ECLI:NL:RBROT:2024:5200

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
ROT 23/7613
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging en invordering van een last onder dwangsom wegens overtreding van de Warenwet door een restaurant

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2024, wordt het beroep van eiseres, een restaurant, tegen een besluit van de minister voor Medische Zorg beoordeeld. De minister had op 11 september 2023 een last onder dwangsom opgelegd aan eiseres vanwege overtredingen van de Warenwet, specifiek het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Eiseres had kippenvleugels in de koelkast liggen die te veel bacteriën bevatten, wat in strijd was met de hygiënevoorschriften. Ondanks de opgelegde last, opende eiseres haar restaurant voordat de NVWA een inspectie had uitgevoerd, waardoor zij de dwangsom van € 5.000,- verbeurde. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de dwangsom heeft ingevorderd, omdat eiseres niet voldeed aan de opgelegde last en geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat van invordering afgezien zou moeten worden. De rechtbank bevestigt dat de last onder dwangsom rechtmatig was en dat de minister bevoegd was om de verbeurde dwangsom in te vorderen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank handhaaft de beslissing van de minister.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7613

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.G. Evers),
en
de minister voor Medische Zorg,voorheen de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de minister
(gemachtigde: mr. D.W. Gerritsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom vanwege overtreding van bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften. Hiertoe heeft de minister op 11 september 2023 besloten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 2 november 2023 op het bezwaar van eiseres is de minister bij dat besluit gebleven.
1.2.
Met het besluit van 3 november 2023 heeft de minister de verbeurde dwangsom ingevorderd. Met het besluit van 26 april 2024 heeft de minister het bezwaar tegen dat besluit ongegrond verklaard. Op grond van artikel 5:39, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het beroep mede betrekking op de invordering.
1.3.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres drijft blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 11 september 2023 een grillrestaurant.
2.1.
Op 16 maart 2023 heeft de minister eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen tot sluiting en/of stillegging processen. De reden hiervoor is dat in de periode van 1 juni 2022 tot en met 5 januari 2023 inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) meerdere officiële controles hebben uitgevoerd in het bedrijf van eiseres, daarbij is geconstateerd dat er meerdere toepasselijke hygiënevoorschriften zijn overtreden en dat tijdens een controle op 8 maart 2023 opnieuw is geconstateerd dat één of meer van de wettelijke hygiënevoorschriften niet werden nageleefd. Eiseres heeft op 22 maart 2023 een zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht, waarop de minister op 14 april 2023 heeft gereageerd.
2.2.
Op 5 september 2023 heeft een nieuwe controle plaatsgevonden in het bedrijf van eiseres. De toezichthouders van de NVWA hebben op 11 september 2023 van deze controle een rapport van bevindingen en een relaas van monsterneming opgemaakt.
2.2.1.
In het rapport van bevindingen (2023-0017644-004) staat onder meer het volgende:

“(…) Aanleiding

Deze inspectie is uitgevoerd krachtens de Warenwet.
Daarnaast is deze inspectie uitgevoerd in het kader van verscherpt toezicht.

Locatie

Naam: [naam restaurant] (…)

Bevinding(en)

Datum en tijdstip: 5 september 2023 omstreeks 16:30 uur

Aangesproken en gelegitimeerd aan:

Naam: […]
Functie: chefkok
(…) Ik zag in het magazijn naast de keuken een rvs koelkast staan.
Ik zag in voornoemde koelkast zelfbereide kippenvleugels in voorraad werden gehouden. (…)
Uit de resultaten van het onderzoek, weergegeven in de bij dit rapport gevoegde relaas van monsterneming en analyserapport, bleek dat niet werd voldaan aan de wettelijke voorschriften. (…)
Uit de onderzoeksresultaten die door het microbiologisch laboratorium zijn vastgesteld, blijkt dat één of meer richtwaarden zijn overschreden, zoals is opgenomen in de goedgekeurde voornoemde hygiënecode (…). De onderzoeksresultaten zijn een aanwijzing dat het bedrijfsproces onvoldoende wordt beheerst.
Uit bovenstaande bevindingen bleek mij dat de exploitant van dit levensmiddelenbedrijf de in de betreffende hygiënecode vastgestelde veiligheidsprocedures niet op zo’n manier toepaste dat daardoor de veiligheid gewaarborgd was van de eet- of drinkwaren die in het levensmiddelenbedrijf werden geproduceerd, verwerkt en/of behandeld. (…)”
2.2.2. In het relaas van monsterneming (2023-0036289-003) staat onder meer het volgende:
“Ik zag tijdens mijn monsterneming in de rvs koelkast onder meer het volgende levensmiddel staan: een schaal met onverpakte kippenvleugel dat mondeling was aangeduid als bereide kippenvleugels.
Ik vroeg de heer […] of alle levensmiddelen in deze ruimte voor verhandeling bestemd waren.
Hierop antwoordde hij mij bevestigend. (…) Desgevraagd verklaarde de heer […] mij dat dit product op zondag 3 september 2023 het eigen bedrijf was bereid. Vanuit mijn vakdeskundigheid weet ik dat dit product een bederfelijke waar is zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen. Dit product bevond zich in de processtap “Bewaren". (…)
Met inachtneming van de gebruikelijke voorzorgen heb ik van de In voorraad zijnde bereide kippenvleugels een hoeveelheid product bemonsterd ter verificatie van de processtap [Bewaren]. (…) Dit monster, Kippenvleugel bereid, werd door mij, toezichthouder NVWA, verpakt, gewaarmerkt en
verzegeld.

Monsterinformatie

(…)
Datum en tijdstip genomen : 5 september 2023 16:45
Rapportage laboratorium : 8 september 2023 11:24
(…)
Aard geconstateerde afwijking : Aëroob kiemgetal
Analyseresultaat : > 49.000.000 (/g)
Wettelijke eis : Maximaal 1.000.000 (/g)
Aard geconstateerde afwijking : Aantal kweekbare Enterobacteriaceae
Analyseresultaat : 34.000 (/g)
Wettelijke eis : Maximaal 1.000 (/g) (…)”
2.2.3.
Bij besluit van 11 september 2023 heeft de minister aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd om bereidings- en behandelingsprocessen van levensmiddelen (opslaan van zelfbereide bederfelijke levensmiddelen, (voor)bereiden van gerechten en terugkoelen) stil te leggen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag dat eiseres de opdracht tot stillegging niet naleeft, met een maximum van € 25.000,-. De minister heeft deze last onder dwangsom opgelegd omdat eiseres een wettelijk hygiëne-voorschrift [1] niet heeft nageleefd: geen zorg gedragen voor de invoering, uitvoering en handhaving van één of meer permanente procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen. Dit is volgens de minister een overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen.
2.3.
Op 20 september 2023 heeft de NVWA een nalevingscontrole uitgevoerd. Op 3 oktober 2023 heeft een toezichthouder van deze controle een proces-verbaal van bevindingen ( [nummer proces-verbaal] ) opgemaakt, waarin onder meer het volgende staat:
“(…)
Bevinding(en):
Datum en tijdstip van controle van het bedrijf: 20 september 2023, omstreeks 17:20 uur. (…)
Inspectiebevindingen:
(…) Nadat ik de heer [persoon A] had medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was heb ik nogmaals herhaald wat ik had gezien en gehoord. Hieruit bleek mij dat zowel de gebakken ossenhaas als de aardappel in het bedrijf verhit was en geserveerd was aan de gasten hetgeen in strijd is met het gestelde uit de beschikking. (…) Hieruit bleek mij dat de bereide gebakken champignons in het bedrijf verhit waren en geserveerd waren aan de gasten hetgeen in strijd is met het gestelde uit de beschikking. (…) Uit het voorgaande bleek mij en mijn collega toezichthouder dat [naam restaurant] niet voldeed aan de last zoals opgelegd bij voornoemd besluit.
Ik bracht de heer [persoon A] , nogmaals van mijn bevindingen op de hoogte en deelde hem mede dat niet voldaan werd aan de bij voornoemd besluit opgelegde last. (…) bij aanvang van mijn controle gaf de heer [persoon A] mij te kennen dat hij het NVWA klant contactcentrum net had gebeld om een openingsinspectie aan te vragen. Ik zag op het scherm van zijn telefoon dat dit gesprek plaats had gevonden om 17:04 uur. De heer [persoon A] dacht dat hij weer mocht bakken. (…)”
2.3.1.
Op 12 oktober 2023 heeft de minister eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen om de verbeurde dwangsom in te vorderen, omdat eiseres zich op 20 september 2023 niet heeft gehouden aan de last. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om een zienswijze naar voren te brengen.
2.3.2.
Bij besluit van 3 november 2023 heeft de minister de verbeurde dwangsom van € 5.000,- ingevorderd (het invorderingsbesluit).
2.4.
De beslissing op bezwaar van 2 november 2023 in het kader van de last onder dwangsom berust – kort samengevat – op de volgende overwegingen. De verklaring van de chef-kok, dat de levensmiddelen voor verhandeling bestemd waren, laat niets aan duidelijkheid te wensen over. Eiseres heeft niet onderbouwd dat de chef-kok de Nederlandse taal amper verstaat en niet wist wat de bedoeling was van de vraag van de toezichthouder. Hetzelfde geldt voor de stelling dat de onverpakte zelfbereide kippenvleugels door een medewerker van eiseres in de koelkast zijn geplaatst en dat deze voor eigen consumptie waren. De toezichthouder is er terecht vanuit gegaan dat deze kippenvleugels voor verhandeling bestemd waren. In het verlengde daarvan heeft hij terecht geconcludeerd dat het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen is overtreden. De last onder dwangsom is dan ook terecht opgelegd.
2.5.
De beslissing op bezwaar van 26 april 2024 in het kader van de invordering berust
– kort samengevat – op de volgende overwegingen. Eiseres had het restaurant geopend, terwijl een openingsinspectie nog niet had plaatsgevonden. Enkel het aanvragen van een openingsinspectie is niet voldoende. Het restaurant was dus ten onrechte geopend. Van bijzondere omstandigheden die dat rechtvaardigen is niet gebleken. Om die reden handhaaft de minister het invorderingsbesluit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt in de eerste plaats de rechtmatigheid en evenredigheid van de aan eiseres opgelegde last onder dwangsom. In de tweede plaats beoordeelt de rechtbank of de minister mocht overgaan tot invordering van de dwangsom. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te
vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Stelt de minister terecht dat eiseres een overtreding heeft gepleegd?
5. Eiseres betoogt dat zij geen overtreding heeft gepleegd. De kippenvleugels waren namelijk niet bestemd voor consumptie door klanten van eiseres maar waren van een personeelslid, voor eigen gebruik.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1.1.
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven [2] de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Als de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
5.1.2.
De bewijslast voor zodanige twijfel aan de bevindingen van een toezichthouder dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd, rust dus op eiseres.
5.1.3.
Deze beroepsgrond is een herhaling van wat in bezwaar al is aangevoerd en waarop de minister in de beslissing op bezwaar van 2 november 2023 al heeft gereageerd. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de chef-kok, zoals opgenomen in het rapport van bevindingen (2.2.1.) en het relaas van monsterneming (2.2.2.), niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Verder heeft de minister overwogen dat hij navraag heeft gedaan bij de toezichthouder. Daaruit is naar voren gekomen dat de toezichthouder en diens collega Nederlands hebben kunnen spreken met de chef-kok en dat hij hen begreep. Zoals de minister terecht heeft overwogen, heeft eiseres haar stelling dat de chef-kok de Nederlandse taal onvoldoende verstaat, niet onderbouwd. De rechtbank stelt vast dat die onderbouwing er ook in beroep niet is gekomen. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank niet in waarom zou moeten worden getwijfeld aan de verklaring van de chef-kok op 5 september 2023 dat de kippenvleugels op zondag 3 september 2023 in het eigen bedrijf zijn bereid en dat deze bestemd waren om te worden verhandeld.
5.1.4.
Op 21 mei 2024 heeft eiseres een verklaring van de heer [persoon B] overgelegd, ter onderbouwing van haar standpunt dat de kippenvleugels van hem zijn en voor diens eigen gebruik waren bestemd. Naar het oordeel van de rechtbank is deze verklaring achteraf onvoldoende voor twijfel aan de juistheid van het rapport van bevindingen en het relaas van monsterneming. De reden hiervoor is dat deze verklaring oncontroleerbaar is en bovendien haaks staat op de bevindingen van de toezichthouders en de verklaring van de chef-kok. Voor zover eiseres betoogt dat aanleiding bestaat voor bedoelde twijfel omdat in het rapport van bevindingen en het relaas van monsterneming staat dat het om
bereidekippenvleugels gaat terwijl eiseres bereid voedsel niet in de koelkast bewaart, volgt de rechtbank haar niet in dat betoog. Nog daargelaten dat deze stelling niet is onderbouwd, moeten de kippenvleugels gelet op de hoeveelheid gemeten bacteriën en gelet op de omstandigheid dat zij onverpakt werden bewaard, hoe dan ook geacht worden een gevaar voor de voedselveiligheid op te leveren voor de overige producten die eiseres in die koelkast bewaarde.
5.1.5.
Bij de aanvullende gronden van beroep van 24 april 2024 heeft eiseres een verklaring van de heer [persoon A] overgelegd, maar ook die kan naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de bevindingen van de toezichthouders en de verklaring van de chef-kok. Dat het personeel van de heer [persoon A] mogelijk anders heeft gehandeld dan de bedoeling is binnen het bedrijf, wat overigens niet is onderbouwd, maakt niet dat in dit geval geen sprake was van een overtreding.
5.1.6.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake was van een overtreding van artikel 2, eerste lid, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Dit betekent dat de minister op grond van artikel 138, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder i, van Verordening (EU) 2017/625 bevoegd was om daarvoor een last onder dwangsom op te leggen. Eiseres heeft in beroep geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de minister, hoewel bevoegd, van handhavend optreden behoorde af te zien.
Heeft eiseres de dwangsom verbeurd?
6. Bij de toetsing van een invorderingsbesluit dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de last is overtreden. Indien de last is overtreden en de opgelegde dwangsom is verbeurd, geldt dat bij een besluit over invordering van een verbeurde dwangsom aan het belang van de invordering een zwaarwegend gewicht moet worden toegekend. Een andere opvatting zou afdoen aan het gezag dat behoort uit te gaan van een besluit tot oplegging van een last onder dwangsom. Slechts in bijzondere omstandigheden kan geheel of gedeeltelijk van invordering worden afgezien. Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). [3]
6.1.1.
De last werkte tot en met het moment waarop de NVWA - binnen het kader van de openingsinspectie - uitdrukkelijk toestemming verleende om de verboden bereidings- en behandelingsprocessen te hervatten. Die toestemming had eiseres op 20 september 2023 nog niet ontvangen. Eiseres heeft ondanks de last tot stillegging en zonder toestemming haar restaurant geopend en daar de in de last omschreven bereidings- en behandelingsprocessen van levensmiddelen verricht en daarmee aan gasten maaltijden geserveerd. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet betwist dat zij daarmee de last heeft overtreden, zodat de aan de last verbonden dwangsom is verbeurd. De minister was daarom bevoegd de verbeurde dwangsom in te vorderen. De rechtbank zal beoordelen of met wat in beroep is aangevoerd sprake is van feiten en omstandigheden die leiden tot de conclusie dat de minister, hoewel bevoegd, van invordering behoorde af te zien.
Behoorde de minister van invordering af te zien?
7. Eiseres betoogt dat zij in de veronderstelling verkeerde dat het restaurant op 20 september 2023 al open mocht en dat zij dus geheel te goeder trouw maaltijden heeft bereid.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.1.1.
De rechtbank neemt in de eerste plaats in aanmerking dat zowel in de last onder dwangsom als in de bij dat besluit gevoegde “Bijlage 2 Gevolgen stillegging” duidelijk staat dat er een openingsinspectie moet plaatsvinden, waarbij de NVWA beoordeelt of eiseres voldoet aan de genoemde punten en of zij en/of haar personeel over voldoende kennis van de bereidings- en behandelingsprocessen beschikt. Ook staat in het besluit dat het eiseres niet is toegestaan de bereidings- en behandelingsprocessen van levensmiddelen weer uit te voeren, dan nadat zij hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft ontvangen.
7.1.2.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat in de last onder dwangsom staat dat eiseres voor het aanvragen van een openingsinspectie contact kan opnemen met de NVWA, op maandag tot en met vrijdag van 09:00 uur tot 17:00 uur. Eiseres heeft op 20 september 2023 echter om 17:05 uur gebeld. Zij had daarom kunnen weten dat zij in ieder geval niet die dag al open had mogen gaan. Zij is echter direct open gegaan.
7.1.3.
De stelling van eiseres dat de heer [persoon A] de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Eiseres wordt in ieder geval al vanaf 22 maart 2023 bijgestaan door een gemachtigde. Indien het voor eiseres niet duidelijk was wat haar rechten en plichten waren, had zij haar gemachtigde om advies kunnen vragen. De stelling dat eiseres van Bureau de Wit heeft begrepen dat enkel het telefonisch aanvragen van een openingsinspectie al voldoende zou zijn om het restaurant weer te mogen openen, heeft zij niet onderbouwd. Bovendien staat dit haaks op de inhoud van de last en Bijlage 2, die de rechtbank doorslaggevend vindt. Deze niet onderbouwde stelling leidt dan ook niet tot een ander oordeel.
8. Eiseres betoogt dat onder de gegeven omstandigheden het invorderen van een dwangsom van € 5.000,- buiten alle proporties is. Zij heeft aantoonbaar grote inspanningen geleverd om te voldoen aan de eisen van de NVWA.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.1.1.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister erkend dat tijdens de nalevingsinspectie op 20 september 2023 geen nieuwe overtredingen zijn geconstateerd. Op de vraag van de rechtbank of de minister daarin aanleiding had kunnen zien om niet over te gaan tot invordering van de dwangsom, heeft de gemachtigde geantwoord dat de minister niet het precedent wil scheppen dat het normaal wordt dat een bedrijf al opengaat voordat de openingsinspectie heeft plaatsgevonden. Bij dit soort overtredingen is juist de openingsinspectie van groot belang. Het is niet aan eiseres om te bepalen of de bedrijfsvoering op het punt van de overtreden hygiënevoorschriften zodanig is verbeterd dat het restaurant weer veilig open kan. Dat dient de toezichthouder bij een openingsinspectie vast te stellen. Dat standpunt kan de rechtbank volgen.
8.1.2.
De rechtbank volgt de minister ook in diens standpunt dat, anders dan eiseres ter zitting heeft gesteld, het bedrijf wel degelijk een voorgeschiedenis van overtredingen van de Warenwet heeft. De gemachtigde van de minister heeft er terecht op gewezen dat eiseres ten tijde van de inspectie op 5 september 2023 onder verscherpt toezicht stond. Verder heeft de gemachtigde onweersproken gesteld dat er nog een bedrag van € 10.000,- aan boetes openstaat. Onder deze omstandigheden was het naar het oordeel van de rechtbank des te belangrijker dat eiseres juist wél de openingsinspectie afwachtte.
8.1.3.
Met de minister is de rechtbank van oordeel dat het treffen van maatregelen, te weten het inschakelen van Bureau De Wit, het aanvragen (maar dus niet afwachten) van een openingsinspectie en de gestelde taalbarrière geen bijzondere omstandigheden zijn om geheel of gedeeltelijk van invordering af te zien. Ook de ter zitting aangevoerde, maar niet onderbouwde moeilijke financiële situatie van eiseres sinds de coronacrisis levert naar het oordeel van de rechtbank niet zo’n omstandigheid op.
8.1.4.
Uit het voorgaande volgt dat het belang van de minister bij invordering zwaarder dient te wegen dan het belang van eiseres.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de last onder dwangsom in stand blijft. Hetzelfde geldt voor de invordering van de verbeurde dwangsom. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V. van Dorst, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:32, eerste en tweede lid
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Voor een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
Artikel 5:39, eerste lid
Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder dwangsom heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot invordering van de dwangsom, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.
Warenwet
Artikel 32
Onze Minister is in het belang van de volksgezondheid of van de veiligheid, en indien het technische voortbrengselen betreft, tevens in het belang van de gezondheid van de mens of van de veiligheid van zaken bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van:
a. regels gesteld bij of krachtens deze wet;
b. regels gesteld bij of krachtens een verordening, vastgesteld op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, indien bij of krachtens deze wet is verboden in strijd met die regels te handelen.
Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen
Artikel 2, eerste lid
Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen (…) 5, eerste lid, tweede lid, laatste alinea, en vierde lid (…).
Verordening (EG) nr. 852/2004
Artikel 5, eerste en tweede lid, aanhef en onder d
1. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven dragen zorg voor de invoering, de uitvoering en de handhaving van één of meer permanente procedures die gebaseerd zijn op de HACCP-beginselen.
2. De in lid 1 bedoelde HACCP-beginselen betreffen:
d) het vaststellen en toepassen van efficiënte bewakingsprocedures op de kritische controlepunten.
Verordening (EU) nr. 2017/625
Artikel 1, tweede lid, aanhef en onder a
Deze verordening is van toepassing op officiële controles op naleving van de op Unieniveau of door de lidstaten ter uitvoering van Uniewetgeving vastgestelde regels op de volgende gebieden:
a. a) levensmiddelen en voedselveiligheid, integriteit en heilzaamheid in elk stadium van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen, met inbegrip van voorschriften om eerlijke handelspraktijken te waarborgen, de belangen van de consument te beschermen en consumenten te informeren, alsook betreffende de vervaardiging en het gebruik van materialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen.
Artikel 4, eerste lid
De lidstaten wijzen voor elk van de gebieden waarop de in artikel 1, lid 2, bedoelde regels van toepassing zijn, de bevoegde autoriteit of autoriteiten aan waaraan zij de verantwoordelijkheid voor de organisatie of uitvoering van officiële controles en andere officiële activiteiten opdragen.
Artikel 138, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder i
1. Wanneer niet-naleving is vastgesteld, nemen de bevoegde autoriteiten:
a. a) elke actie die noodzakelijk is om de oorsprong en de omvang van de niet-naleving te bepalen en de verantwoordelijkheid van de exploitant vast te stellen, en
b) passende maatregelen om te waarborgen dat de betrokken exploitant de niet-naleving verhelpt en vermijdt dat dergelijke niet-naleving zich opnieuw voordoet.
In hun besluit over de te nemen maatregelen houden de bevoegde autoriteiten rekening met de aard van de niet-naleving en met de antecedenten van de exploitant op het gebied van naleving.
2. Bij het optreden van de bevoegde autoriteiten overeenkomstig lid 1 van dit artikel nemen zij alle maatregelen die zij passend achten om naleving van de in artikel 1, lid 2, bedoelde voorschriften te waarborgen, onder meer maar niet beperkt tot het volgende:
i. i) het gelasten van de stopzetting van het geheel of een deel van de activiteiten van de betrokken exploitant en, in voorkomend geval, van de door hem beheerde of gebruikte websites, gedurende een passende periode.

Voetnoten

1.Artikel 5, eerste lid in verbinding met het tweede lid, van de Verordening (EG) nr. 852/2004.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 19 maart 2024, ECLI:NL:CBB:2024:204.
3.Bijvoorbeeld de uitspraak van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:333.