ECLI:NL:RBROT:2024:5258

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
10-996788-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewoontewitwassen met een bedrag van meer dan 1,5 miljoen euro, inclusief aankoop van woningen en schenkingen aan familieleden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen. De verdachte heeft in een periode van vier jaar meer dan 1,5 miljoen euro aan crimineel geld gebruikt voor de aankoop van vier woningen, schenkingen aan zijn kinderen, overboekingen naar zijn dochter, schoondochter en ex-vrouw, en contante stortingen op zijn eigen rekening. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geld, wat blijkt uit de aard, omvang en duur van zijn gedragingen. De verdachte heeft verklaard dat zijn inkomen afkomstig is uit de handel in antiek, metalen, goud, Chinese obligaties en bitcoins, maar de rechtbank heeft deze verklaringen als onvoldoende concreet en verifieerbaar beoordeeld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden en heeft de verbeurdverklaring van verschillende in beslag genomen goederen bevolen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, en dat het bewezen feit strafbaar is. De rechtbank heeft de verweren van de verdachte verworpen en de overtuiging dat hij het bewezen verklaarde feit heeft begaan, is gegrond op de redengevende inhoud van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-996788-18
Datum uitspraak: 10 april 2024
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] ,
raadsman mr. W.K. Cheng, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 maart 2024 en van 10 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt verweten geld in de vorm van leningen, schenkingen en contante stortingen te hebben witgewassen. Hij zou hier een gewoonte van hebben gemaakt.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 11.905,-.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. Hij heeft verklaard dat zijn inkomen en vermogen afkomstig is van de handel in antiek, metalen, goud, Chinese obligaties en bitcoins. Die verklaring is concreet en verifieerbaar. De legale herkomst van de ten laste gelegde geldbedragen blijkt uit bancaire stukken en facturen. Dat de verdachte niet meer álle stukken heeft kan hem niet worden verweten omdat de feiten oud zijn en er geen boekhoudplicht is in Dubai waar hij zaken deed.
4.1.2.
Beoordeling
Beoordelingskader witwassen
Voor een veroordeling voor opzetwitwassen dient te worden bewezen dat het tenlastegelegde voorwerp uit enig misdrijf (gronddelict) afkomstig is. Het is voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het tenlastegelegde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het tenlastegelegde voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie om bewijs hiervoor aan te dragen.
Als de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zij een vermoeden rechtvaardigen dat de conclusie over de herkomst van het geld juist is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Vermoeden van witwassen
Uit de bewijsmiddelen valt geen rechtstreeks verband te leggen tussen de geldbedragen die in de tenlastelegging staan en een nauwkeurig aangeduid misdrijf. De vraag is vervolgens of er ten aanzien hiervan een gerechtvaardigd vermoeden is dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig moeten zijn.
Aanschaf panden [adres 2] en [adres 3]
[naam bedrijf 1] (hierna: ‘ [naam bedrijf 1] ’) werd opgericht op [datum] in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten. De verdachte was bestuurder en enig aandeelhouder van deze vennootschap.
Op 13 februari 2015, stortte [naam bedrijf 1] een bedrag van € 206.000,- op de derdengeldrekening van notaris [naam 1] ten behoeve van de aankoop van het pand aan [adres 2] door de zoon en schoondochter van de verdachte.
Op 25 februari 2015 stortte [naam bedrijf 1] een bedrag van € 37.500,- op de derdengeldrekening van notaris [naam 1] als aanbetaling voor de aanschaf van het pand aan [adres 3] door de dochter en de schoonzoon van de verdachte. Op 25 en 26 maart 2015 volgden in het kader van deze aanschaf twee betalingen voor een totaalbedrag van 285.143 door [naam bedrijf 1] op dezelfde derdengeldrekening – beide met als omschrijving ‘Dividend payment to purchase property’.
Aanschaf pand [adres 4]
Op 11 januari 2016 is een akte van levering gepasseerd met betrekking tot het pand aan [adres 4] , dat was gekocht door de verdachte. Ten behoeve van deze transactie werden op de derdengeldrekening van notaris [naam 2] twee bedragen gestort vanaf een bankrekening op naam van de verdachte in de Verenigde Arabische Emiraten. Het totaal van deze bedragen was € 435.376,96.
Aanschaf pand [adres 5]
Op 16 februari 2016 kocht [naam 3] , een bekende van de verdachte (hierna: ‘ [naam 3] ’), een pand aan [adres 5] . Het geld voor de aanschaf was afkomstig van de Portugese bankrekening van [naam 3] . Deze overboeking was mogelijk doordat geld naar de rekening was overgemaakt door [naam bedrijf 2] (hierna: ‘ [naam bedrijf 2] ’), een vennootschap in de Verenigde Arabische Emiraten waarvan de verdachte de bestuurder en eigenaar was. [naam 3] is naar Nederland gekomen om de leveringsakte te ondertekenen, maar heeft verder geen bemoeienis met de aankoop heeft gehad. Hij heeft verklaard dat het huis op zijn naam staat, maar dat de verdachte alle voor de aankoop van het huis noodzakelijke papieren heeft afgehandeld.
Schenkingen
Vanaf de bankrekening van [naam bedrijf 1] zijn, via de derdengeldenrekening van notaris [naam 1] , bedragen van € 52.000 aan zowel de zoon als de dochter van de verdachte als schenking betaald.
Contante stortingen
In de periode januari 2015 tot november 2018 zijn op de rekening van de verdachte bij de ING bank 35 contante stortingen gedaan, voor een totaalbedrag van € 84.460,-.
Overboekingen naar (schoon)kinderen
De verdachte heeft in 2018 € 13.000,-. € 10.000,- en € 10.000,- vanaf zijn persoonlijke bankrekening in de Verenigde Arabische Emiraten overgeboekt naar respectievelijk zijn dochter, zijn schoondochter, en zijn ex-vrouw.
Conclusie vermoeden van witwassen
Er zijn betalingen gedaan vanuit Dubai, door bedrijven die gevestigd zijn in een freezone, waarover op internet geen informatie te vinden was. Dubai wordt beschouwd als een risicoland met betrekking tot witwassen. De leningen die aan de kinderen van de verdachte zijn verstrekt zijn niet schriftelijk vastgelegd. Het pand aan [adres 4] is zonder hypotheek aangekocht. Op het pand aan [adres 5] is ook geen hypotheek gevestigd. Van de verdachte was voor zijn uitschrijving uit Nederland in 2013 geen vermogen bekend. De verdachte zou op verschillende adressen verblijven.
Al deze omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf.
Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geld.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft diverse verklaringen gegeven over de herkomst van het geld. Hij heeft verklaard dat hij actief was in bitcoins, die hij heeft gekregen en die hij zelf heeft
gemined.Ook bemiddelde hij bij investeringen in Chinese staatobligaties, waarvoor hij provisies ontving. Verder handelde hij in goud, dat hij in Afrika en Zuid-Amerika kocht en in Dubai verkocht.
De verdachte zou ook actief zijn geweest in de handel in antiek, dat hij in Europa kocht en in Dubai verkocht. Tot slot handelde hij in diverse metalen, waaronder schroot.
Beoordeling verklaring verdachte
De verdachte heeft geen stukken overgelegd waaruit zijn activiteiten met betrekking tot bitcoins en de Chinese staatsobligaties blijken. De verklaringen van de verdachte op deze punten zijn niet concreet en niet verifieerbaar, en bieden geen afdoende verklaring voor de herkomst van de gelden. Bovendien is de handel in bitcoins goed traceerbaar door de blockchaintechnologie die elke transactie bijhoudt. Dat de verdachte niets heeft kunnen overleggen met betrekking tot de bitcoinhandel maakt zijn verklaring op dit punt ongeloofwaardig.
In een gevorderd stadium van het onderzoek heeft de verdachte stukken overgelegd over de antiek-, goud- en metaalhandel, hoewel hij eerder had verklaard dat bij zijn vertrek uit Dubai alle stukken met betrekking tot zijn vennootschappen waren vernietigd. De stukken die de verdachte alsnog heeft overgelegd zien op de vennootschappen [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] , [naam bedrijf 3] (hierna: ‘ [naam bedrijf 3] ’), en [naam bedrijf 4] .
De rechtbank merkt op dat de stukken die zijn overgelegd op een aantal punten atypisch zijn voor documenten in de internationale handel. Zo valt op dat facturen bijna zonder uitzondering afgeronde bedragen vermelden. De facturen die zien op de handel in antiek vermelden geen valuta. Dit tast de betrouwbaarheid daarvan aan.
Uit naderhand overgelegde bankafschriften blijkt dat de bankrekening van [naam bedrijf 1] werd gevoed door betalingen vanaf een bankrekening op naam van [naam bedrijf 3] . [naam bedrijf 3] ontving betalingen van een beperkt aantal partijen, waaronder [naam bedrijf 5] (‘ [naam bedrijf 5] ’) en [naam bedrijf 6] (‘ [naam bedrijf 6] ’). [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 6] zijn op hetzelfde adres in Hong Kong gevestigd, en houden allebei een bankrekening aan bij dezelfde bank in Letland. De gevolmachtigde van [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 6] is dezelfde persoon. De verdachte kan zich geen namen herinneren van vertegenwoordigers van zijn handelspartners, waaronder [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 6] . Op de bankrekening van [naam bedrijf 3] zijn geen betalingen voor de aankoop van de verhandelde goederen te zien. Verdachtes verklaring dat de aankoop werd gedaan vanuit China heeft hij op geen enkele manier onderbouwd. Ook blijkt uit niets hoe dit is verrekend met [naam bedrijf 3] .
De stukken die de verdachte heeft overgelegd, waaronder facturen en Swift-berichten over bancaire betalingen, hebben voorts slechts betrekking op geldstromen. Op geen enkele wijze heeft de verdachte afdoende economische handelsactiviteiten onderbouwd die de (oorspronkelijke) legale herkomst van deze gelden manier verklaren. Stukken waaruit bijvoorbeeld blijkt dat er daadwerkelijk goederen zijn verhandeld, zoals overeenkomsten, correspondentie of emailcontacten, zijn niet overgelegd. Het is onmogelijk om de verklaringen van de verdachte over deze bronnen van inkomsten op waarheid te toetsen, omdat niet gecontroleerd kan worden of er daadwerkelijk handel is gedreven.
Alles overziend moet worden vastgesteld dat de verklaringen van de verdachte voor een groot deel onvoldoende concreet en verifieerbaar zijn en dat, zelfs na nader onderzoek naar aanleiding van de verklaring van de verdachte, het vermoeden van een niet legale herkomst niet heeft weerlegd. Gelet op het bovenstaande kan een criminele herkomst van de bedragen waarop de tenlastelegging ziet als enige aanvaardbare verklaring gelden.
Gewoonte
Of een meervoud aan gedragingen kan worden gekwalificeerd als het maken van een ‘gewoonte’ van witwassen, zoals strafbaar gesteld in artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede aan het aantal gedragingen en het tijdsbestek waarbinnen deze zich hebben afgespeeld (HR 23 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1702).
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim vier jaar panden aangekocht, schenkingen en overboekingen gedaan, en contanten op zijn bankrekening gestort. In totaal was hier ruim € 1,5 miljoen mee gemoeid.
Gelet op de aard, omvang en duur van de gedragingen acht de rechtbank daarom bewezen dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het gewoontewitwassen tezamen en in vereniging met een of meer anderen heeft gepleegd. De verdachte zal van het ten laste gelegde medeplegen worden vrijgesproken.
Conclusie
De verweren worden verworpen.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 22 januari 2015 tot en met 12 juni 2019,
in Nederland, en Porto, althans in Portugal,
telkens van geldbedragen, te weten:
a. a) van een geldbedrag van euro 206.000 , en
b) van een geldbedrag van (totaal) euro 332.643 , en
c) van een geldbedrag van (totaal) euro 435.376,96 , en
d) van een geldbedrag van euro 52.000 , en
e) van een geldbedrag van euro 52.000 , en
f) van een geldbedrag van (totaal) euro 84.460 , en
g) van een geldbedrag van (totaal) euro 13.000 , en
h) van een geldbedrag van euro 10.000 , en
i. i) van een geldbedrag van euro 10.000 , en
j) van een geldbedrag van euro 359.000
de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld en heeft verhuld wie de rechthebbende op de geldbedragen was, en
a. a) een geldbedrag van euro 206.000 en
b) een geldbedrag van (totaal) euro 332.643 , en
c) een geldbedrag van (totaal) euro 435.376,96 , en
d) een geldbedrag van euro 52.000 , en
e) een geldbedrag van euro 52.000 , en
f) een geldbedrag van (totaal) euro 84.460 , en
g) een geldbedrag van (totaal) euro 13.000 , en
h) een geldbedrag van euro 10.000 , en
i. i) een geldbedrag van euro 10.000 , en
j) een geldbedrag van euro 359.000
heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
en
terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft in een periode van vier jaar crimineel geld tot een bedrag van méér dan 1,5 miljoen euro gebruikt voor de aankoop van vier woningen, schenkingen aan zijn kinderen, overboekingen naar zijn dochter, schoondochter en ex-vrouw, en contante stortingen op zijn eigen rekening. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de maatschappij. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 juli 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook wordt rekening gehouden met het feit dat vermogensbestanddelen met een aanzienlijke waarde als bijkomende straf verbeurd zullen worden verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd om naast de gevangenisstraf een geldboete op te leggen ter hoogte van de waarde van de inbeslaggenomen sieraden, omdat het een onjuist signaal zou zijn om opbrengsten van criminele activiteiten terug te geven. Dat is naar het oordeel van de rechtbank geen juiste maatstaf voor het (al dan niet) opleggen van een geldboete. Dit zou een verkapte manier van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zijn terwijl daarvoor een andere juridische procedure, met de daarbij behorende waarborgen, bestaat. De rechtbank ziet daarom, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om naast een gevangenisstraf een geldboete op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hierna te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de volgende goederen:
  • [adres 4] ;
  • [adres 2] ;
  • [adres 5] ;
  • [adres 3] ;
  • Gevestigde hypotheek(rechten), leningen en alle overige zakelijke rechten op de panden;
  • Opbrengst verkoop panden als vervolgprofijt witwassen.
De officier van justitie heeft teruggave aan de verdachte gevorderd van de volgende goederen:
  • herenring G_153734 14-karaats ring met 3 rijen steentjes, witgouden;
  • BREITLING Bently G_153735 stalen heren horloge modelnr. [nummer] ;
  • G_153736 witgouden 18-karaats armband met 3 rijen steentjes;
  • herenring G_153739 geelgouden 14-karaats ring met smaragd en diamant.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht alle in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte gelet op de bepleite vrijspraak.
8.3.
Beoordeling
De volgende in beslag genomen goederen zullen verbeurd worden verklaard:
  • [adres 4] ;
  • [adres 5] ;
  • Gevestigde hypotheek(rechten), op de panden [adres 2] en [adres 3] ;
  • Opbrengst verkoop panden als vervolgprofijt witwassen.
Het pand aan de [adres 4] behoort aan de verdachte toe en het strafbare feit is (mede) met betrekking tot deze woning begaan.
De eigenaar van het pand aan de [adres 5] heeft verklaard dat hij meegeholpen heeft aan een constructie waarbij de verdachte de koopsom betaalde en hij het pand op naam kreeg omdat de verdachte problemen zou hebben met de fiscus. De eigenaar van het pand had redelijkerwijs kunnen vermoeden dat sprake was van witwassen gezien de door hem afgelegde verklaring. Het strafbare feit is met betrekking tot de hypotheekrechten op de panden [adres 2] en [adres 3] begaan. De eigenaar van deze hypotheekrechten is [naam bedrijf 1] . Deze rechtspersoon wist dat sprake was van witwassen bij de verkrijging van de hypotheekrechten zodat de hypotheekrechten ook verbeurd verklaard kunnen worden.
Niet is gebleken dat er andere zakelijke rechten zijn die voor verbeurdverklaring in aanmerking komen.
Ten aanzien van de volgende in beslag genomen sieraden zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte:
  • herenring G_153734 14-karaats ring met 3 rijen steentjes, witgouden (waarde 1000 euro);
  • BREITLING Bently G_153735 stalen heren horloge modelnr. [nummer] ;
  • G_153736 18-karaats armband met 3 rijen steentjes, witgouden (waarde 4200 euro);
  • herenring G_153739 14-karaats ring met smaragd en diamant, geelgouden (waarde 265 euro).
Van de in beslag genomen sieraden is niet gebleken dat deze zijn aangeschaft in de tenlastegelegde periode, en evenmin op welke wijze deze zijn aangeschaft.

9.Voorlopige hechtenis

Omdat de voorlopige hechtenis geschorst was tot aan de einduitspraak
(de rechtbank begrijpt in eerste aanleg),eindigt de schorsing op het moment dat het vonnis is uitgesproken.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 33, 33a, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 32 (tweeëndertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf:
[adres 4] ;
[adres 5] ;
Gevestigde hypotheek(rechten), op de panden [adres 2] en [adres 3] ;
Opbrengst verkoop panden als vervolgprofijt witwassen.
gelast de teruggave aan de verdachte van:
herenring G_153734 14-karaats ring met 3 rijen steentjes, witgouden;
BREITLING Bently G_153735 stalen heren horloge modelnr. [nummer] ;
G_153736 18-karaats armband met 3 rijen steentjes, witgouden;
herenring G_153739 14-karaats ring met smaragd en diamant, geelgouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Daum en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.E. Kroon, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 10 april 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2015 tot en met 12 juni 2019,
te [plaats] en/of de gemeente Binnenmaas en/of Strijen, althans in Nederland, en/of Porto, althans in Portugal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten:
a. a) van een geldbedrag van euro 206.000 (DOC-023, p. 1467 in verband met aankoop [adres 2] ), en/of
b) van een geldbedrag van (totaal) euro 332.643 (DOC-026, p. 1471 t/m 1473 in verband met aankoop [adres 3] ), en/of
c) van een geldbedrag van (totaal) euro 435.376,96 (DOC-015, p. 1435 in verband met aankoop [adres 4] ), en/of
d) van een geldbedrag van euro 52.000 (DOC-027, p. 1474, betreft schenking aan [medeverdachte 1] ), en/of
e) van een geldbedrag van euro 52.000 (DOC-024, p. 1468, betreft een schenking aan [medeverdachte 2] ), en/of
f) van een geldbedrag van (totaal) euro 84.460 (contante stortingen, zie DOC-092, p. 1593 e.v. en DOC-032, p. 1487), en/of
g) van een geldbedrag van (totaal) euro 13.000 (overboekingen aan [medeverdachte 1] ), en/of
h) van een geldbedrag van euro 10.000 (overboeking aan [medeverdachte 3] ), en/of
i. i) van een geldbedrag van euro 10.000 (overboeking aan [naam 4] ), en/of
j) van een geldbedrag van euro 359.000 (DOC-042, p. 1051 in verband met aankoop [adres 5] )
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was, en/of
a. a) een geldbedrag van euro 206.000 (DOC-023, p. 1457 in verband met aankoop [adres 2] )
b) een geldbedrag van (totaal) euro 332.643 (DOC-026, p. 1471 t/m 1473 in verband met aankoop [adres 3] ), en/of
c) een geldbedrag van (totaal) euro 435.376,96 (DOC-015, p. 1435 in verband met aankoop [adres 4] ), en/of
d) een geldbedrag van euro 52.000 (DOC-027, p. 1474, betreft schenking aan [medeverdachte 1] ), en/of
e) een geldbedrag van euro 52.000 (DOC-024, p. 1468, betreft een schenking aan [medeverdachte 2] ), en/of
f) een geldbedrag van (totaal) euro 84.460 (contante stortingen, zie DOC-092, p. 1593 e.v. en DOC-032, p. 1487), en/of
g) een geldbedrag van (totaal) euro 13.000 (overboekingen aan [medeverdachte 1] ), en/of
h) een geldbedrag van euro 10.000 (overboeking aan [medeverdachte 3] ), en/of
i. i) een geldbedrag van euro 10.000 (overboeking aan [naam 4] ), en/of
j) een geldbedrag van euro 359.000 (DOC-042, p. 1051 in verband met aankoop [adres 5] )
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2015 tot en met 12 juni 2019,
te [plaats] en/of Binnenmaas en/of Strijen, althans in Nederland, en/of Porto, althans in Portugal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten:
a. a) van een geldbedrag van euro 206.000 (DOC-023, p. 1467 in verband met aankoop [adres 2] ), en/of
b) van een geldbedrag van (totaal) euro 332.643 (DOC-026, p. 1471 t/m 1473 in verband met aankoop [adres 3] ), en/of
c) van een geldbedrag van (totaal) euro 435.376,96 (DOC-0l5, p. 1435 in verband met aankoop [adres 4] ), en/of
d) van een geldbedrag van euro 52.000 (DOC-027, p. 1474, betreft schenking aan [medeverdachte 1] ), en/of
e) van een geldbedrag van euro 52.000 (DOC-024, p. 1468, betreft een schenking aan [medeverdachte 2] ), en/of
f) van een geldbedrag van (totaal) euro 84.460 (contante stortingen, zie DOC-092, p. 1593 e.v. en DOC-032, p. 1487), en/of
g) van een geldbedrag van (totaal) euro 13.000 (overboekingen aan [medeverdachte 1] ), en/of
h) van een geldbedrag van euro 10.000 (overboeking aan [medeverdachte 3] ), en/of
i. i) van een geldbedrag van euro 10.000 (overboeking aan [naam 4] ), en/of
j) van een geldbedrag van euro 359.000 (DOC-042, p. 1051 in verband met aankoop [adres 5] )
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen/verhuld en/of heeft verborgen/verhuld wie de rechthebbende op het/de voorwerp(en)/geldbedrag(en) was, en/of
a. a) een geldbedrag van euro 206.000 (DOC-023, p. 1467 in verband met aankoop [adres 2] ) en/of
b) een geldbedrag van (totaal) euro 332.643 (DOC—026, p. 1471 t/m 1473 in verband met aankoop [adres 3] ), en/of
c) een geldbedrag van (totaal) euro 435.376,96 (DOC-015, p. 1435 in verband met aankoop [adres 4] ), en/of
d) een geldbedrag van euro 52.000 (DOC-027, p. 1474, betreft schenking aan [medeverdachte 1] ), en/of
e) een geldbedrag van euro 52.000 (DOC-024, p. 1468, betreft een schenking aan [medeverdachte 2] ), en/of
t) een geldbedrag van (totaal) euro 84.460 (contante stortingen, zie DOC-092, p. 1593 e.v. en DOC—032, p. 1487), en/of
g) een geldbedrag van (totaal) euro 13.000 (overboekingen aan [medeverdachte 1] ), en/of
h) een geldbedrag van euro 10.000 (overboeking aan [medeverdachte 3] ), en/of
i. i) een geldbedrag van euro 10.000 (overboeking aan [naam 4] ), en/of
j) een geldbedrag van euro 359.000 (DOC-042, p. 1051 in verband met aankoop [adres 5] )
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.