ECLI:NL:RBROT:2024:5177

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
ROT 23/1286
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing openbaarmaking door de Autoriteit Consument en Markt op basis van de Instellingswet

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om openbaarmaking van documenten door de Autoriteit Consument en Markt (ACM) beoordeeld. Eiser had op 6 juli 2022 een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo) om inzage in documenten met betrekking tot de tarieven van energieleverancier Essent. De ACM heeft dit verzoek op 15 augustus 2022 afgewezen, met als argument dat openbaarmaking in strijd zou zijn met het doel van het toezicht dat de ACM uitoefent, namelijk het beschermen van de mededinging en de consument. De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 behandeld, waarbij eiser en vertegenwoordigers van de ACM aanwezig waren. Tijdens de zittingen is er een gesprek geweest tussen partijen om de situatie te verhelderen. De rechtbank concludeert dat de ACM terecht heeft geweigerd de gevraagde documenten openbaar te maken, omdat deze vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevatten die de mededinging zou kunnen schaden. De rechtbank oordeelt dat de ACM voldoende heeft gemotiveerd waarom openbaarmaking niet mogelijk is en dat het beroep van eiser ongegrond is. De uitspraak bevestigt dat de ACM de documenten niet hoeft te verstrekken en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1286

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit Breda, eiser

(gemachtigde: mr. L.N.C.A. Bukkems),
en

Autoriteit Consument & Markt, de ACM

(gemachtigden: mr. L.M. Klinkhamer en mr. E.L.M. Vos).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om openbaarmaking. De ACM heeft daartoe besloten op 15 augustus 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 16 januari 2023 op het bezwaar van eiser is de ACM bij dat besluit gebleven.
1.2.
De ACM heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiser en de ACM hebben nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens de ACM mr. L.M. Klinkhamer, mr. E.C. Plantinga en mr. A.S.M.L. Prompers.
1.5.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen om met elkaar in gesprek te gaan. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 25 januari 2024. De ACM heeft het gespreksverslag en de opmerkingen van eiser naar aanleiding van dat verslag op 20 februari 2024 naar de rechtbank opgestuurd.
1.6.
Bij brief van 27 februari 2024 heeft de rechtbank eiser gevraagd om aan te geven of hij zijn beroep wil handhaven en, zo ja, of hij prijs stelt op een nadere zitting. Eiser heeft de rechtbank op 7 maart 2024 bericht dat hij zijn beroep handhaaft en prijs stelt op een nadere zitting.
1.7.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 nogmaals op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de ACM.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 6 juli 2022 bij de ACM een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo), waarin onder meer het volgende staat:
“(…) Ik stel mij op het standpunt dat het tarief van Essent niet redelijk is en ik ben van mening dat de ACM daarop moet toezien en ik wil nu exact weten wat de ACM heeft gedaan en wil inzage in de documenten.
Ik wil het volgende (…) van u ontvangen
1. De inkomende correspondentie over de tarieven van Essent met betrekking tot het jaar 2022. Ik bedoel hier mee Essent heeft u de tariefwijzigingen schriftelijk medegedeeld? De stukken van Essent en de reactie van de ACM op die tariefmeldingen van Essent.
2. Wat heeft de ACM gedaan met deze tarieven van 2022 van Essent? Ik bedoel daarmee wat was de reactie van de ACM op de nieuwe tarieven en met name wat is de reactie van de ACM geweest op het teruglevertarief?
3. Heeft de ACM toezicht gehouden op de tarieven van Essent? Graag deze stukken waaruit blijkt hoe die taak is vervuld.
4. Heeft de ACM goedkeuring verleend voor de tarieven van Essent in het jaar 2022? De stukken waaruit blijkt dat die taak is vervuld.
5. Ik heb een melding gedaan zoals uit onderstaande e-mail blijkt. Wat is daar intern mee gedaan. Dus de stukkenloop van deze melding incl de SMS en WhatsApp berichten. Ik wil zien hoe de ACM met melding omgaat.
Ik zoek in de kern gewoon naar de stukken waaruit blijkt dat Essent de tarieven heeft
gemeld en wat de reactie van de ACM was om mij als consument te beschermen. (…)”
2.1.
Bij e-mail van 28 juli 2022 heeft eiser zijn Woo-verzoek als volgt uitgebreid:
“(…) Omdat u in het gesprek aangaf dat de ACM mogelijk geen taak heeft met betrekking tot het tarief voor teruglevering aan consumenten wil ik mijn verzoek aanvullen. Aanvullen als extra en nadrukkelijk niet in plaats van het oorspronkelijk verzoek plaatsen.
Binnen de ACM zullen er ongetwijfeld Woo documenten zijn over de vraag of teruglevering inderdaad los moet worden gezien van levering. Daar wil ik inzage in hebben middels inzage met een beroep op de Woo. (…)”
2.2.
Bij besluit van 15 augustus 2022 heeft de ACM het verzoek afgewezen op grond van artikel 7, eerste lid, en artikel 12w, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt (Iw).
2.3.
Het bestreden besluit berust – kort samengevat en voor zover nog van belang – op de volgende overwegingen. De ACM ziet geen ruimte om de door eiser verzochte informatie over de tarieven van Essent openbaar te maken. Openbaarmaking daarvan is in strijd met het doel van het toezicht van de ACM, te weten het beschermen van de effectieve mededinging en de bescherming van de consument. Op het moment dat de ACM de beoordelingsmodellen openbaar maakt, kunnen energieleveranciers namelijk hun tarieven afstemmen op de hoogst mogelijke prijs voor leveringstarieven binnen de brandbreedte van wat de ACM redelijk acht. Dat schaadt de marktwerking op de energiemarkt en leidt tot hogere prijzen voor de consument. Als van marktpartijen verkregen gegevens via intern vervaardigde stukken openbaar worden gemaakt, dan ondergraaft dat het doel van artikel 7 van de Iw zoals dat door de wetgever bepaald is.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de ACM terecht heeft geweigerd om de gevraagde stukken openbaar te maken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank stelt vast dat dat eiser tijdens de tweede zitting heeft verklaard dat hij alleen openbaarmaking wenst van door de ACM vervaardigde documenten, in het bijzonder de beoordelingsmodellen. De rechtbank zal daarom de afwijzing van het verzoek met betrekking tot gegevens en inlichtingen die de ACM heeft verkregen verder onbesproken laten.
Mocht de ACM openbaarmaking van de door haar vervaardigde stukken weigeren?
6. Eiser betoogt – samengevat – dat hij onder andere de beoordelingsmodellen van de ACM wenst in te zien. Eiser wil namelijk weten waarom bepaalde hoge tarieven zijn goedgekeurd en of de ACM daarbij is uitgegaan van marktprijzen of ook daadwerkelijk heeft gekeken naar de kostprijzen van de energieleveranciers. Dat openbaarmaking van deze documenten in strijd is met het doel van het toezicht van de ACM is achterhaald. Door de zeer grote tariefverschillen bij de verschillende energieleveranciers, is al duidelijk welke tarieven de ACM akkoord heeft bevonden. Het beschermen van de effectieve mededinging is dan ook niet aan de orde. Verder wordt het beoordelingsmodel gedeeld met de energieleverancier wanneer deze een te hoog tarief meldt bij de ACM. Zij kennen dus het beoordelingsmodel al. Verder is het in een Woo-procedure niet ongebruikelijk dat grote delen van een document zwartgelakt worden aangeleverd. Het gaat eiser niet om de precieze bedragen, maar of de ACM hier akkoord voor heeft gegeven of niet. Met deels zwartgelakte documenten kan eiser namelijk nagaan of de ACM ook daadwerkelijk toezicht heeft gehouden, of dat Essent deze tarieven heeft mogen hanteren zonder haar bemoeienis. Het gaat dan ook te ver om het verzoek volledig af te wijzen en geen documenten te verstrekken. Er had maatwerk kunnen worden geleverd door delen van de documenten zwart te lakken.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.2.
Omdat het eiser niet gaat om de exacte tarieven maar hij wil kunnen controleren wat de ACM voor hem als consument heeft gedaan, heeft de rechtbank tijdens de eerste zitting voorgesteld dat partijen met elkaar in gesprek gaan over de wijze waarop de ACM het toezicht op de energietarieven heeft uitgeoefend. Partijen hebben daarmee ingestemd. Het gesprek heeft plaatsgevonden op 25 januari 2024 op het kantoor van de ACM.
6.2.1.
Uit het door de ACM overgelegde uitgebreide verslag van dat gesprek, leidt de rechtbank af dat de ACM aan eiser een Excelbestand met daarin een voorbeeld van het beoordelingsmodel heeft laten zien. Aan de hand daarvan heeft de ACM toegelicht op welke wijze zij het toezicht op de energietarieven vormgeeft. Daarbij heeft de ACM erop gewezen dat als de ACM merkt dat een prijs het zogeheten signaaltarief overschrijdt, zij de leverancier de kans biedt om uit te leggen waarom dat zo is. De advocaat van de leverancier mag dan bij de ACM komen inzien of de ACM goede beoordelingen heeft gemaakt. De advocaat mag daar niets over terugkoppelen richting de leverancier. Aan het einde van het gesprek heeft eiser verklaard dat hij nu weet hoe het zit, dat hij een beter beeld heeft over de werkwijze met het beoordelingsmodel en dat hij erover moet nadenken wat hij er dan van vindt.
6.2.2.
Bij brief van 7 maart 2024 heeft eiser de rechtbank bericht dat hij, hoewel hij het overleg met de ACM als prettig heeft ervaren, een uitspraak van de rechtbank wenst. De besluitvorming van de ACM berust namelijk op een belangenafweging en naar de mening van eiser is het aan een rechtbank om te beoordelen of de belangen correct zijn afgewogen.
6.3.
De rechtbank zal hierna kort het systeem van de Iw en de verhouding tussen de Iw en de Woo toelichten.
6.3.1.
Uit de rechtspraak [1] volgt dat artikel 7, eerste lid, en de artikelen 12u, 12v en 12w van de Instellingswet een uitputtende regeling vormen die voorrang heeft op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob, inmiddels vervangen door de Woo).
6.3.2.
Artikel 7, eerste lid, van de Iw bevat een geheimhoudingsverplichting voor gegevens en inlichtingen die de ACM heeft verkregen bij de uitvoering van een aan haar opgedragen taak. Zulke gegevens en inlichtingen kunnen dus niet openbaar worden gemaakt.
6.3.3.
Artikel 12w van de Iw is van toepassing op documenten die de ACM zelf heeft vervaardigd of heeft laten vervaardigen voor de uitvoering van een aan haar opgedragen taak. Die documenten kan de ACM openbaar maken. Dit geldt ook als deze documenten verkregen gegevens in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Iw bevatten. Zodra het om een vervaardigd document gaat, dient de toetsing van de openbaarmaking dus geheel onder artikel 12w van de Iw plaats te vinden. [2]
6.3.4.
Hoewel uit artikel 12w, eerste lid, van de Iw volgt dat de ACM vervaardigde documenten openbaar kan maken, moet de ACM dit onder bepaalde omstandigheden toch weigeren. Dit is het geval wanneer openbaarmaking naar het oordeel van de ACM in strijd komt met het belang van het aan de ACM opgedragen toezicht. Dit volgt uit artikel 12w, vierde lid, in samenhang bezien met artikel 12u, vierde lid, van de Iw. Daarnaast mogen bepaalde gegevens die op grond van de Woo niet openbaar gemaakt mogen worden, ook niet op grond van de Iw openbaar gemaakt worden. Dit volgt uit artikel 12w, tweede lid, van de Iw. Dit is bijvoorbeeld het geval bij bedrijfs- en fabricagegegevens die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld. [3] Daarvan blijft openbaarmaking dus achterwege.
6.4.
Zoals blijkt uit het bestreden besluit en zoals nader toegelicht in het verweerschrift en tijdens beide zittingen, vindt de ACM het niet wenselijk om door haar vervaardigde documenten openbaar te maken wanneer daarin informatie is opgenomen die gegevens of inlichtingen in de zin van artikel 7, eerste lid, van de Iw bevatten, of daarop voortbouwt.
Het via de band van artikel 12w van de Iw openbaar maken van deze gegevens mag de effectieve werking van de geheimhoudingsplicht volgens de ACM niet ondergraven.
De ACM hanteert als uitgangspunt dat documenten uit toezichts-, handhavings- of reguleringsdossiers in beginsel niet openbaar worden gemaakt. Deze documenten bevatten doorgaans vertrouwelijke gegevens over onder toezicht gestelde partijen. De ACM stelt dat zij bij de uitvoering van de taken die zij opgedragen heeft gekregen in het kader van toezicht, handhaving en regulering in hoge mate afhankelijk is van het kunnen beschikken over vertrouwelijke gegevens en inlichtingen van ondernemingen waarop zij toezicht houdt. De betrokken ondernemingen verstrekken die gegevens en inlichtingen aan de ACM in het, mede op artikel 7, eerste lid, van de Iw gebaseerde, vertrouwen dat de ACM deze niet openbaar maakt. Indien de ACM die gegevens en inlichtingen alsnog openbaar maakt, kan de vertrouwensrelatie tussen de ACM en de onder toezicht gestelde ondernemingen onder druk komen te staan. De uitvoering van de wettelijke taken van de ACM kan daardoor worden bemoeilijkt omdat zeer aannemelijk is dat de ACM dan niet meer kan beschikken over gegevens van en inlichtingen over ondernemingen die nodig zijn om haar taken uit te kunnen voeren. Over de door de ACM vervaardigde stukken die ter beoordeling voorliggen, stelt de ACM verder nog dat zij daarin ingaat op de wijze waarop zij invulling geeft aan artikel 6 van de Mw en aan een verzoek om een informele zienswijze. Die inhoud is van zodanig strategische aard dat de ACM deze stukken niet openbaar kan maken. Dat zou volgens haar ten koste gaan van de mededinging en het effectieve mededingingstoezicht.
6.5.
Tijdens de tweede zitting heeft de discussie zich toegespitst op de vraag in hoeverre het beoordelingsmodel informatie bevat die nog niet openbaar is en of deze informatie bedrijfsvertrouwelijk is of niet.
6.5.1.
Eiser stelt terecht dat de eindtarieven van de verschillende energieleveranciers bekend zijn, aangezien zij hun tarieven op hun websites publiceren. Ter zitting heeft de gemachtigde van de ACM verklaard dat ook groothandelsprijzen openbaar zijn en dat zij eiser een website heeft gemaild waarop die hij die prijzen kan vinden.
6.5.2.
Dit betekent dat er in ieder geval twee gegevens uit het beoordelingsmodel resteren die nog niet openbaar zijn: in de eerste plaats de risico-opslagen die Essent heeft gehanteerd (en die tezamen met de groothandelsprijs leiden tot het eindtarief) en in de tweede plaats de bandbreedte die de ACM hanteert voor het bepalen van een redelijk tarief. Maar het beoordelingsmodel zou nog meer gegevens kunnen bevatten. Er zou namelijk ook nog sprake kunnen zijn van correspondentie met Essent, als die een tarief heeft gemeld dat buiten de bandbreedte viel en de ACM daar aan Essent vragen over heeft gesteld. In het verlengde daarvan zou ten slotte ook nog sprake kunnen zijn van het door de ACM aan Essent opleggen van een maximumtarief.
6.5.3.
Met de ACM is de rechtbank van oordeel dat het bij de keuzes die een energieleverancier maakt met betrekking tot risico-opslagen gaat om bedrijfsvertrouwelijke informatie. Energieleveranciers maken daar namelijk ieder hun eigen afwegingen in. Ook volgt de rechtbank de ACM in haar standpunt dat energieleveranciers hun te melden tarieven zouden kunnen aanpassen als bekend wordt welke bandbreedte de ACM hanteert. Eiser stelt op zich terecht dat alle huidige tarieven kennelijk binnen die bandbreedte passen, maar dat betekent niet dat de volledige bandbreedte bekend is. Als dat wel het geval zou zijn, dan kunnen alle energieleveranciers hun tarieven aan de bovenkant van die bandbreedte vaststellen en dat is nadelig voor de mededinging en daarmee voor consumenten.
De rechtbank is daarom met de ACM van oordeel dat het openbaar maken van die bandbreedte de mededinging schaadt en ook in strijd is met het doel van het toezicht.
6.5.4.
Tijdens de tweede zitting is nog aan de orde geweest of de ACM de hiervoor genoemde bedrijfsvertrouwelijke gegevens in de beoordelingsmodellen zou kunnen weglakken. De rechtbank heeft kennisgenomen van de als stukken 43, 44, 92 en 93 overgelegde beoordelingsmodellen. Dit zijn Excelbestanden die bestaan uit meerdere tabbladen en waarin veel data staan, ook over andere aanbieders dan Essent. Uit het gespreksverslag blijkt dat eiser tijdens het gesprek de gelaagdheid van de beoordelingsmodellen heeft erkend. Ook blijkt uit het gespreksverslag dat het gaat om ongeveer 500 tarieven die de ACM wekelijks van de ongeveer 60 verschillende leveranciers binnenkrijgt. Gedeeltelijke openbaarmaking zou, gelet hierop, inhouden dat de ACM alle gegevens weglakt, met uitzondering van de groothandelsprijzen en eindtarieven, die al openbaar zijn. Dat is geen zinvolle exercitie en het verrichten daarvan heeft de ACM dan ook kunnen weigeren. Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat de ACM al veel doet aan voorlichting richting de consument, zoals bijvoorbeeld door middel van het stuk “Geen onredelijke prijzen grootste drie energieleveranciers”, waarin zij onder andere uitlegt hoe energieprijzen zijn samengesteld en hoe zij beoordeelt of die prijzen onredelijk zijn.
6.5.5.
Hoewel het eiser vooral om de beoordelingsmodellen te doen is, heeft de ACM naar het oordeel van de rechtbank met dezelfde argumenten ook de openbaarmaking van een aantal van de door haar vervaardigde brieven [4] en memo’s [5] kunnen weigeren. De rechtbank heeft kennisgenomen van deze stukken en is van oordeel dat de ACM terecht stelt dat in de brieven van de ACM aan Essent bedrijfsvertrouwelijke gegevens zijn vervat en de ACM in de interne memo’s ingaat op de wijze waarop zij invulling geeft aan het toezicht, zodat die inhoud van zodanig strategische aard is dat zij deze niet openbaar kan maken.
6.6.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de ACM toereikend heeft gemotiveerd waarom zij niet zal overgaan tot openbaarmaking van de documenten, namelijk omdat die openbaarmaking in strijd is met het belang van het aan de ACM opgedragen toezicht [6] dan wel omdat het gaat om bedrijfs- en fabricagegegevens die door Essent vertrouwelijk aan de ACM zijn meegedeeld. [7] Het standpunt van eiser dat de ACM door de afwijzing van zijn verzoek juist handelt in strijd met dat toezicht, volgt de rechtbank dan ook niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat de ACM de door eiser gevraagde stukken niet hoeft te verstrekken. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet open overheid
Artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, tweede lid, aanhef en onder f, en vijfde lid
1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
f. de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;
5. In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.
Artikel 8.8
De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 zijn niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet.
Bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid
De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 van de Wet open overheid zijn niet van toepassing voor zover de volgende bepalingen gelden.
(…)
• Instellingswet Autoriteit Consument en Markt: de artikelen 7, 12u, 12v en 12w
(…)
Instellingswet Autoriteit Consument en Markt
Artikel 2, tweede en vijfde lid
2. De Autoriteit Consument en Markt is belast met de taken die haar bij of krachtens de wet zijn opgedragen.
5. De werkzaamheden van de Autoriteit Consument en Markt hebben tot doel het bevorderen van goed functionerende markten, van ordelijke en transparante marktprocessen en van een zorgvuldige behandeling van consumenten. Daaronder wordt verstaan het bewaken, bevorderen en beschermen van een effectieve mededinging en gelijke concurrentievoorwaarden op markten en het wegnemen van belemmeringen daarvoor.
Artikel 7, eerste, tweede en derde lid
1. Gegevens of inlichtingen welke in verband met enige werkzaamheid ten behoeve van de uitvoering van een taak als bedoeld in artikel 2, tweede lid, zijn verkregen mogen uitsluitend worden gebruikt voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van die taak of van enige andere taak als bedoeld in artikel 2, tweede lid.
2. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover een wettelijk voorschrift het gebruik van verkregen gegevens of inlichtingen regelt.
3. In afwijking van het eerste lid is de Autoriteit Consument en Markt bevoegd gegevens of inlichtingen te verstrekken aan:
a. een bestuursorgaan, dienst, toezichthouder en andere persoon, belast met de opsporing van strafbare feiten, onderscheidenlijk het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, indien bij regeling van Onze Minister is bepaald dat verstrekking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een aan dat bestuursorgaan, die dienst, die toezichthouder of die andere persoon opgedragen taak,
b. een buitenlandse instelling, indien het gaat om gegevens of inlichtingen die van betekenis zijn of kunnen zijn voor de uitoefening van de taak van die buitenlandse instelling en die buitenlandse instelling op grond van nationale wettelijke regels is belast met de toepassing van regels op dezelfde gebieden als waarop de taken, bedoeld in artikel 2, tweede lid, betrekking hebben, of
c. degene op wie de gegevens of inlichtingen betrekking hebben voor zover deze gegevens of inlichtingen door of namens hem zijn verstrekt.
Artikel 12u, vierde lid
Indien de openbaarmaking van de beschikking naar het oordeel van de Autoriteit Consument en Markt in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het aan de Autoriteit Consument en Markt opgedragen toezicht op de naleving, blijft openbaarmaking achterwege.
Artikel 12w, eerste, tweede, vierde en vijfde lid
1. De Autoriteit Consument en Markt kan door haar genomen andere besluiten dan beschikkingen tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie of bindende aanwijzing openbaar maken, alsmede andere documenten die door haar of in haar opdracht zijn vervaardigd voor de uitvoering van de aan haar bij of krachtens de wet opgedragen taken.
2. Gegevens die ingevolge artikel 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, van de Wet open overheid niet voor verstrekking in aanmerking komen, worden niet openbaar gemaakt.
4. Artikel 12u, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. Eenieder kan verzoeken om toepassing van het eerste lid. Het verzoek wordt toegewezen, voor zover het tweede of het vierde lid hieraan niet in de weg staan.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 10 januari 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:35.
2.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 26 april 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:3293.
3.Artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, tweede lid, aanhef en onder f, en vijfde lid, van de Woo.
4.Documenten 2, 37 en 49 op de inventarislijst die als bijlage 1 bij het primaire besluit is gevoegd.
5.Documenten 1 en 89 op de inventarislijst.
6.Artikel 12w, vierde lid, in samenhang bezien met artikel 12u, vierde lid, van de Iw.
7.Artikel 12w, tweede lid, van de Iw in verbinding met artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, tweede lid, aanhef en onder f, en vijfde lid, van de Woo.