Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- de beschikking van 28 november 2023;
- het bericht met bijlage van de man van 7 december 2023;
- het bericht van de vrouw van 9 januari 2024.
Rechtbank Rotterdam
In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 januari 2024, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het verzoek van de man en de vrouw om gezamenlijk ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2011, moet worden toegewezen. De rechtbank heeft dit verzoek beoordeeld in het licht van eerdere beschikkingen en de ingediende stukken. De man had op 7 december 2023 een akte van erkenning van de minderjarige opgemaakt, waaruit bleek dat hij de minderjarige had erkend. De vrouw heeft op 9 januari 2024 bevestigd dat de akte correct was en dat zij instemde met het gezamenlijk gezag.
De rechtbank heeft ambtshalve opgemerkt dat de bewoordingen in de akte van erkenning niet in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen van het Besluit burgerlijke stand 1994. De passage die stelt dat de moeder alleen het gezag uitoefent, kan niet worden gelezen als een verklaring van de ouders, maar eerder als een constatering van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit is in strijd met de wet, die vereist dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Den Haag.