefster twee keer € 1.000,- gepind bij een geldautomaat in Veenendaal.
Eerder die avond, omstreeks 19.42 uur, is op de telefoon van de verdachte een afbeelding van het scherm van de laptop van [medeverdachte 3] opgeslagen, waarop een lijst met persoonsgegevens en bankrekeningnummers is te zien, waaronder ook die van de aangeefster. De verdachte bevond zich die avond samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in een vakantiehuisje van Landal in Biddinghuizen en op die plek is ook de foto van het laptopscherm gemaakt.
Op de telefoon van de verdachte zijn verder twee foto’s aangetroffen die zijn opgeslagen op 10 mei 2021 omstreeks 20.51 en 20.55 uur. De laatste foto is een zogenoemde ‘selfie’ van de verdachte, in een auto. Op de eerste foto zijn twee personen in een auto te zien. De rechtbank herkent de rechter man op de foto als de verdachte aan zijn deels zichtbare gezicht, mondkapje en jas, omdat die overeenkomen met de selfie van de verdachte van enkele minuten later. Hoewel de tweede persoon op de foto een hand voor zijn gezicht houdt, herkent de rechtbank deze als [medeverdachte 1] , gezien zijn haardracht en kenmerkende jas, die hij droeg op andere foto’s die de verdachten eerder die dag van zichzelf hebben gemaakt in het Landalpark en waarop hij (ook) door de verbalisant is herkend. De telefoon van [medeverdachte 1] straalde op 10 mei 2021 omstreeks 21.15 uur een zendmast aan in Veenendaal, de woonplaats van de aangeefster.
Op de camerabeelden van de pintransacties die met de bankpas van aangeefster [aangeefster 3] zijn gedaan bij een geldautomaat in Veenendaal om 21.45 uur is een man te zien die een jas draagt die er hetzelfde uitziet als de jas die de verdachte op de hiervoor genoemde foto’s draagt. Verder draagt de man een blauwe baseballpet met de tekst “ICON” erop. Zoals hiervoor is overwogen, is bij de doorzoeking van de woning van de verdachte een soortgelijke pet aangetroffen en heeft de verdachte deze pet eerder gedragen toen hij met een bankpas van een ander slachtoffer luxe goederen afrekende in winkels in onder andere de P.C. Hooftstraat in Amsterdam.
Gezien vorenstaande feiten, in onderling verband en samenhang beschouwd, concludeert de rechtbank dat de verdachte ook bij deze bankhelpdeskfraude betrokken is geweest, dat hij in de auto met [medeverdachte 1] naar de woonplaats van de aangeefster is gereden en dat hij degene is geweest, die met de pas van de aangeefster geld heeft opgenomen bij een geldautomaat in Veenendaal. De verdachte wordt daarom als medepleger van het witwassen, de oplichting en de computervredebreuk in deze zaak aangemerkt.
Zaak Uden, aangeefster [aangeefster 4] (feit 3)
Aangeefster [aangeefster 4] is op 25 juni 2021 slachtoffer van bankhelpdeskfraude geworden, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Zij is opgelicht en daardoor bewogen tot afgifte van haar bankpas, digipas en pincode. Wel had zij, achteraf gezien, een verkeerde pincode doorgegeven, waardoor het de daders niet lukte om op haar bankrekening in te loggen. Nadat haar pas was opgehaald werd zij (om die reden) nogmaals door de nepbankmedewerker gebeld met de vraag of zij nog een bankpas in haar bezit had, want die zou ook opgehaald moeten worden. De aangeefster bevestigde dat, maar had inmiddels door dat zij werd opgelicht. Zij heeft een fictieve pincode in de telefoon ingesproken en aan de tweede koerier een stuk karton in een envelop meegegeven.
[medeverdachte 3] heeft bekend dat hij in deze zaak beller is geweest. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ook de verdachte hier actief bij betrokken is geweest. De verdachte heeft nadat de bankpas was opgehaald bij aangeefster een foto van de bankpas van aangeefster op zijn telefoon ontvangen en vervolgens een screenshot opgeslagen van een bericht waarin [medeverdachte 3] de persoonsgegevens van aangeefster noemt, meedeelt dat de eerste pas is opgehaald en dat er weinig tot geen data beschikbaar zijn met betrekking tot internetbankieren. Verder staat in het bericht welke namen van beller en ophaler en welke code zijn gebruikt. [medeverdachte 3] eindigt het bericht met ‘laat me weten hoe en wat’. Ongeveer een half uur nadat de aangeefster voor de tweede keer was gebeld en een pincode had ingesproken, heeft de verdachte via snapchat het adres van de aangeefster naar [medeverdachte 2] gestuurd. Op de telefoon van [medeverdachte 2] zijn de gegevens van een geldautomaat dichtbij de woning van aangeefster gevonden. Een minuut na het bericht aan [medeverdachte 2] heeft de verdachte naar [medeverdachte 1] het bericht ‘ [nummer] nieuwe nip’ gestuurd. Gelet op het feit dat de verdachte in het tijdvak waarin de aangeefster werd opgelicht allerlei berichten ontving en verstuurde die daaraan te relateren zijn, gaat de rechtbank ervan uit dat laatstgenoemd bericht aan [medeverdachte 1] , die in dat tijdbestek valt, daar ook verband mee houdt en dat de inhoud de tweede ‘nip’ oftewel ‘pin’code betreft die de aangeefster kort daarvoor had ingesproken. Daarnaast heeft de verdachte in het tijdvak waarin de aangeefster werd opgelicht, nog voordat de koerier bij haar langs kwam, in Google Maps de plaatsnaam Uden ingevoerd.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte bij deze zaak een coördinerende/faciliterende rol had. Hij ontving informatie en gaf die door aan de mededaders die deze nodig hadden voor hun rol in de bankhelpdeskfraude, zoals het adres van aangeefster, kennelijk om de dichtstbijzijnde geldautomaat te kunnen opzoeken, en een pincode om geld te kunnen opnemen. De verdachte leverde daarmee een wezenlijke bijdrage aan deze bankhelpdeskfraude, zodat hij als medepleger van de ten laste gelegde oplichting wordt aangemerkt.
Zaak Diatomiet, aangever [aangever 5] (feiten 1, 2 en 3)
Op 28 april 2021 is aangever [aangever 5] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Daarbij werd door de koerier gebruik gemaakt van de naam [naam 9] . Diezelfde dag is van de rekening van de aangever een bedrag van € 33.500,- euro overgemaakt naar een account van Binance, een exchange voor de handel/aankoop van cryptovaluta. Dit account staat op naam van [naam 11] met het e-mailadres [e-mailadres] . Vanaf het IP-adres dat gekoppeld is aan de woning van de verdachte, is op dit Binance-account ingelogd.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat op de telefoon van [medeverdachte 3] op 28 april 2021 een notitie is gemaakt met daarin de naam en woonplaats van de aangever.
De verdachte heeft op 28 april 2021, niet lang voordat de koerier bij de aangever aan de deur stond, een whatsappgesprek gevoerd met [medeverdachte 1] . Hij zegt daarin dat er maar 1 spoof is vandaag, dat [medeverdachte 3] aan het bellen is, dat ‘we nu een man aan de lijn hebben’ en dat hij naar Friesland moet. Het is een feit van algemene bekendheid dat met de term “spoof” wordt bedoeld het aannemen van een valse identiteit om iemand op te lichten. Aangever [aangever 5] woont daarnaast in Friesland. De telefoon van de verdachte straalde kort voordat de bankpas bij de aangever werd opgehaald zendmasten aan op de route naar en uiteindelijk in de omgeving van de woonplaats van de aangever in Friesland. De verdachte voldoet aan het signalement dat door de aangever van de pasophaler is gegeven (blanke man, slank, 25-35 jaar, blond haar, Nederlands sprekend) en tot slot is de naam [naam 9] / [naam 9] gebruikt, die de verdachte vaker hanteerde. Uit het vorenstaande concludeert dat de rechtbank dat het whatsappgesprek dat de verdachte voerde, te maken had met de bankhelpdeskfraude waarvan [aangever 5] slachtoffer is geworden, dat [medeverdachte 3] de beller was en dat de verdachte de koerier was.
Op 29 april 2021 is met de telefoon van de verdachte in de woning van de verdachte een filmpje gemaakt van een Binance account. Te zien was dat was ingelogd met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. Het zichtbare deel van de gebruikersnaam komt overeen met de gebruikersnaam van het account van [naam 11] : [e-mailadres] . Op dit filmpje was een aantal transacties te zien in de periode van 26 tot en met 28 april 2021. Deze transacties komen overeen met de transacties die op dezelfde momenten hebben plaatsgevonden met het Binance account van [naam 11] .
Bovendien zijn twee van de transacties op 26 april 2021 te relateren aan andere (niet aan de verdachte tenlastegelegde) bankhelpdeskfraudes met dezelfde modus operandi. Bij een van die transacties is een deel van de bitcoins weggeboekt naar het Bitvavo-account van de verdachte.
Ook is op 29 april 2021 op de telefoon van de verdachte een notitie aangemaakt met de tekst:
“Today is 2021 april 30th, my account is applying for withdrawal of 14.6 ETHEREUM coins with 33.5k euro amount. I confirm that this is my own operation. I am contacting Binance CS to resume the withdrawal function of my Binance account [e-mailadres] .”
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat de verdachte op en rond de pleegdatum (28 april 2021) toegang en beschikking had over het Binance account dat op naam stond van [naam 11] . Gelet hierop en gezien verdachtes betrokkenheid bij de oplichting van aangever [aangever 5] , concludeert de rechtbank dat de verdachte op 28 april 2021 ook betrokkenheid heeft gehad bij de storting van het door de oplichting van aangever [aangever 5] buitgemaakte bedrag van € 33.5000,- op het Binance account van [naam 11] , wat precies het bedrag is dat in de notitie wordt genoemd, om daarvan 14.6 Ethereum te kopen.
De verdachte wordt, gelet op het voorgaande, als medepleger van het witwassen van
€ 33.500,-, de oplichting en de computervredebreuk in deze zaak aangemerkt.
Zaak Grou, aangeefster [aangeefster 5] (feit 1)
Op 19 mei 2021 is aangeefster [aangeefster 5] slachtoffer geworden van bankhelpdeskfraude, gepleegd conform de hiervoor beschreven modus operandi. Er zijn vervolgens bedragen van de spaarrekening overgemaakt naar de betaalrekening. In totaal is er € 189.338,- van haar rekening afgeschreven.
Een deel daarvan is opgenomen bij een geldautomaat en de rest is in twaalf transacties overgeboekt naar twee Binance accounts van zogenoemde katvangers. Vervolgens zijn vanaf die accounts bitcoins doorgestort naar de accounts van de verdachte en de medeverdachten. Daarmee is sprake van het verbergen en/of verhullen van de werkelijke aard en herkomst van de bitcoins. Uit de bij [aangeefster 5] gebruikte modus operandi – die gelijk is aan de andere zaken in dit dossier – de betrokkenheid van [medeverdachte 2] bij de katvangersaccounts en de verdeling van de bitcoins over de accounts van de verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat de bitcoins van bankhelpdeskfraude afkomstig waren.
De andersluidende verweren kunnen daarom geen stand houden. Het medeplegen van witwassen van de bitcoins wordt bewezen.
4.3.5.Bewijswaardering feit 7 (zaak Leads)
Aan de verdachte wordt onder feit 7 onder meer verweten dat hij in de periode van 3 april 2021 tot en met 14 september 2021, al dan niet samen met een ander of anderen, niet-openbare gegevens heeft verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij bij het verwerven en/of voorhanden krijgen daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf waren verkregen.
Standpunt verdediging
Primair dient de verdachte van dit feit te worden vrijgesproken. Het aan de verdachte gemaakte verwijt is gebaseerd op artikel 139g Sr. In dit artikel wordt - kort gezegd - strafbaar gesteld de heling van niet-openbare gegevens. Voor een bewezenverklaring van heling van niet-openbare gegevens is vereist dat kan worden vastgesteld dat deze gegevens door misdrijf zijn verkregen. Zie het arrest van het Hof Den Haag van 14 februari 2024 (ECLI:NL:GHDHA:2024:217). Bij de verdachte zijn leads aangetroffen op een telefoon en op een USB-stick. Van wie die gegevens afkomstig zijn en hoe die op deze gegevensdragers terecht zijn gekomen, kan niet worden vastgesteld. Er is dan ook niet gebleken dat de bij de verdachte aangetroffen leads afkomstig zijn uit enig misdrijf of dat de verdachte dit had moeten vermoeden. Ook geeft het dossier geen aanknopingspunten voor het verwijt dat de verdachte bestanden of gegevens heeft verspreid. Subsidiair dient vrijspraak te volgen voor de leads die op de USB-stick in de jas zijn aangetroffen, omdat niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat de USB-stick van de verdachte is.
Beoordeling
De verdachte heeft een grote hoeveelheid persoonsgegevens voorhanden gehad op zijn telefoon en een USB-stick. Het ging om lijsten met het geslacht en de initialen, namen, geboortedata, woonadressen, e-mailadressen, telefoonnummers en bankrekeningnummers van personen. Daarnaast stonden op de USB-stick lijsten met namen, adressen, e-mailadressen en telefoonnummers van personen. Deze lijsten, ook wel leads genoemd, bevatten derhalve niet-openbare gegevens.
De verdachte heeft een beroep gedaan op zijn zwijgrecht en geen verklaring afgelegd over de herkomst en de wijze waarop hij de beschikking heeft gekregen over deze leads. Ook is uit het onderzoek niet gebleken dat de verdachte deze leads uit eigen misdrijf heeft verkregen. Wel zijn in het dossier aanwijzingen te vinden dat door de verdachte en de medeverdachten leads zijn gekocht en zijn ook bij de medeverdachten leads aangetroffen. Het voorhanden hebben van leads past binnen het kader van de door de verdachte en zijn medeverdachten gepleegde bankhelpdeskfraude, voor de uitvoering waarvan de daarin opgenomen persoonsgegevens het noodzakelijk beginpunt vormen.
Niet valt in te zien hoe deze lijsten met persoonsgegevens, die vallen onder de bescherming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen op rechtmatige wijze in het bezit van de verdachte kunnen zijn gekomen. Reeds omdat het volstrekt onwaarschijnlijk is dat is voldaan aan de voor rechtmatige verstrekking vereiste toestemming van de betrokkenen om hun persoonsgegevens te gebruiken met een ander doel dan waarvoor deze zijn afgegeven, laat staan voor het plegen van bankhelpdeskfraude. Tegen deze achtergrond kan de rechtbank zich dan ook geen aannemelijk scenario voorstellen waarbij deze leads op een legale manier zijn verkregen en volgt daaruit de conclusie dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen van die leads minst genomen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren.
De verklaring van de verdachte dat hij geen wetenschap had van de USB-stick in de jas en de gegevens die daarop stonden, wordt door de rechtbank als niet geloofwaardig terzijde geschoven, gelet op de vindplaats van de USB-stick en het in de kraag van de jas aangetroffen DNA-materiaal dat matcht met het DNA van de verdachte. Het feit dat de auto volgens de verklaring van de verdachte ook door anderen werd gebruikt en op de jas ook DNA-materiaal van anderen is aangetroffen, brengt de rechtbank niet tot een andere conclusie, evenmin als het feit dat op die USB-stick verwijderde gegevens staan die bij eerste beschouwing niet rechtstreeks met de verdachte in verband gebracht kunnen worden.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 7 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.6.Bewijswaardering feit 5 (deelneming aan criminele organisatie)
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit, omdat de duurzaamheid en structuur van de samenwerking tussen de verdachten en anderen onvoldoende waren om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 Sr te kunnen spreken en omdat het aandeel van de verdachte in de samenwerking niet zodanig groot was om als deelnemer van een organisatie te kunnen worden aangemerkt.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr slechts dan sprake kan zijn, indien sprake is van een samenwerkingsverband dat bestaat uit twee of meer personen, met een zekere duurzaamheid en structuur, dat de verdachte tot dat samenwerkingsverband behoort en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel die ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. Niet is vereist dat deelnemers met alle personen in de organisatie samenwerken of alle personen in de organisatie kennen.
Op grond van de bewezenverklaarde feiten in de afzonderlijke zaakdossiers en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich samen met de medeverdachten, in wisselende samenstellingen, gedurende een periode van vijf maanden meerdere keren schuldig heeft gemaakt aan het plegen van bankhelpdeskfraude. Zoals hiervoor is overwogen, is een aanzienlijke mate van organisatie en samenwerking inherent aan deze vorm van fraude. Er moesten gegevens van personen op leeftijd worden verkregen, de slachtoffers zijn gebeld, pincodes afhandig gemaakt, pinpassen en digipassen of scanners opgehaald, er is ingelogd op hun digitale bancaire omgeving, er zijn geldbedragen overgeschreven van hun spaarrekening naar hun lopende bankrekening, opnamelimieten verhoogd, geldopnames met de bankpassen gedaan en/of goederen aangeschaft. Deze handelingen werden steeds door verschillende daders verricht, die via hun telefoons in nauw contact stonden met elkaar, ieder om hun eigen rol bij de bankhelpdeskfraude te kunnen uitvoeren voor het gezamenlijke doel: de bankrekeningen van de slachtoffers -zo snel mogelijk- leeghalen. Vervolgens werd een verdeling van ‘de opbrengst’ gemaakt. Veelal werd door één of meer van de daders gewinkeld met de pinpas van het slachtoffer en gaven andere daders hun bestelling door, waarna de gekochte goederen werden verdeeld onder de daders.
Gelet hierop is sprake geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid, dat tot oogmerk had het plegen van bankhelpdeskfraude (bestaand uit het plegen van oplichting, computervredebreuk en witwassen). De verdachte heeft hieraan deelgenomen. Hij is steeds actief betrokken geweest bij de bankhelpdeskfraudes en heeft meerdere rollen vervuld: hij is pinner, koerier, facilitator en coördinator geweest en heeft met de bankpassen van slachtoffers gewinkeld en bitcoins gekocht dan wel ontvangen. Met deze gedragingen heeft de verdachte een substantieel aandeel gehad in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Het verweer wordt verworpen.
Conclusie
Het aan de verdachte onder 5 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.