11.4.In zijn aanvullend rapport van 28 november 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, naar aanleiding van de ingebrachte medische informatie afkomstig van de afdeling Pijngeneeskunde, inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom hij daarin geen aanleiding ziet het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Daarbij heeft hij overwogen dat uit de informatie niet blijkt dat er ten tijde hier van belang sprake was van een andere medische situatie dan waarvan verweerder eerder is uitgegaan.
12. Gelet op de overtuigende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel of motiveringsbeginsel is de rechtbank niet gebleken.
13. Uit het voorgaande volgt dat verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep de functionele mogelijkheden van eiser correct heeft vastgesteld. Er is geen grond voor het oordeel dat de belasting van de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies de mogelijkheden van eiser overschrijdt.
14. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van meer dan 47,12%.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de uitlooptermijn van eisers WGA-loonaanvullingsuitkering in het bestreden besluit ten onrechte op 1 april 2024 heeft vast-gesteld. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, in zijn in het kader van de heroverweging in bezwaar uitgebracht rapport van 15 december 2022, nieuwe functies heeft geduid, waarvan twee functies vallen in andere SBC-codes. De rechtbank is om die reden van oordeel dat de uitlooptermijn van 24 maanden opnieuw is gaan lopen. De rechtbank verwijst daarbij naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:948, en van 13 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:688. De uitlooptermijn van de WGA-loonaanvullingsuitkering eindigt dan ook niet op 1 april 2024 maar op 1 januari 2025, zijnde 24 kalendermaanden na afgifte van het ‘Voornemen wijziging besluit’.Daarmee staat vast dat aan het bestreden besluit een gebrek kleeft. Het beroep van eiser, voor zover gericht tegen het bestreden besluit, zal daarom gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal voor zover dat ziet op de beslissing over de duur van de WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 april 2024 worden vernietigd. 16. De rechtbank zal, met in achtneming van wat is vastgesteld in rechtsoverweging 15, zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen voor zover het betreft het einde van de uitlooptermijn van de WGA-loonaanvullingsuitkering. De rechtbank bepaalt dat de WGA-loonaanvullingsuitkering, bij ongewijzigde omstandigheden bij eiser, zal eindigen op 1 januari 2025. Deze uitspraak zal in de plaats treden van het vernietigde deel van het bestreden besluit. Voor het overige oordeelt de rechtbank dat het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Dit betekent dat het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit, in zoverre niet slaagt.
17. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Verweerder moet eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
18. Gezien het gestelde in rechtsoverweging 15 en 16 ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten in bezwaar en in beroep. De rechtbank stelt de kosten in beroep op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, alsook 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,-).