In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen Stichting Trivire en [naam 1], vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst van een woning waarin de politie een gedeeltelijk geoogste en in werking zijnde hennepkwekerij heeft aangetroffen. De burgemeester heeft de woning voor drie maanden gesloten, wat aanleiding gaf tot de vordering van Trivire om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen. De bewindvoerder heeft erkend dat [naam 1] tekort is geschoten in zijn verplichtingen als huurder, maar stelde dat deze tekortkoming niet aan hem kan worden toegerekend vanwege zijn medische situatie. De kantonrechter oordeelde echter dat [naam 1] op de hoogte was van de hennepkwekerij en onvoldoende had onderbouwd dat hij niet in staat was om hiertegen op te treden. De belangen van de verhuurder bij ontbinding van de huurovereenkomst wogen zwaarder dan de belangen van [naam 1] om in de woning te blijven wonen, gezien de ernst van de situatie. De kantonrechter heeft de vordering van Trivire toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen, alsook tot betaling van een gebruiksvergoeding gelijk aan de huurprijs en de proceskosten.