ECLI:NL:RBROT:2024:5101
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een herzieningsverzoek in het kader van de WAO en de gevolgen van onvoldoende bewijsvoering
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn herzieningsverzoek door het UWV beoordeeld. Eiser, die tot medio 2000 een uitkering op grond van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, had zijn herzieningsverzoek ingediend omdat hij meende dat zijn uitkering ten onrechte was beëindigd. Het UWV had het verzoek echter buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet de gevraagde documenten kon overleggen die nodig waren voor de beoordeling van zijn aanvraag.
De rechtbank constateert dat het UWV op correcte wijze heeft gehandeld door het herzieningsverzoek niet in behandeling te nemen. Eiser had niet de benodigde bewijsstukken kunnen aanleveren, wat volgens de wetgeving een geldige reden is voor het niet behandelen van een aanvraag. De rechtbank wijst erop dat het risico van het ontbreken van deze documenten bij de aanvrager ligt. Eiser voerde aan dat zijn psychische problemen hem belemmerden in het aanleveren van de benodigde informatie, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om het UWV te verplichten om het verzoek alsnog te behandelen.
De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten het herzieningsverzoek buiten behandeling te laten en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak wordt openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.