Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 mei 2024, met bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 24 mei 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en een gedaagde, waarbij de eiseres een geldvordering heeft ingesteld. De eiseres, woonachtig in Rotterdam, heeft een huurovereenkomst gesloten met de gedaagde, die als verhuurder optreedt. De huurovereenkomst, die op 22 januari 2024 inging, werd ontbonden door de eiseres op 19 februari 2024 vanwege ernstige gebreken in de woning, waaronder elektrische problemen, gebrek aan verwarming en warm water, en vochtproblemen in de badkamer. De eiseres heeft de gedaagde verzocht om de waarborgsom van € 1.300,- en de restant huur van februari 2024 terug te betalen, maar de gedaagde heeft dit geweigerd.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter vastgesteld dat de eiseres de huurovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden en dat de gedaagde gehouden is de waarborgsom en de restant huur terug te betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van de eiseres voldoende aannemelijk is en dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de eiseres in financiële nood verkeert. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.736,- aan de eiseres, bestaande uit de waarborgsom en de restant huur, en heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn begroot op € 766,72. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat.