ECLI:NL:RBROT:2024:5223

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
ROT 22/3331
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor het kappen van een grove den

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de verlening van een omgevingsvergunning voor het kappen van een grove den. De eisers, bewoners van Ridderkerk, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk, dat op 4 januari 2022 een omgevingsvergunning verleende voor het kappen van vier bomen, waaronder de grove den. Het college had het bezwaar van de eisers ongegrond verklaard in een besluit van 7 juli 2022. De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde en het college vertegenwoordigd was door een ambtenaar.

In een tussenuitspraak van 20 november 2023 heeft de rechtbank het college de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het college heeft hierop een aanvullende motivering ingediend, waartegen eisers schriftelijk hebben gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder nadere zitting. De rechtbank oordeelde dat de omgevingsvergunning voor het kappen van de grove den in stand kan blijven, omdat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de belangen van woningbouw zwaarder wegen dan de waarden van natuur en stads- en dorpsschoon. De rechtbank benadrukte dat het college niet verplicht is om de vergunning te weigeren, zelfs als er natuurwaarden in het geding zijn.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover het de omgevingsvergunning voor de grove den betreft, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de omgevingsvergunning voor het kappen van de grove den blijft bestaan. De rechtbank heeft het college ook veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eisers, die in totaal € 2.369,- bedragen, en het griffierecht van € 184,-.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [plaatsnaam 1], eisers

(gemachtigde: mr. G.I. Niesert),
en

het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk, het college

(gemachtigde: mr. K. van Geldorp).

Als derde-partij neemt aan het geding deel Stichting Wooncompas te Ridderkerk.

(gemachtigde: [naam 1])

Procesverloop

In het besluit van 4 januari 2022 (primair besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan Wooncompas voor het kappen van vier bomen op de locatie bij [percelen] nabij huisnummers [huisnummer 1], [huisnummer 2] en tussen [huisnummer 3] en [huisnummer 4] in [plaatsnaam 2].
In het besluit van 7 juli 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2023 op zitting behandeld. [eiser 1] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2]. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
In de tussenuitspraak van 20 november 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen 12 weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eisers hebben hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 23 november 2021. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5704 en 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4694.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het college onvoldoende inzicht heeft gegeven in de belangenafweging en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de grove den gelet op de waarden natuur en stads- en dorpsschoon niet behouden kan blijven. Het bestreden besluit is dan ook in strijd met het motiveringsbeginsel (artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) en zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 van de Awb) genomen.
Het beroep voor zover dat over de twee valse acacia's en de valse christusdoorn gaat, slaagt niet. Voor de motivering hiervan verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
Herstelpoging college
3. Het college stelt zich op het standpunt dat de omgevingsvergunning voor het kappen van de grove den in stand moet blijven. Het college heeft een aanvullend onderzoek laten uitvoeren naar de grove den. Dit is vastgelegd in het rapport van 23 januari 2024 van het Advies- en ingenieursbureau De Boomingenieur. Het rapport bevestigt de aanname van het college dat sprake is van een boom in redelijke conditie met een goede toekomstverwachting. Het college wijst erop dat er een boombeschermingsplan is opgesteld in opdracht van onder meer eisers en Wooncompas. Dit plan ziet ook op de bescherming van de grove den. Wooncompas streeft ernaar de grove den te behouden. Dit kan het college echter niet garanderen. Voor het geval de boom onverhoopt toch niet behouden kan blijven heeft het college de kapvergunning verleend. Het college wil (verdere) vertraging in de werkzaamheden voorkomen door duidelijkheid te bieden dat er een groter belang wordt gehecht aan de realisatie van woningen dan aan het behoud van de grove den en dat de boom derhalve mag worden gekapt. Voor het bouwen van de woningen dient de grond gesaneerd te worden. Dit kan de boom aantasten. Ook wordt er richting de boom gebouwd. Alhoewel het nodige wordt gedaan de boom te behouden, kunnen onvoorziene omstandigheden rond de bouwwerkzaamheden de boom aantasten. Verder stelt het college zich op het standpunt dat door de kap van de grove den het stads- en dorpsschoon niet onevenredig wordt aangetast, omdat er een groene buffer aanwezig blijft. Ook zal herplant weer voor vergroening zorgen. De natuurwaarde wordt volgens het college niet onevenredig aangetast, omdat de grove den een algemeen voorkomende boom in Nederland is. Voor zover het nestgelegenheid voor vogels biedt, bieden de natuurbeschermingsregels volgens het college voldoende waarborg om het verstoren van eventueel aanwezige nesten te voorkomen.
Zienswijze eisers
4. Op 11 maart 2024 hebben eisers een zienswijze op deze herstelpoging ingediend. Zij zijn het niet eens met de wijze waarop het college dit gebrek heeft hersteld. Eisers vinden de motivering van het college dat de sanering en sloopwerkzaamheden tot instabiliteit bij de boom kan leiden onvoldoende onderbouwd. Als de uit het boombeschermingsplan beschermende maatregelen worden opgevolgd kan de boom behouden blijven. Uit de melding Immobiel BUS sanering, die is goedgekeurd door DCMR, volgt bovendien volgens eisers dat er rondom de boom niet gesaneerd gaat worden. Eisers stellen dan ook dat de boom niet wordt aangetast. Daarbij komt dat de omgevingsvergunning voor de woningbouw nog niet onherroepelijk is. Gelet op voorgaande is er geen reden om de omgevingsvergunning in stand te laten. Verder bevreemdt het eisers dat gelet op het eerdere standpunt van het college, het college nu stelt dat de waarde stads- en dorpsschoon en natuurwaarde niet onevenredig wordt aangetast. Zo is eerder gezegd dat de boom een bijdrage levert aan biodiversiteit in stedelijk gebied en hittestress vermindert. Daarmee tast de kap van de grove den juist de natuurwaarde aan. Ook draagt de grove den bij aan het stads- en dorpsschoon, omdat deze door het jaar groen blijft. Eisers vinden dat de herplant hen niet tegengeworpen kan worden, omdat de herplant op andere plekken zal plaatsvinden en bovendien is uit het rapport van Viridis Arbor gebleken dat de herplant onzeker en niet uitvoerbaar is.
Toetsingskader
5. Op grond van artikel 4:11, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Ridderkerk 2020 (hierna: de APV) kan de vergunning, voor zover hier van belang, worden geweigerd op grond van de natuurwaarde van de houtopstand en de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling moet een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het kappen van een houtopstand worden getoetst aan het beoordelingskader van de gemeentelijke verordening. In dit geval is dat dus de APV. Dat beoordelingskader staat los van het beoordelingskader van de te volgen procedures op grond van de Wabo. De beslissing om wel of niet een omgevingsvergunning voor het kappen te verlenen is een zogenoemde discretionaire bevoegdheid van het college. Dat betekent dat het college, als zich een van de in artikel 4:11, tweede lid, van de APV genoemde waarden voordoet, de vergunning kan weigeren, maar dat hij daartoe niet verplicht is. Het college zal daarbij een belangenafweging moeten maken. Voor de bestuursrechter geldt dat hij de beslissing van het college terughoudend moet toetsen. Deze toetsing is beperkt tot de vraag of het college bij afweging van belangen in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen.
5.2.
Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank met de herstelpoging toereikend gemotiveerd dat het belang van de woningbouw zwaarder weegt dan het behoud van natuur en stads- en dorpsschoon in de vorm van de grove den. Zoals de rechtbank in de tussenuitspraak in overweging 3.1 heeft geoordeeld, is het niet vereist dat de omgevingsvergunningen voor de woningbouw in rechte vast moeten staan om een kapvergunning te verlenen. Wel moet aannemelijk zijn dat het bouwplan zal worden gerealiseerd. Daar is in dit geval sprake van. Het standpunt van het college dat het de gezonde boom wil behouden, maar dit door sanerings,-, sloop- en bouwwerkzaamheden op korte afstand van de boom niet kan garanderen, acht de rechtbank niet onredelijk. Het college heeft toegelicht dat er diverse werkzaamheden in de nabijheid van de boom moeten plaatsvinden die de boom kunnen aantasten. Dat er (nu nog) geen directe noodzaak bestaat tot het kappen van de boom, behoeft aan de vergunningverlening niet in de weg te staan. Er bestaat geen (ongeschreven) rechtsregel op grond waarvan de kapvergunning alleen kan worden verleend, indien de aanvrager aantoont dat het vellen van de boom noodzakelijk is (zie de uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX3904, onder 2.9.1). Het college mocht in dit verband het belang om (verdere) vertraging van de werkzaamheden te voorkomen meewegen.
Wanneer deze werkzaamheden binnen de kroonprojectie van de grove den plaatsvinden kan dat gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid van de boom. Dat uit de tekening van de melding Immobiel BUS sanering volgt dat de grond in de directe nabijheid van de boom niet gesaneerd wordt, betekent niet dat de boom niet instabiel kan worden, omdat zoals het college heeft aangegeven de grond rondom die boom wel gesaneerd wordt en daarvoor ook materieel moet komen.
De rechtbank kan eisers niet volgen in hun stelling dat het college ten aanzien van de waarden stads- en dorpsschoon en de natuur zich op een ander standpunt stelt. Het college stelt zich immers niet op het standpunt dat de boom deze waarden niet heeft, maar heeft nu gemotiveerd toegelicht dat met de kap deze waarden niet onevenredig worden aangetast. Hoewel de boom jaarrond groen is en hiermee een bijdrage levert aan de natuurwaarde, hoeft het college, gelet op de discretionaire bevoegdheid die het college heeft, aan deze enkele omstandigheid geen doorslaggevende betekenis toe te kennen. Tevens heeft het college in zijn overwegingen kunnen betrekken dat de grove den een vrij algemeen in Nederland voorkomende boom is.
Voor zover eisers stellen dat de herplant op andere plekken zal plaatsvinden, treft dit ook geen doel. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak in overweging 3.4 reeds overwogen dat het immers niet noodzakelijk is dat op de exact dezelfde plek wordt herplant. Daarbij merkt de rechtbank op dat Wooncompas meer bomen moet herplanten dan waarvoor een kapvergunning is verleend.

Conclusie

6. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij eisers ontvankelijk zijn verklaard in hun bezwaar tegen de verlening van de omgevingsvergunning voor de valse christusdoorn en voor zover daarbij een omgevingsvergunning is verleend voor de grove den. Omdat het college in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, voor zover dat wordt vernietigd ten aanzien van de grove den, in stand. Dit betekent dat de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen in stand blijft.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punt (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 875,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 1. Eisers hebben ook kosten voor een deskundige opgevoerd, namelijk advies inzake boomgroeiplaatsen van [naam bedrijf] ter hoogte van € 181,50. Ook deze kosten komen volgens het Bpb voor vergoeding in aanmerking. Eisers krijgen daarom een vergoeding van de proceskosten ter hoogte van € 2.369,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij de omgevingsvergunning voor het kappen van de grove den is verleend en eiser ontvankelijk zijn geacht ten aanzien van de valse christusdoorn;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit dat ziet op de grove den in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 2.369,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Regenboog, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.