ECLI:NL:RBROT:2024:495

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2024
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
C/10/642609 / FA RK 22-5435
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing gezamenlijk ouderlijk gezag na erkenning van minderjarige

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 januari 2024, is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het verzoek van de man en de vrouw om gezamenlijk ouderlijk gezag over hun minderjarige kind, [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2011, moet worden toegewezen. De rechtbank heeft dit verzoek beoordeeld in het licht van eerdere beschikkingen en de ingediende stukken. De man had op 7 december 2023 een akte van erkenning van de minderjarige opgemaakt, waaruit bleek dat hij de minderjarige had erkend. De vrouw heeft op 9 januari 2024 bevestigd dat de akte correct was en dat zij instemde met het gezamenlijk gezag.

De rechtbank heeft ambtshalve opgemerkt dat de bewoordingen in de akte van erkenning niet in overeenstemming zijn met de wettelijke bepalingen van het Besluit burgerlijke stand 1994. De passage die stelt dat de moeder alleen het gezag uitoefent, kan niet worden gelezen als een verklaring van de ouders, maar eerder als een constatering van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit is in strijd met de wet, die vereist dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de proceskosten door elke partij zelf gedragen worden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld. De partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/642609 / FA RK 22-5435
Beschikking van 18 januari 2024 over het ouderlijk gezag
in de zaak van:
[naam01], hierna: de man,
wonende te [woonplaats01],
advocaat mr. J. Oversluizen te Rotterdam.
In deze zaak is belanghebbende:
[naam02], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats02],
advocaat mr. S. Süzen te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 28 november 2023;
  • het bericht met bijlage van de man van 7 december 2023;
  • het bericht van de vrouw van 9 januari 2024.

2.De beoordeling

2.1.
Ouderlijk gezag
2.1.1.
Bij beschikking van 28 november 2023 heeft de rechtbank de beslissing ten aanzien van het gezag over de minderjarige [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01], aangehouden in afwachting van toezending van de akte van erkenning van de minderjarige door de man en de reactie van de vrouw.
2.1.2.
Uit het bericht met bijlage van de man van 7 december 2023 blijkt dat op 7 december 2023 een akte van erkenning van de minderjarige door de man is opgemaakt. Bij bericht van 9 januari 2024 heeft de vrouw bericht dat uit de door de man overgelegde akte blijkt dat de man de minderjarige heeft erkend.
2.1.3.
Gelet op het vorenstaande en onder verwijzing naar wat de rechtbank heeft overwogen in de beschikking van 28 november 2023 zal de rechtbank het verzoek van de man tezamen met de vrouw te worden belast met het ouderlijk gezag over de minderjarige toewijzen.
2.1.4.
Ambtshalve is de rechtbank van oordeel dat aan toewijzing van het verzoek niet in de weg staat dat de akte van erkenning deze passage bevat: “Gezag: De moeder uit wie het kind is geboren oefent alleen het gezag uit”. De rechtbank verwijst naar haar beschikking van 1 december 2023 (ELCI:NL:RBROT:2023:12346), rechtsoverwegingen 2.1.3 tot en met 2.1.3.3. Voor zover de hierboven geciteerde passage niet moet worden gelezen als verklaring van de ouders, maar als beoordeling of constatering van de ambtenaar van de burgerlijke stand – de redactie van de passage laat een dergelijke lezing open –, strookt deze vermelding niet met artikel 49, eerste lid, aanhef en onder g van het Besluit burgerlijke stand 1994. Die bepaling ziet immers op een verklaring van de ouders, niet op wat de ambtenaar van de burgerlijke stand meent met betrekking tot het gezag.
2.2.
Proceskosten
2.2.1.
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijzigt het ouderlijk gezag over de minderjarige in die zin, dat de man en de vrouw dit gezag over de minderjarige vanaf de datum van deze beschikking gezamenlijk uitoefenen;
3.2.
bepaalt dat van deze beslissing aantekening wordt gemaakt in het in artikel 1:244 BW genoemde openbare gezagsregister;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. J. van den Bos, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.A.J. Ysebaert, griffier, op 18 januari 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Verzoeker en verschenen belanghebbenden moeten het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak instellen. Andere belanghebbenden moeten het beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere manier bekend is geworden.