Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 mei 2024, met bijlagen;
- de mail van [gedaagde] van 14 mei 2024, met bijlagen;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer en haar werkgever. De werknemer, die sinds 16 november 2022 in dienst was bij de werkgever, was sinds 27 november 2023 ziek en had geen werkzaamheden meer verricht. De werkgever had op 18 april 2024 de loonbetaling opgeschort, omdat de werknemer volgens de werkgever haar re-integratieverplichtingen niet was nagekomen. De werknemer vorderde in kort geding doorbetaling van haar loon, zowel voor de periode van ziekte als voor de toekomst, en stelde dat zij recht had op 100% loondoorbetaling op basis van een bestendige gedragslijn. De kantonrechter oordeelde dat de opschorting van het loon door de werkgever onterecht was, omdat de werknemer aan haar verplichtingen had voldaan en er geen geldige reden was voor de opschorting. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer recht had op doorbetaling van 70% van haar loon tijdens ziekte, conform de wet, en dat de arbeidsomvang van de werknemer vastgesteld moest worden op 111,83 uur per maand. De vorderingen van de werknemer tot betaling van achterstallig loon en doorbetaling van het loon vanaf mei 2024 werden toegewezen, evenals de wettelijke verhoging en rente. De werkgever werd ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.