ECLI:NL:RBROT:2024:4972

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
71-118326-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing onderzoekswensen in de zaak tegen de verdachte met betrekking tot het EncroChat onderzoek

Op 27 mei 2024 heeft de rechtbank Rotterdam een tussenbeslissing genomen in de zaak tegen een verdachte in het kader van het EncroChat onderzoek, specifiek het onderzoek 26Lemont. De rechtbank heeft de onderzoekswensen van de verdediging besproken, die op 26 januari 2024 waren ingediend. De verdediging vroeg om toegang tot alle EncroChat-(meta)data en om het horen van getuigen, waaronder resellers van EncroChat. De rechtbank heeft de verzoeken tot verstrekking van alle data afgewezen, omdat de officier van justitie al had toegezegd relevante data te verstrekken. De verzoeken om e-mailberichten en andere gegevens werden ook afgewezen, omdat deze niet direct relevant waren voor de zaak. De rechtbank heeft wel besloten om de forensisch statisticus [naam 1] als deskundige te benoemen om onderzoek te doen naar de gebruikers van EncroChat en hun criminele activiteiten. De rechtbank heeft de zaak naar de rechter-commissaris verwezen voor verdere behandeling van de getuigenverzoeken en het onderzoek. De behandeling van de zaak is voor onbepaalde tijd aangehouden, met een regiezitting gepland over zes maanden om de voortgang van het onderzoek te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Rotterdam
parketnummer : 71-118326-22
Tussenbeslissingvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op onderzoekswensen in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
raadsman mr. J.C. Reisinger, advocaat te Utrecht.

1.Inleiding

Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
6 februari en 13 mei 2024. Op 26 januari 2024 heeft de verdediging onderzoekswensen ingediend. (Bijlage 1)
De officieren van justitie (hierna: officier van justitie) hebben bij brief van 2 februari 2024 schriftelijk gereageerd op de onderzoekswensen. (Bijlage 2)
Op de terechtzitting van 6 februari 2024 zijn de onderzoekswensen besproken en hebben de verdediging en de officier van justitie hun standpunten toegelicht.
Naar aanleiding van hetgeen is besproken op de terechtzitting van 6 februari 2024 achtte de rechtbank zich – na beraadslaging – onvoldoende geïnformeerd over het voorstel van de officier van justitie om een statisticus te laten rapporteren over de gebruikers van EncroChat. Het onderzoek is hierop heropend op de terechtzitting van 13 mei 2024. In aanloop naar deze zitting zijn door de officier van justitie bij brief van 1 mei 2024 voorstellen gedaan voor de opdracht aan de statisticus. (Bijlage 3)

2.Toezegging Openbaar Ministerie

Namens het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) is toegezegd dat de data van de accounts die aan de verdachte worden toegeschreven en die van de tegenaccounts waarmee is gecommuniceerd aan de verdediging worden verstrekt. Deze stukken worden aan het dossier toegevoegd.

3.Onderzoeksopdracht

Tijdens de zitting van 6 februari 2024 heeft de officier van justitie medegedeeld dat, indien de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht acht, een statisticus een rapport kan opstellen met betrekking tot de stelling van de officier van justitie dat (vrijwel) alle gebruikers van EncroChat zich bezighielden met criminele activiteiten. Voor de duiding van de communicatie stelt de officier van justitie voor een criminoloog als deskundige te benoemen.
De rechtbank acht het van belang dat onderzoek wordt gedaan naar het percentage EncroChat accounts dat berichten bevat over criminele activiteiten, door middel van een aselecte steekproef uit de Nederlandse dataset. Ten behoeve van dit onderzoek zal de rechter-commissaris de forensisch statisticus [naam 1] als deskundige benoemen.
De deskundige zal een tabel maken waaruit blijkt over de relatie tussen de omvang van de steekproef en de mate van betrouwbaarheid. De deskundige verstrekt deze tabel aan de rechter-commissaris, die na overleg met de verdediging en de officier van justitie zal bepalen wat de omvang van de aselecte steekproef van de accounts zal zijn.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zal op basis van de aselecte steekproef vervolgens een geautomatiseerde voorselectie van de berichten worden gemaakt. Ten behoeve van deze geautomatiseerde voorselectie dient de rechter-commissaris na overleg met de verdediging en de officier van justitie aan het NFI een woordenlijst ter beschikking te stellen. Bij de geautomatiseerde voorselectie zal ook op afbeeldingen gezocht kunnen worden. Dit is ter beoordeling aan de rechter-commissaris. Indien voor het maken van de geautomatiseerde voorselectie een benoeming als deskundige noodzakelijk is, dan kan de rechter-commissaris daartoe een deskundige benoemen. Op basis van de geautomatiseerde voorselectie zal door opsporingsambtenaren een duiding worden gegeven aan de geselecteerde berichten van de accounts in de steekproef. Het bestand van de geautomatiseerde voorselectie zal ter kennisneming aan de verdediging, de officier van justitie en de rechtbank ter beschikking worden gesteld.
De officier van justitie heeft toegezegd om ten behoeve van de steekproef door de politie een proces-verbaal te laten opmaken over het aantal accounts in relatie tot het aantal berichten. De rechtbank geeft de officier van justitie de opdracht om dit proces-verbaal ter kennisgeving te verstrekken aan de rechter-commissaris en de verdediging.

4.Beslissingen ten aanzien van de onderzoekswensen

Verzoek I
De verdediging verzoekt verstrekking van alle EncroChat-(meta)data uit onderzoek 26Lemont, waaronder (meta)data van het account dat aan de verdachte wordt toegeschreven en alle (tegen)accounts waarmee dit account heeft gecommuniceerd.
Gezien de toezegging van de officier van justitie onder 2 om de verdediging toegang te geven tot de data van het account dat aan de verdachte wordt toegeschreven, alsmede de tegenaccounts waarmee is gecommuniceerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om op dit deel van het verzoek te beslissen. Voor zover het verzoek ziet op het verkrijgen van toegang tot alle data van alle gebruikers is het verzoek onvoldoende gemotiveerd en wordt het afgewezen.
Verzoeken II en III
De verdediging verzoekt verstrekking van alle e-mailberichten van en naar gebruikers van EncroChat uit onderzoek 26Sassenheim en 26Devink. De verdediging wenst de selectie en waardering van de politie na te kunnen gaan.
De verzoeken worden afgewezen. De verzochte stukken hebben niet direct betrekking op het opsporingsonderzoek naar de verdachte ter zake van de aan hem ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft onvoldoende gemotiveerd waarom de verstrekking van belang is voor enige door de rechtbank in deze strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv.
Verzoeken IV tot en met VII
De verdediging verzoekt verstrekking van:
  • het virtuele geheugen bestand vm AS;
  • de (ruwe) resultaten uit de EOB verzoeken;
  • de (ruwe) TeamViewer informatie uit laptop SpyCity;
  • de (ruwe) resultaten uit de vier kopieën in de zaak Lemont (van januari 2019, oktober 2019, februari 2020 en juni 2020.
De verzoeken worden afgewezen omdat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd waarom de verstrekking van belang is voor enige door de rechtbank in deze strafzaak te nemen beslissing op grond van de artikelen 348 en 350 Sv.
Verzoeken VIII tot en met XII
De verdediging verzoekt verstrekking van:
  • de volledige JIT-dossiers/- stukken, inclusief alle SIENNA-berichten die zijn verzonden in het kader van de operatie naar EncroChat (door en/of aan Nederland en in het bijzonder voor zover die door Nederland aan Frankrijk zijn verzonden), in elk geval vanaf 2016;
  • de Europese Onderzoeksbevelen uit de zaak Bismarck (en onderliggende aanvragen /vorderingen en machtigingen);
  • alle processen-verbaal van de verslaglegging en/of van bevindingen met betrekking tot de (Nederlandse) ondersteuning bij de (Franse én/of Nederlandse) uitoefeningen van opsporingsbevoegdheden ten aanzien van EncroChat;
  • de stukken bevolen door de Franse rechter(s)-commissaris(sen) betrokken bij de operatie EncroChat en Sky ECC, inclusief het ‘certificat de sincérité’ in de zin van art. 230-3 Code de procédure pénale;
  • de gezwarte passages uit het Algemeen Dossier, in het bijzonder waar het de uitvoering van de ‘EncroChat-hack’ betreft.
De verdediging wenst door middel van de verzochte documenten zicht te krijgen op de inzet van de interceptietool in Frankrijk en de internationale samenwerking tussen Nederland, Frankrijk en Europol en Eurojust om op deze manier de rechtmatigheid van de verkrijging en verwerking van de EncroChat-berichten te kunnen toetsen.
De verzoeken stuiten af op het oordeel van de Hoge Raad in het arrest van 13 februari 2024 (ECLI:NL:HR:2024:192). Daaruit volgt immers dat ten aanzien van de inzet van de interceptietool het vertrouwensbeginsel van toepassing is, nu de inzet van de interceptietool plaatsvond onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. Het vertrouwensbeginsel brengt vervolgens mee dat ervan moet worden uitgegaan dat de inzet van de interceptietool rechtmatig is geweest, tenzij in Frankrijk onherroepelijk is komen vast te staan dat dat niet het geval is. Dit laatste is door de verdediging niet aangevoerd en is de rechtbank overigens ook niet bekend geworden. Het is in dit geval dan ook niet aan Nederlandse rechter om te toetsen of de wijze waarop die inzet heeft plaatsgevonden strookt met de rechtsregels die daarvoor gelden in Frankrijk.
Verzoek XIII
De verdediging verzoekt verstrekking van de volgende onderzoeksdossiers:
Melrose en McHenry;
Bismarck;
Sassenheim;
Goliath;
De zaken 1 t/m 10 waarnaar is verwezen op pagina’s 44-46 AD;
DeVink.
De officier van justitie heeft geen bezwaar tegen het verlenen van inzage van de dossiers genoemd onder i en ii (26Melrose, 26McHenry en 26Bismarck). De rechtbank gaat er van uit dat die inzage zal worden verleend en ziet geen aanleiding voor aanvullende beslissingen op deze onderdelen.
Ten aanzien van de overige verzoeken is onvoldoende onderbouwd waarom deze gegevens van belang zijn voor de beantwoording van de vragen van artikel 348 en 350 Sv. Deze verzoeken worden dan ook afgewezen.
Verzoek XIV
De verdediging verzoekt verstrekking van ‘bijlage 1 – [bestandsnaam] . De verdediging heeft aangevoerd dat naar de verzochte bijlage wordt verwezen, maar dat die niet is terug te vinden in het procesdossier.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de bijlage niet in het eind proces-verbaal is opgenomen en geeft de officier van justitie opdracht een leesbare kopie van de volledige screenshot aan het procesdossier toe te voegen.
Verzoeken XV en XVI
De verdediging verzoekt verstrekking van het proces-verbaal veiligstellen van bronbestanden die door het Franse onderzoeksteam zijn aangeleverd en alle stukken die hebben geleid tot de machtigingen ex artt. 126t en 126uba Sv, voor zover nog niet verstrekt.
De rechtbank begrijpt uit het schriftelijke standpunt van de officier van justitie dat de verzochte stukken reeds zijn verstrekt, zodat de rechtbank hierop geen beslissing meer hoeft te nemen.
Verzoek XVII
De verdediging verzoekt [naam 2] (officier van justitie bij het Landelijk Parket) als getuige te horen.
Omdat de verdediging ter zitting akkoord is gegaan met het voorstel van de officier van justitie, om het schriftelijke gedeelte van het getuigenverhoor van [naam 2] zoals afgenomen in de strafzaken [naam 3] en [naam 4] aan het dossier toe te voegen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een beslissing op het verzoek.
Verzoeken XVIII-XXI
De verdediging wenst de navolgende personen als getuigen te horen:
betrokken Nederlandse politiemensen
A. Kraag;
R225;
R228;
R236;
R813;
R825;
R1034;
R1040;
R1099;
één of meerdere onbekende verbalisant(en);
betrokken rechters-commissarissen:
ROT010;
ROT011;
Franse betrokkenen:
[naam 5] , lid van het cyberteam van de Franse politie, het OCLC-TIC;
[naam 6] , vice-procureur.
De verzoeken strekken tot het verkrijgen van informatie met het oog op een te voeren rechtmatigheidsverweer ten aanzien van de inzet van de interceptietool. De verzoeken stuiten af op HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:192. Deze verzoeken worden afgewezen.
Verzoek XXII
De verdediging verzoekt alle NN-gebruikers van EncroChat als getuige te horen. De verdediging wenst de stelling na te kunnen gaan dat (nagenoeg) alle gebruikers van EncroChat die dienst voor (nagenoeg) uitsluitend criminele doeleinden gebruikten.
Het verzoek om alle EncroChat gebruikers als getuige te horen is te onbepaald en wordt reeds om die reden afgewezen. De rechtbank gaat er van uit dat de verdediging met het onder 3 beschreven onderzoek (vooralsnog) in staat moet worden geacht de stelling van het OM te kunnen nagaan.
Verzoek XXII
De verdediging verzoekt alle resellers van EncroChat als getuige te horen.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank een belang voor de verdediging bij het horen van resellers van EncroChat. De witwasverdenking is deels gebaseerd op een interpretatie van berichten van resellers. Door het horen van resellers kan de verdediging in staat worden gesteld de juistheid van deze interpretatie te toetsen. De rechtbank ziet vooralsnog aanleiding het verzoek ten aanzien van de volgende geïdentificeerde getuigen toe te wijzen:
[naam 7] ( [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] );
- [naam 8] ( [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] );
- [naam 9] ( [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 4] );
- [naam 10] ( [geboortedatum 5] te [geboorteplaats 5] );
- de gebruiker(s) van de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’.
De rechtbank geeft de officier van justitie de opdracht om de identiteit van de geïdentificeerde gebruiker(s) achter het EncroChat account ‘[gebruikersnaam]’ met de verdediging en de rechter-commissaris te delen.
Verzoek XXIV
De verdediging verzoekt de volgende personen als getuige te horen:
[naam 11] , geboren op [geboortedatum 6] te [geboorteplaats 6] ;
[naam 12] , geboren op [geboortedatum 7] te [geboorteplaats 7] ;
[naam 13] ;
[naam 14] ;
De gebruiker van het account ‘ [accountnaam 1] ’;
De gebruiker van het account ‘ [accountnaam 2] ’;
De gebruiker van het account ‘ [accountnaam 3] ’;
De gebruiker van het account ‘ [accountnaam 4] ’;
[naam 15] , geboren op [geboortedatum 8] te [geboorteplaats 8]
De rechtbank ziet, net als de verdediging en de officier van justitie, het belang om [naam 11] , [naam 12] , [naam 13] en de gebruiker van het account ‘ [accountnaam 1] ’ te horen. Deze personen zouden betrokken zijn bij het management/bestuur van de EncroChat organisatie en kunnen mogelijk verklaren over de bedrijfsvoering van EncroChat en de rol van de verdachte daarin.
De rechtbank ziet daarnaast een belang voor de verdediging bij het horen van de gebruikers van de accounts ‘ [accountnaam 2] ’, ‘ [accountnaam 3] ’ en ‘ [accountnaam 4] ’. ‘ [accountnaam 2] ’ en ‘ [accountnaam 3] ’ zouden betrokken zijn geweest bij handelingen met contante betalingen en zouden contact hebben gehad met een aan de verdachte toegeschreven account. Deze personen zouden kunnen verklaren over de betrokkenheid van de verdachte bij de vermeende witwashandeling. ‘ [accountnaam 4] ’ zou een reseller van EncroChat producten zijn geweest en met de verdachte hebben samengewerkt. Hij zou kunnen verklaren over de rol van de verdachte bij de EncroChat organisatie.
De officier van justitie heeft de rechtbank gevraagd om (ten aanzien van de getuigen [naam 11] , [naam 12] , [naam 13] en de gebruiker van het account ‘ [accountnaam 1] ) een termijn van zes maanden te stellen voor het horen van de getuigen, omdat op voorhand niet is gezegd dat de getuigen binnen een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord. De rechtbank zal bepalen dat over zes maanden een regiezitting zal worden gepland waarbij de stand van het onderzoek met betrekking tot de toegewezen getuigenverzoeken zal worden bekeken.
Omdat de getuigen gehoord zullen worden op verzoek van de verdediging wordt van de verdediging verwacht dat zij de nodige gegevens zal aanleveren om de getuigen te kunnen oproepen.
De rechtbank gaat er van uit dat de officier van justitie nadere informatie over de gebruikers van de accounts ‘ [accountnaam 2] ’, ‘ [accountnaam 3] ’ en ‘ [accountnaam 4] ’ aan het dossier zal toevoegen wanneer die beschikbaar komt.
De rechtbank wijst het verzoek tot het horen van de getuigen [naam 14] en [naam 15] af. De verdachte zal door het niet horen van deze getuigen niet in zijn verdedigingsbelang worden geschaad. Daarbij is in het bijzonder rekening gehouden met het feit dat [naam 14] in een periode voorafgaand aan de tenlastegelegde periode bij EncroChat zou zijn betrokken. Ten aanzien van [naam 15] is niet vastgesteld dat hij EncroChat telefoons heeft afgenomen en ook is onbekend met wie hij daarover contact zou hebben gehad.
Verzoek XXV
De verdediging verzoekt deskundige [naam 18] en [naam 16] en [naam 17] te horen.
De rechtbank ziet een verdedigingsbelang in het stellen van vragen aan de [naam 16] en [naam 17] . Het verzoek wordt in zoverre toegewezen. De verdediging zal in de gelegenheid worden gesteld bij de rechter-commissaris schriftelijke vragen aan de deskundigen op te geven. De vragen dienen betrekking te hebben op de bevindingen die verwoord zijn in het Europol rapport
“EncroChat: a look into the world of global high-risk organised crime”.
De officier van justitie heeft aangekondigd dat de rapportages en schriftelijke verhoren van de deskundige [naam 18] aan het dossier zullen worden toegevoegd. Ter zitting heeft de verdediging laten weten het verzoek om deze deskundige te horen te parkeren in afwachting van de te voegen stukken. De rechtbank zal daarom op dit moment geen beslissing nemen op dit verzoek.
De rechter-commissaris kan op verzoek van de verdediging of op vordering van de officier van justitie beslissen dat ‘ [naam 16] ’, ‘ [naam 17] ’ en ‘ [naam 18] ’ als deskundigen zullen worden gehoord.
Verzoek XXVI
De verdediging verzoekt om een onafhankelijke, niet aan het NFI verbonden (contra)deskundige op het gebied van digitaal forensisch onderzoek te benoemen en te laten rapporteren over de materiële deugdelijkheid van het belastend bewijsmateriaal.
De rechtbank acht dit verzoek onvoldoende onderbouwd. Dit verzoek wordt afgewezen.
Verzoek XXVII
De verdediging verzoekt de rechtbank prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De verdediging wil het hof in ieder geval vragen om (rechts)uitleg over de artikelen 7-8, 10-12, 47-48, 51-52 van het Handvest van de Europese Unie, tegen de achtergrond van de EU-rechtshulpovereenkomsten, richtlijnen en verordeningen.
Nu de verdediging heeft nagelaten nader aan te geven waarover dit rechterlijke college zich zou moeten buigen en welk belang de verdediging daarbij zou hebben, zal de rechtbank zal het verzoek als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
De behandeling zal voor onbepaalde tijd worden aangehouden, waarbij de rechtbank bepaalt dat de zaak over 6 maanden op een zitting gepland zal worden om de voortgang van het onderzoek te beoordelen.

5.Conclusie

De rechtbank:
-
verwijst de zaak naar de rechter-commissarisbelast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank om de forensisch statisticus [naam 1] als deskundige te benoemen en de hierboven beschreven handelingen met betrekking tot het door de deskundige te verrichten onderzoek uit te voeren;
- geeft opdracht aan de officier van justitieom het rapport van de statisticus te voegen in het dossier
;
- geeft opdracht aan de officier van justitieom het proces-verbaal van de politie over de EncroChats accounts in relatie tot het aantal verzonden berichten ter kennisgeving te verstrekken aan de rechter-commissaris en de verdediging;
-
wijst toehet verzoek tot het horen als getuigen [naam 7] ( [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ), [naam 8] ( [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] , [naam 9] ( [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 4] ), [naam 10] ( [geboortedatum 5] te [geboorteplaats 5] ) en de gebruiker(s) van de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’, en verwijst de zaak hiertoe naar de rechter-commissaris;
-
wijst toehet verzoek tot het horen als getuigen [naam 11] ( [geboortedatum 6] te [geboorteplaats 6] , [naam 12] ( [geboortedatum 7] te [geboorteplaats 7] , [naam 13] en de gebruiker van het account ‘ [accountnaam 1] ’, zijnde geïdentificeerd als [naam 19] , en verwijst de zaak hiertoe naar de rechter-commissaris;
-
verzoekt de verdedigingom de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) van de toegewezen getuigen te verstrekken aan de rechter-commissaris en de officier van justitie;
-
wijst toehet verzoek tot het horen als van ‘ [naam 16] ’ en ‘ [naam 17] ’, in die zin dat de verdediging en de officier van justitie schriftelijk vragen kunnen opgeven die door de deskundigen schriftelijk worden beantwoord. Indien de beantwoording door de deskundigen daartoe aanleiding geeft kan de rechter-commissaris ambtshalve of op verzoek van de verdediging dan wel op vordering van de officier van justitie bepalen dat de deskundigen mondeling worden gehoord;
- bepaaltdat de verdediging in de gelegenheid wordt gesteld om binnen één maand na heden vragen aan de toegewezen deskundigen in te dienen bij de rechter- commissaris;
-
verzoektde deskundigen ‘ [naam 16] ’ en ‘ [naam 17] ’ om bij de schriftelijke beantwoording van de vragen aan te geven waarop de gebruikte informatie is gebaseerd;
-
verwijst de zaak naar de rechter-commissarisom na voeging van het schriftelijk verhoor van de deskundige [naam 18] te beslissen op een mogelijk verzoek van de verdediging of op vordering van de officier van justitie om [naam 18] mondeling te horen;
- verwijst de zaak naar de rechter-commissariszodat deze een beslissing kan nemen op een ter zitting aangekondigd verzoek van mr. Reisinger;
-
wijstde verzoeken
voor het overige af, behoudens de onderzoekswensen waarop de rechtbank expliciet heeft bepaald daarop thans geen beslissing te nemen;
-
houdt de behandeling voor onbepaalde tijd aanen bepaalt dat over 6 maanden een regiezitting gepland zal worden waarbij de voortgang in het onderzoek kan worden beoordeeld.
De beslissing is op 27 mei 2024 genomen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en D.M. Douwes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier.