ECLI:NL:RBROT:2024:5068

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
ROT 22/5885
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan pluimveehouder wegens overschrijding van bezettingsgraad in stal

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 5 juni 2024, wordt het beroep van eiseres, een pluimveehouder, tegen een opgelegde boete van € 4.500,- beoordeeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens een overtreding van de Wet dieren, specifiek artikel 2.50 van het Besluit houders van dieren. Eiseres had de bezettingsgraad in haar stal overschreden, wat is vastgesteld op basis van een rapport van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) van 22 oktober 2021. Dit rapport vermeldde dat de bezettingsgraad in stal 6 op twee momenten, 23 juli 2021 en 1 oktober 2021, hoger was dan het toegestane maximum van 42 kg/m².

De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiseres voerde aan dat de NVWA ten onrechte gebruik had gemaakt van gegevens die niet representatief waren voor de werkelijke bezettingsdichtheid, en dat er geen inspectie had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde echter dat de NVWA terecht de gegevens uit Avined had gebruikt en dat eiseres niet had aangetoond dat de vastgestelde bezettingsdichtheid onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de boete terecht was opgelegd, mede omdat eiseres eerder al voor soortgelijke overtredingen was beboet.

De rechtbank benadrukte dat het waarborgen van dierenwelzijn voorop staat en dat het de verantwoordelijkheid van de pluimveehouder is om de bezettingsgraad binnen de wettelijke normen te houden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af, waarbij ook geen proceskostenveroordeling werd opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/5885

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: J.A. Brok),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een haar opgelegde boete van € 4.500,- voor een overtreding van de Wet dieren. Met het besluit van 3 juni 2022 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 26 oktober 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op een rapport van bevindingen dat op 22 oktober 2021 is opgemaakt door een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). In dit rapport schrijft de toezichthouder dat zij een administratieve inspectie heeft ingesteld bij het bedrijf van eiseres en dat zij daarbij heeft geconstateerd dat in stal 6 de bezettingsgraad bij het wegladen op 23 juli 2021 en 1 oktober 2021 hoger was dan het toegestane maximum van 42 kg/m². Daarbij verwijst zij naar Bijlage 1 bij het rapport waarin staat:

Ik zag in de gegevens van Avined voor het bedrijf [eiseres] de volgende bezettingsgegevens per stal, zo deze bekend zijn bij Avined:
Stal: 6
Kipnummer: [nummer]
Oppervlakte stal: 2500 m²
Geregistreerde bezettingscategorie: 42 kg/m²
Opzetdatum
Datum wegladen
In Avined gemelde geslachte gewicht
Bezetting kg/m²
bij wegladen
21-06-2021
23-07-2021
107030
42,81
30-08-2021
01-10-2021
105505
42,20
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres het volgende beboetbare feit heeft gepleegd:
“De maximaal toegestane bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 in stal 6 was overschreden.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.50, eerste lid en vierde lid, onder a, van het Besluit houders van dieren.
Verweerder heeft eiseres daarvoor een boete opgelegd van € 4.500,-. Dit is een verhoging van het standaardboetebedrag omdat volgens verweerder sprake is van recidive.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres het beboetbare feit heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht een boete heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat de toezichthouder bij de berekening van de bezettingsdichtheid ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de gegevens van de wegingen direct na het laden van de kuikens. Daardoor zijn transportverliezen buiten beschouwing gebleven. Er moet worden uitgegaan van de wegingen op de slachterij. De NVWA mag nooit afgaan op de gegevens uit Avined en moet altijd zelf bewijs aanleveren, in elk geval middels weegbonnen. Het is in de pluimveehandel praktijk dat bij directe weging op het pluimveebedrijf of bij een naburige weegbrug er door het slachthuis 2 % weegbrugkorting wordt afgetrokken en ook wordt gefactureerd. Ook in een onderzoek van de Wageningen UR Livestock Research [1] wordt benoemd dat kuikens in lichaamsgewicht afnemen (0,42 % per uur) als ze nuchter worden gezet. Als het koppel bij de slachterij was gewogen, dan was het gewicht ongeveer 98 % geweest van waar de toezichthouder van uit is gegaan en dan zou de bezettingsdichtheid onder de norm zijn uitgekomen [2] . Verder voert eiseres aan dat er geen enkele inspectie is geweest bij eiseres; er zijn enkel gegevens verzameld die voor waar zijn aangenomen. Eiseres wijst er ook op dat de mortaliteit in stal 6 erg laag was en de condities in die stal dus optimaal waren, waardoor er ongeveer 1 % meer dieren uit deze stal zijn gekomen dan uit andere stallen (waar geen overschrijding van de bezettingsdichtheid is geconstateerd). Het goede vakmanschap wordt nu beloond met een boete. Eiseres is heel verantwoord bezig, zij levert per jaar twintig koppels af aan de slachterij. Eiseres vindt de boete dan ook veel te hoog; te meer omdat bij de eerder opgelegde boete (welk bedrag nu bij deze boete wordt opgeteld) de bezettingsdichtheid ook al fout berekend was. Eiseres wijst er ook op dat verweerder geen tolerantiegrens of gemiddelde hanteert in dit soort zaken. De boete en de overschrijding vindt eiseres niet in verhouding. Verweerder zou eerst een correctie van 2 % moeten toepassen alvorens een boete op te leggen. Ook zou moeten worden gekeken naar het bedrijfsgemiddelde op jaarbasis en per stal, aldus eiseres.
6.1.
Uit artikel 2.50 van het Besluit houders van dieren volgt dat het uitgangspunt is dat het verboden is om vleeskuikens te houden. Een uitzondering op dit verbod is mogelijk als een bepaalde bezettingsdichtheid niet wordt overschreden en aan andere voorwaarden wordt voldaan. In dat kader schrijven artikel 2.52 van het Besluit houders van dieren en artikel 7b.8 van de Regeling houders van dieren voor dat de pluimveehouder bepaalde gegevens moet registreren en aan verweerder moet verstrekken ten behoeve van het bepalen van de bezettingsdichtheid. Anders dan eiseres stelt, mag verweerder de bezettingsdichtheid dus vaststellen aan de hand van de gegevens die zij als pluimveehouder in Avined heeft verstrekt. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank heeft overwogen in een uitspraak van 8 maart 2022 [3] , is de pluimveehouder verantwoordelijk voor het verstrekken van de juiste gegevens aan verweerder. Als verweerder een overtreding vaststelt en de daarvoor gebruikte gegevens waren volgens de pluimveehouder niet correct, dan ligt het op de weg van de pluimveehouder om dit (met stukken) aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres daar niet in geslaagd. Verweerder heeft eiseres in bezwaar de mogelijkheid gegeven om weegbonnen en slachtrapportages te overleggen. Uit die stukken concludeert verweerder evenwel terecht dat niet blijkt dat van onjuiste gegevens bij de vaststelling van de bezettingsdichtheid is uitgegaan. De gewichten waarmee de toezichthouder in het rapport van bevindingen heeft gerekend, zijn door eiseres zelf geregistreerd in Avined en niet in geschil is dat dit de gewichten zijn die kort na het laden van de kuikens bij de weegbrug van eiseres zijn vastgesteld. Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat de overgelegde weegbonnen betrekking hebben op dit weegbrugmoment en dat het slachthuis, zoals afgesproken met eiseres, op de slachtrapporten uitgaat van de gewichten die bij die weegbrug zijn vastgesteld. Eiseres wijst erop dat bij wegen op de slachterij een lager gewicht zou zijn vastgesteld omdat de kuikens dan al enkele uren geen voer meer hebben kregen, maar dat maakt niet dat verweerder ten onrechte van de door eiseres geregistreerde weegbruggegevens is uitgegaan. Allereerst heeft eiseres geen stukken overgelegd waaruit blijkt wat het gewicht van de kuikens op het slachthuis was. Maar bovendien gaat het hier om de vaststelling van het aantal kilo per m² dat de kuikens in de stal hadden. Daarbij past juist dat wordt uitgegaan van het gewicht dat is vastgesteld op de weegbrug bij eiseres, dus kort nadat de kuikens de stal hebben verlaten. Dat bij andere pluimveehouders, die geen weegbrug hebben, wel wordt uitgegaan van het gewicht dat op het slachthuis wordt vastgesteld, maakt niet dat de vaststelling van de bezettingsdichtheid in het geval van eiseres onjuist is.
6.2.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres de overtreding heeft begaan. Verweerder was dan ook bevoegd [4] om eiseres daarvoor een boete op te leggen. In de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren [5] is voor deze overtreding een standaardboete vastgesteld van € 1.500,-. In dit geval heeft verweerder de boete verhoogd naar € 4.500,- omdat eiseres al twee keer eerder voor eenzelfde overtreding is beboet. Deze verhoging is conform artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren. De wetgever heeft er nadrukkelijk voor gekozen om herhaling van een overtreding zwaarder te beboeten door het op te leggen bedrag te verhogen. Het doel van de boete is immers ook het afdoende voorkomen van herhaling in het specifieke geval. De rechtbank vindt de opgelegde boete in dit geval niet onevenredig. Het met de overtreden voorschriften gediende doel, het waarborgen van dierenwelzijn, staat voorop. Door de overschrijding van de bezettingsgraad hadden twee verschillende koppels kuikens in stal 6 minder ruimte dan vereist. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres als professioneel pluimveebedrijf dat in haar stallen de bezettingsgraad niet hoger uitkomt dan 42 kg/m², ook niet incidenteel. In dat kader mag ook van haar worden verlangd dat zij een marge aanhoudt om te volle stallen te voorkomen. Dat het meestal goed gaat en dat de maximale bezettingsgraad meestal niet wordt overschreden, maakt niet dat verweerder ten onrechte een boete heeft opgelegd. Verder zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken op grond waarvan de boete had moeten worden gematigd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.‘Voer en water tijdens transport van pluimvee’, T. van Niekerk e.a., januari 2015
2.41,96 kg/m² bij het wegladen op 23 juli 2021 en 41,36 kg/m² bij het wegladen op 1 oktober 2021
3.In ECLI:NL:RBROT:2022:1614 (r.o. 7.2)
4.Gelet op artikel 6.2 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren en artikel 2.50 van het Besluit houders van dieren
5.Gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.