ECLI:NL:RBROT:2024:5082
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke boete wegens overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. G. Sarier, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarbij haar een boete van € 58.000,- was opgelegd wegens overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). De boete was opgelegd naar aanleiding van een inspectie door de Inspectie SZW, die had vastgesteld dat eiseres niet de vereiste gegevens had verstrekt over de arbeidskrachten die in de onderzoeksperiode werkzaam waren. Eiseres voerde aan dat de boete onterecht was opgelegd en dat de hoogte van de boete niet in verhouding stond tot de ernst van de overtredingen. De rechtbank oordeelde dat de Minister terecht de boete had opgelegd en dat de hoogte van de boete conform de Beleidsregel bestuursrechtelijke handhaving Wml was vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor matiging van de boete, aangezien eiseres niet had aangetoond dat de overtredingen haar niet of in mindere mate konden worden verweten. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank bevestigde de opgelegde boete.