ECLI:NL:RBROT:2024:4916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
10/750074-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en invoer van grote hoeveelheden cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het medeplegen van de invoer van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de organisatie die zich richtte op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van 665 kilogram cocaïne, alsook van de invoer van 268 kilogram en 2.350 kilogram cocaïne in verschillende zaaksdossiers. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging, waaronder de betrouwbaarheid van bewijs en de rol van de verdachte, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op basis van chatberichten en andere bewijsstukken kon worden geïdentificeerd als een actieve deelnemer aan de criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8,5 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van witwassen. De rechtbank heeft ook de schending van de redelijke termijn vastgesteld, wat heeft geleid tot een vermindering van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750074-21
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13, 14, 19, 22 en 28 maart en 8, 10 en 11 april 2024. Het onderzoek is gesloten op 28 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking erop neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
- feit 1: deelnemen aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in de Opiumwet;
  • feit 2: medeplegen van voorbereidingshandelingen gericht op de invoer van 665 kilogram cocaïne (zaaksdossier Madhu B);
  • feit 3: medeplegen van de invoer van 268 kilogram cocaïne, dan wel het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Valentijnsdag 2020);
  • feit 4: medeplegen van de invoer van 2.350 kilogram cocaïne, dan wel het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe (zaaksdossier Kwakel);
  • feit 5: witwassen van een geldbedrag, een jetski, een personenauto en een motorfiets.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren met aftrek van voorarrest.
  • verbeurdverklaring van de in beslag genomen waterscooter, personenauto, motorfiets en het geldbedrag van in totaal € 29.050,-, en onttrekking aan het verkeer van de in beslaggenomen telefoons en kentekenplaat.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Identificatie Sky-ID [Sky-ID 1]
De verdachte wordt in het dossier geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1]. De rechtbank stelt voorop dat de feiten en omstandigheden die tot die identificatie hebben geleid in onderlinge samenhang dienen te worden beschouwd en dat de bewijswaarde daarvan ook op die wijze moet worden beoordeeld. Concreet betekent dit dat denkbaar is dat op basis van het samenstel van feiten en omstandigheden, die ieder voor zich onvoldoende onderscheidend zijn of niet met voldoende mate van zekerheid naar deze specifieke verdachte wijzen om de identificatie te kunnen dragen, desalniettemin buiten redelijke twijfel bewezen kan worden geacht dat de verdachte de gebruiker van het Sky-ID is geweest.
De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky-ID. Vervolgens zal worden ingegaan op de afzonderlijke zaaksdossiers. Ter bevordering van de leesbaarheid zal de deelname aan een criminele organisatie (feit 1) na de bespreking van het zaaksdossier Madhu B (feit 2) volgen. Daarna zal worden ingegaan op de overige zaaksdossiers (feiten 3 en 4 ) en de verdenking van witwassen (feit 5).
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de (enige) gebruiker is geweest van het Sky-ID [Sky-ID 1]. De zendmastgegevens leveren daarvoor geen sluitend bewijs op. Ook zijn er geen concrete aanwijzingen, zoals selfies, het noemen van verjaardagen, of andere specifieke berichten die duiden op het gebruik van het Sky-ID door de verdachte. Indien ervan uitgegaan wordt dat de verdachte de gebruiker is geweest van het Sky-ID in de ten laste gelegde periode, dan kan niet worden vastgesteld dat hij ook daadwerkelijk alle belastende berichten in de ten laste gelegde periode heeft verstuurd.
4.1.2.
Beoordeling
Binnen het opsporingsonderzoek Werl is onderzoek gedaan naar de deelnemers van het Sky-ECC groepsgesprek “[naam groepsgesprek]”. Eén van deze deelnemers is de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] met de gebruikersnaam “[gebruikersnaam]”. Uit een vergelijking van de metadata en de historische gegevens blijkt dat dit Sky-ID met het daarbij behorende IMEI-nummer [nummer 1] in de periode tussen december 2019 en januari 2021 het vaakst de zendmast aan de Rietdekkerweg te Rotterdam aanstraalt. Deze zendmast is gelegen in de wijk [naam wijk], waarin ook de woning van de verdachte aan het [adres 1] is gelegen.
Uit de inhoud van de chatberichten blijkt voorts het volgende. Op 13 december 2020 stuurt het Sky-ID [Sky-ID 1] dat een kogel door de deur van zijn box is geschoten. Dit komt overeen met hetgeen de politie heeft waargenomen op 9 maart 2021 tijdens de doorzoeking van de garagebox van de verdachte aan [adres 2]. Verder stuurt de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] op 3 en 4 maart 2021 een aantal berichten waaruit blijkt dat hij de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 2] (geïdentificeerd als de medeverdachte [medeverdachte 1]) gaat ontmoeten in de omgeving van de McDonald’s en Makro in Barendrecht. De politie heeft hierop een observatie gestart en heeft de verdachte ter plaatse herkend. Naast de verdachte werd ook de medeverdachte [medeverdachte 2] herkend. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte werden een iPad en een telefoon aangetroffen die van [medeverdachte 2] bleken te zijn. Ook dit komt overeen met chatberichten die de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] op 6 maart 2021 heeft verstuurd: “chauffeur is gebeld door de politie (...) we gaan alles van ze telefoon halen” en “voor die moet melden ga ik ff met hem zitten en alles schoonmaken haal signal en wickr app van ze telefoon”. Op 7 maart 2021 worden de verdachte en [medeverdachte 2] wederom samen waargenomen tijdens een observatie, terwijl zij naast een vrachtwagen staan. Over deze ontmoeting stuurt de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] op dezelfde datum: “Turk zegt dat bakken nog voorgemeld staan. (...) Heb vandaag alweer risico genomen door naast zijn vrachtwagen te gaan staan”.
Bij de doorzoeking van de garagebox van de verdachte aan de [adres 2] is ten slotte een mobiele telefoon in beslag genomen. Bij het verwijderen van de simkaarthouder werd het IMEI-nummer [nummer 1] zichtbaar. In de simkaarthouder bleek een simkaart geplaatst met nummer [nummer 2]. Uit onderzoek naar dit IMEI nummer en simkaartnummer bleken deze te zijn gekoppeld aan het Sky-ID [Sky-ID 1].
De rechtbank is op basis van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte de gebruiker is geweest van het Sky-ID [Sky-ID 1] en dat daarin geen aanwijzingen te vinden zijn voor gebruik door een ander dan de verdachte.
4.1.3.
Conclusie
Nu de verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID 1] zal de rechtbank daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten ook van uitgaan.
4.2.
Is voldaan aan het bewijsminimum?
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat niet is voldaan aan het bewijsminimum, omdat de verdenking enkel is gebaseerd op de inhoud van de Sky-ECC berichten en dit één bron betreft. De verdediging verwijst ten aanzien van dit verweer naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 september 2022 ( ECLI:NL:RBZWB:2022:5151). Bij gebreke van bewijsmiddelen die de inhoud van die berichten ondersteunden, overwoog de rechtbank Zeeland-West-Brabant in die zaak dat het wettig bewijs voor de feiten ontbrak en sprak de verdachte vrij. Ook in deze zaak zou dit volgens de verdediging tot een vrijspraak moeten leiden.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan de verdediging heeft betoogd, kan ten aanzien van alle in het dossier aanwezig chatgesprekken via Sky-ECC niet worden gesproken van bewijs uit één bron. Er is immers sprake van verschillende, afzonderlijke chatgesprekken, gevoerd door verschillende personen of groepen, op verschillende momenten. Het feit dat deze gesprekken zijn gevoerd via hetzelfde communicatienetwerk (Sky-ECC), maakt niet dat zij ook alle afkomstig zijn uit één bron. Bovendien is er in de onderhavige zaak, zoals blijkt uit de verdere inhoud van dit vonnis, op belangrijke onderdelen sprake van andere bewijsmiddelen die de inhoud van de chatberichten ondersteunen. Zo zijn er in twee zaaksdossiers daadwerkelijk verdovende middelen aangetroffen en onderzocht. Ook zijn er afbeeldingen verstuurd die de inhoud van de tekstberichten ondersteunen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
4.3.
De betrouwbaarheid van de encryptiegegevens
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de chatberichten die in deze zaak het belangrijkste bewijs vormen en verwijst daarvoor naar een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Uit dit rapport blijkt dat 2,5% van de berichten niet wordt gezien door de software en dat van de ‘veiliggestelde’ berichten meer dan een kwart van de inhoud ontbreekt/onleesbaar is. Hierdoor ontstaat een gemankeerd beeld en is terughoudendheid geboden. Dit leidt er volgens de verdediging n
amelijktoe dat de context van de chats niet kan worden geduid. Nu het bewijs in deze zaken vrijwel uitsluitend is gebaseerd op deze chatberichten, dient vrijspraak te volgen.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat niet is betwist dat de verdediging de beschikking heeft gekregen over de gehele dataset met alle chats van het Sky-ID dat door de verdachte is gebruikt. De verdachte heeft dus kunnen onderzoeken of en in hoeverre de gesprekken zoals die in het dossier zijn opgenomen een juiste weergave vormen van wat door hem en medeverdachten is besproken. Op grond van die gegevens zijn door de verdediging geen op- of aanmerkingen gemaakt. Slechts is aangegeven, zo begrijpt de rechtbank, dat de data onvolledig en hierdoor onbetrouwbaar zijn.
Dat niet alle data van het berichtenverkeer volledig is onderschept, doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat mag worden uitgegaan van de juistheid en betrouwbaarheid van de wél verkregen data. Daarvoor wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage van het NFI van 22 juni 2022 (zaaknummer 2021.03.29.109) betreffende de volledigheid en correctheid van decodering van Sky-ECC berichten met de zogeheten Toolboxmethode. Uit dit rapport blijkt dat van 2,5% (36) van de berichten niets is teruggevonden in de Toolboxgegevens. Van de overige 97,5% (1546 berichten) is 73,7% succesvol ontcijferd. Verder beschrijft het NFI dat de Toolboxgegevens een correcte weergave van de chats en hun metadata zijn.
Dat door de beperkte weergave van de data sprake zou zijn van niet betrouwbaar bewijs is niet onderbouwd met nadere, verifieerbare, informatie. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij concrete feiten en omstandigheden naar voren brengt die de betrouwbaarheid van de data in twijfel kunnen stellen. Nu zij zulks heeft nagelaten, worden de wél ontsleutelde berichten als betrouwbaar aangemerkt en zullen zij worden betrokken bij het bewijs. De rechtbank is echter wel van oordeel dat, nu de verdachte niet van alle chats kennis heeft genomen, bij het gebruik en interpretatie van deze berichten behoedzaamheid moet worden betracht.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
4.4.
Bewijswaardering (feit 2: zaaksdossier Madhu B.)
4.4.1.
Standpunt verdediging
In deze zaak is de rol van de verdachte er hooguit één van iemand die een chauffeur heeft geregeld. De cocaïne is in Chili in beslag genomen. De verdachte heeft derhalve een zeer beperkte rol gehad. Voor het bewijs van het opzettelijk aanwezig hebben van drugs dient sprake te zijn van wetenschap en beschikkingsmacht. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte concrete handelingen heeft ondernomen in het kader van de voorbereiding. Niet is gebleken dat de verdachte het opzet heeft gehad op de invoer van cocaïne. Verwezen wordt naar een groot aantal rechterlijke uitspraken ten aanzien van het voorhanden hebben van verdovende middelen en de eis van wetenschap en beschikkingsmacht om tot een veroordeling te kunnen komen.
4.4.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het volgende worden afgeleid.
Op 5 februari 2021 is de container met nummer [containernummer 1] aan boord van de [naam schip 1] geladen, die op 6 februari 2021 is vertrokken vanuit de haven van Valparaiso (Chili) naar de haven van Rotterdam. Op 5 maart 2021 is de container gelost op de ECT Terminal in Rotterdam. Het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum (LIRC) gaf op 11 maart 2021 de volgende informatie door:

Een criminele organisatie in Chili kwam overeen om 665 kilogram cocaïne te verzenden via container nummer [containernummer 1], met inscheping in de haven van Valparaiso op 5 februari, op het containerschip [naam schip 1], dat op 6 februari 2021 naar de haven van Rotterdam Nederland vertrok en op 5 maart 2021 in de Nederlandse haven arriveerde”.
De bewuste container is vanuit Chili vertrokken zonder de lading cocaïne. De Chileense autoriteiten hebben het verschepen van de cocaïne (kennelijk tijdig) kunnen verhinderen.
De rol van de verdachteOp basis van versleutelde berichten die zijn verstuurd met de chatapplicatie Sky-ECC, in combinatie met observaties, onderzoek naar historische telecomgegevens en camerabeelden is de verdenking ontstaan dat de verdachte betrokken is geweest bij de voorbereiding van de invoer in Nederland van de partij verdovende middelen.
In de periode van 15 februari 2021 tot en met 7 maart 2021 heeft de verdachte via de applicatie Sky-ECC een groot aantal chatgesprekken verstuurd naar en ontvangen door de medeverdachte [medeverdachte 1]. Er is gesproken over bedragen die corrupte contacten voor hun werkzaamheden ontvangen. [medeverdachte 1] schrijft aan de verdachte dat hij nog steeds een transporteur zoekt en “over 2 weken komen er spullen“. Enkele dagen later vindt een gesprek plaats waaruit kan worden opgemaakt dat de verdachte een chauffeur heeft gevonden. De verdachte stuurt aan [medeverdachte 1] een screenshot van een WhatsAppgesprek dat hij met de chauffeur heeft gevoerd en waarin de chauffeur [naam 1] wordt genoemd. Daarmee is de medeverdachte [medeverdachte 2] bedoeld, wiens roepnaam volgens zijn eigen verklaring bij de politie op 28 mei 2021 [naam 1] is. Verder kan uit de chatberichten worden opgemaakt dat de verdachte voor 4 maart 2021 een chauffeur heeft geregeld en dat [medeverdachte 1] een bedrag van
€ 5.000,- aan de verdachte zal geven ten behoeve van de chauffeur. Zij ontmoeten elkaar daarvoor op 26 februari 2021 omstreeks 17:30 uur in de omgeving van station Lombardijen in Rotterdam. De verdachte wil niet dat de ontmoeting op straat plaatsvindt, omdat er overal camera’s hangen.
Op 28 februari 2021 vindt een chatwisseling plaats tussen de verdachte en [medeverdachte 1] omtrent de betrouwbaarheid van de chauffeur. [medeverdachte 1] vraagt of hij 100% op die chauffeur kan rekenen, waarop de verdachte antwoordt dat het geen probleem is. De chauffeur zeurt niet, maar hij moet wel weten hoeveel dagen hij vrij moet nemen. [medeverdachte 1] zegt dat de chauffeur regulier werk van vaste klanten kan weggeven voor extra tarief. Die kosten zullen compleet worden vergoed.
Uit een chatwisseling op 2 maart 2021 tussen de verdachte en [medeverdachte 1] volgt dat de verdachte net contact heeft gehad met de chauffeur en dat deze extra vrij neemt. Hij zal vanaf 4 maart in totaal vijf dagen
stand-bystaan. [medeverdachte 1] zegt dat hij nog een jammer zal brengen voor de chauffeur. De verdachte stelt voor om nog even bij elkaar te komen om met de chauffeur de werkwijze door te nemen.
Op 3 maart 2021 stuurt [medeverdachte 1] een foto waarop de naam van het schip (de [naam schip 1]) zichtbaar is en de verwachte aankomstdatum van 6 maart 2021. Er wordt afgesproken om elkaar op donderdag 4 maart 2021 om 13:00 uur te ontmoeten achter de Makro bij de McDonalds in Barendrecht. Door de politie is rond dat tijdstip ter plaatse geobserveerd en de verdachte is herkend als één van de personen die een pand aan de [adres 3] heeft bezocht. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard zichzelf op de camerabeelden te hebben herkend. Bij de bijeenkomst waren ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aanwezig. Het pand werd door de verdachte door middel van een sleutel afgesloten. Zowel de locatie, het aantal aanwezige personen als het tijdstip van de ontmoeting, zoals vermeld in de chatberichten, komt overeen met de bevindingen tijdens de observatie.
Op 4 maart 2021 vinden er chatgesprekken plaats tussen de verdachte en [medeverdachte 1] met betrekking tot de status van de container en het ophalen daarvan. De [naam schip 1] zal in de vroege ochtend of nacht van 5 maart 2021 aankomen in de haven van Rotterdam. Het blijkt dat de chauffeur nog geen trailer heeft geregeld voor het ophalen van de container, hetgeen kennelijk zowel bij de verdachte als bij [medeverdachte 1] stress veroorzaakt. Zij bespreken dat ze de “bak” (container) kwijt zijn als ze te laat zijn. Kennelijk bestaat de vrees dat de legitieme chauffeur de container eerder ophaalt dan de chauffeur van het samenwerkingsverband. De verdachte geeft aan dat de oplegger om 10:00 uur opgehaald kan worden (“Chauffeur gaat straks chassis halen om 10 u”). Daarna komen ze naar “kantoor”, waarmee het pand aan [adres 3] wordt bedoeld. Voorts wordt gesproken over het feit dat er een persoon bij de chauffeur in de cabine mee moet om toezicht te houden op de lading. Deze persoon wordt “[naam 2]” genoemd. De verdachte schrijft dat dit geen probleem is, maar dat “hij” ([naam 2]) niet mee de terminal op kan.
In de ochtend van 5 maart 2021 spreken de verdachte en [medeverdachte 1] af om te overleggen op “kantoor” om alles met de chauffeur door te nemen met betrekking tot “[naam 2]”. De verdachte schrijft om 9:21 uur dat hij de chauffeur naar Barendrecht laat komen. Later die dag stuurt de verdachte een bericht aan [medeverdachte 1] dat hij op kantoor is en de chauffeur heeft opgehaald.
In de ochtend van 5 maart 2021 wordt tijdens een observatie de verdachte gezien bij het pand aan de [adres 3]. Ook [medeverdachte 2] is daar aanwezig nadat hij eerder de door hem gehuurde oplegger had opgehaald. Gezien wordt dat zij samen wegrijden om de oplegger te parkeren. Later die dag worden de verdachte en [medeverdachte 2] opnieuw herkend als zij het pand aan [adres 3] bezoeken. Ook [medeverdachte 1], de medeverdachte
[medeverdachte 3] en een vierde persoon, waarvan moet worden aangenomen dat dit “[naam 2]” is, zijn aanwezig. De observaties komen overeen met de chatberichten waarin is gesproken over het ophalen van de oplegger en de afspraak om elkaar “op kantoor” te ontmoeten om een en ander te bespreken. [medeverdachte 1] heeft in de chatberichten aangegeven dat hij samen is met vrienden en met “[naam 2]”.
Op de avond van 5 maart 2021 wordt middels een observatie waargenomen dat [medeverdachte 2] met de oplegger het terrein van de ECT Terminal oprijdt en na ongeveer anderhalf uur het terrein (zonder container) weer verlaat. Om ongeveer 20:10 uur wordt gezien dat de truck met oplegger stopt bij het parkeerterrein van tankstation Portland in Rhoon en dat een man uit de cabine stapt. Aangenomen moet worden dat het hier gaat om “[naam 2]” die tijdens het transport toezicht had moeten houden op de lading. [medeverdachte 2] blijkt tot twee keer toe een verkeerde pincode te hebben ingevoerd, waardoor het niet is gelukt de container mee te krijgen.
Nadat [medeverdachte 2] door de politie is uitgenodigd om een verklaring af te leggen met betrekking tot zijn poging om de container van de terminal te halen, vinden er diverse chatgesprekken plaats tussen de verdachte en medeverdachten. Zo spreken de verdachte en [medeverdachte 3] op 6 maart 2021 over de mogelijkheid om [medeverdachte 2] “in te dekken” en er moet gekeken worden naar een goede advocaat die mee kan (naar het verhoor bij de politie zo begrijpt de rechtbank). De verdachte zegt: “Moeten even alle berichten verwijderen en foto’s van die werk”. Ook wordt met elkaar gesproken over de vervalste vervoersopdrachten die [medeverdachte 2] aan de politie heeft overgelegd. De verdachte vraagt bevestiging dat de vervoersdocumenten die [medeverdachte 3] had gemaakt er toch goed uitzagen. [medeverdachte 3] stuurt ter bevestiging een screenshot van een voorbeeld van een vervoersopdracht. Er wordt met elkaar overlegd over de wijze waarop [medeverdachte 2] zich bij het politieverhoor moet opstellen en wat hij moet zeggen (verdachte: “Hij moet gewoon dom spelen”).
Diezelfde dag vinden over de ontstane situatie ook chatgesprekken plaats tussen de verdachte en [medeverdachte 1]. Het gaat over het verwijderen van e-mails. De verdachte zegt: “Beste nu even geen verdachte dingen doen zoals portbase opzeggen”. Op 7 maart 2021 rond 12:30 uur wordt tijdens een observatie gezien dat de verdachte een ontmoeting heeft met [medeverdachte 2] op de Warmoeziersweg in Bergschenhoek. Dit komt overeen met chatberichten die de verdachte op 6 en 7 maart 2021 heeft gewisseld met [medeverdachte 1], waarin de verdachte zegt dat hij de chauffeur op 7 maart 2021 om 12:30 uur gaat zien. De verdachte blijkt zich later zorgen te maken over deze ontmoeting. In een chatbericht aan [medeverdachte 1] schrijft hij dat hij een risico heeft genomen door naast die vrachtwagen te gaan staan tijdens de ontmoeting met de chauffeur.
Dezelfde dag (7 maart 2021) vindt opnieuw een chatgesprek plaats tussen de verdachte en [medeverdachte 1] over het aanstaande politieverhoor van de chauffeur ([medeverdachte 2]). De verdachte zegt: “Hij is ingedekt. Mailverkeer en nette tp [de rechtbank begrijpt: transport] opdrachten. Moet ze schoonzoon allemaal printen op papier heb ik al doorgegeven”. Er wordt ook gesproken over de noodzaak om de bij [medeverdachte 2] in gebruik zijnde tablet bij hem weg te halen. De verdachte zegt: “Ja die tablet leg ik veilig weg maat”. Op 9 maart 2021 is de verdachte aangehouden en heeft een doorzoeking van zijn woning plaatsgevonden. Daarbij wordt op een kast in de woonkamer een tablet aangetroffen, die blijkens de daarop aanwezige bestanden in gebruik is geweest bij [medeverdachte 2].
De verdediging heeft opgemerkt dat de rol van de verdachte er hooguit één is geweest van iemand die de chauffeur heeft geregeld. Uit het voorgaande volgt inderdaad dat het de verdachte is geweest die [medeverdachte 2] bereid heeft gevonden om het transport van de container te verzorgen, maar daar bleef het niet bij. Gedurende deze operatie heeft de verdachte steeds nauwe contacten onderhouden met zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] en heeft hij met medeverdachten overleg gevoerd over de wijze van uitvoering. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten en de bijdrage van de verdachte aan die samenwerking is van een zodanige aard en intensiteit geweest dat sprake is van medeplegen.
Was het opzet van de verdachte gericht op de invoer van cocaïne?Dat de verdachte geen wetenschap zou hebben gehad van het feit dat sprake was van voorbereidingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne en dat dus zijn opzet daarop niet gericht was, ook niet in voorwaardelijke zin, vindt zijn weerlegging in het volgende. Uit de (groeps)gesprekken, waaraan de verdachte actief heeft deelgenomen, blijkt dat hij ervan op de hoogte was dat de voorbereidingen die door hem en zijn medeverdachten werden getroffen betrekking hadden op een ‘klus’ die een grote waarde vertegenwoordigde. Uit die gesprekken bleek immers dat bij het bemachtigen van de inhoud van de container sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen een groot aantal betrokkenen, dat een uitgebreid plan werd gemaakt voor het uithalen van de lading, compleet met verschillende scenario’s en dat het gebruik van geweld, zo nodig met gebruik van vuurwapens, niet zou worden geschuwd. Er zijn slechts weinig soorten ladingen denkbaar die een afdoende waarde vertegenwoordigen om dergelijke voorbereidingen en kosten te kunnen rechtvaardigen. Cocaïne is er daar nadrukkelijk één van, zeker nu het naar algemene ervaringsregels een bekend gegeven is dat in de haven van Rotterdam regelmatig grote partijen cocaïne worden ingevoerd in containers.
De rechtbank heeft bij het gebruik en interpretatie van de chatberichten behoedzaamheid betracht. Ook bij het interpreteren van de betekenis en de strekking van de chatgesprekken is de rechtbank behoedzaam geweest. Niet zonder meer kan worden aangenomen dat de gesprekken betrekking hebben op het plegen van strafbare feiten. Anderzijds heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat door de verdachte en andere betrokkenen veelvuldig in verhullend taalgebruik wordt gesproken. De berichten zijn vaak heel summier en van logische en gebruikelijke conversaties, zoals in gesprekken over legale zaken, is doorgaans geen sprake. Kennelijk hebben de deelnemers aan de verschillende chats aan een half woord genoeg en begrijpen ze elkaar goed, ook als verhullende termen worden gebruikt. De rechtbank leidt uit de chatberichten, in onderlinge samenhang bezien, af dat, ook wanneer deze behoedzaamheid wordt betracht, onmiskenbaar over de invoer van cocaïne wordt gesproken. De verdachte heeft zelf geen nadere uitleg gegeven over hoe de gesprekken geïnterpreteerd moeten worden en ervoor gekozen om hier niets tegenover te stellen.
Het voorgaande betekent dat de verdachte, bij het voorbereiden dan wel bevorderen van de verlengde invoer van de inhoud van de container, ten minste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die inhoud cocaïne betrof. Daarmee is de aanwezigheid van opzet, in voorwaardelijke zin, bewezen.
Het aanwezig hebben van cocaïneDe verdediging heeft een groot aantal rechterlijke uitspraken aangehaald die voornamelijk betrekking hebben op het vereiste van wetenschap en beschikkingsmacht om het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen wettig en overtuigend bewezen te achten. Daarmee is miskend dat aan de verdachte niet de aanwezigheid van cocaïne wordt verweten. Hem is immers ten laste gelegd het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne. De aangehaalde jurisprudentie mist dan ook relevantie en behoeft om die reden geen bespreking.
4.4.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewijswaardering (feit 1: deelname criminele organisatie)
4.5.1.
Standpunt verdediging
In het onderzoek Bolero lijkt sprake te zijn van wisselende samenstellingen van verdachten. Hierdoor kan er geen sprake zijn van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
4.5.2.
Beoordeling
Juridisch kader
Van een organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon, met als oogmerk het plegen van een of meer Opiumwetmisdrijven. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is, dat sprake is van formeel afgebakende taken of dat alle deelnemers elkaar of elkaars bezigheden voor die organisatie kennen. Wel moet de samenwerking een meer dan slechts incidenteel karakter hebben.
Van deelneming aan een dergelijke organisatie is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (ook in de zin van voorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven uit de Opiumwet tot oogmerk heeft.
Organisatie van drugstransporten
Het is een feit van algemene bekendheid dat het vanuit het buitenland via schepen in de Nederlandse haven invoeren van grote partijen cocaïne een hoge mate van organisatie, structuur en samenwerking vereist, vanwege de vele schakels in de (vervoers-)keten en het (grote) aantal mensen dat daarbij betrokken moet worden. Ook vergt het opzetten van een dergelijke “lijn” de nodige tijd en is het vanwege de grote financiële en praktische risico’s voor de organisatie niet gebruikelijk om als eerste (en enige) transport een partij van honderden kilo’s cocaïne in te voeren. Het treffen van voorbereidingshandelingen en/of bevorderingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne is bij uitstek een misdrijf dat in een meer dan incidenteel, georganiseerd en crimineel verband gepleegd wordt.
Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat van een georganiseerd en crimineel samenwerkingsverband sprake is geweest. Via Sky-ECC wordt er gedurende een aantal weken tussen de betrokkenen in diverse samenstellingen gecommuniceerd over routeinformatie, de status van de betreffende container en de transporteur die de container met een pincode moet ophalen van het haventerrein en hiervoor diverse handelingen moet verrichten, zoals het huren van een oplegger en het voormelden in Portbase. Ook wordt er gesproken over het betalen van betrokkenen en back-up-plannen (plannen b en c) voor het geval het plan van het ophalen van de container met de pincode (plan a) niet zal lukken. Voorts hebben er in dit kader diverse ontmoetingen plaatsgevonden tussen een aantal van de betrokkenen om de werkwijze met elkaar door te nemen. Nadat bekend is geworden dat de transporteur zich moet melden bij de politie wordt er gecommuniceerd over het wissen van zijn telefoon en tablet en het bieden van steun door het dragen van de advocaatkosten. Dit alles duidt op een mate van organisatie, structuur en samenwerking gericht op het plegen van Opiumwetmisdrijven.
Opzet verdachte
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte zeer bewust activiteiten heeft verricht waarvan hij wist dat die gericht waren op het treffen van voorbereidingshandelingen en/of bevorderingshandelingen ten behoeve van de invoer van cocaïne. Zijn opzet was hiermee gericht op het samen met anderen plegen van een misdrijf strafbaar gesteld in de Opiumwet.
Deelneming verdachte
Zoals reeds onder 4.4. is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich in de periode van 1 tot en met 8 maart 2021 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van 665 kilo cocaïne. Verschillende personen die in de tenlastelegging onder 1 worden benoemd als behorend tot hetzelfde crimineel samenwerkingsverband als de verdachte, worden bij vonnissen van heden eveneens veroordeeld voor de voorbereiding van de invoer van de betreffende lading cocaïne. De verdachte heeft zich binnen het samenwerkingsverband met name bezig gehouden met het regelen van een chauffeur. Hij onderhield contact met deze chauffeur en gaf informatie door aan de overige leden van het samenwerkingsverband. De verdachte was bovendien aanwezig bij ontmoetingen met andere leden van het crimineel samenwerkingsverband voorafgaand aan de poging om de container op te halen, op 4 maart 2021, 5 maart 2021 en nadat het ophalen van de container was mislukt, op 7 maart 2021. Daarnaast is bij de verdachte ook de telefoon en tablet van [medeverdachte 2] aangetroffen.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de verdachte onderdeel heeft uitgemaakt van het crimineel samenwerkingsverband en daaraan heeft deelgenomen.
4.5.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.6.
Bewijswaardering (feit 3: zaaksdossier Valentijnsdag 2020)
4.6.1.
Standpunt verdediging
Voor zover de verdachte de gebruiker zou zijn van Sky-ID [Sky-ID 1], blijkt uit de voor dit zaaksdossier relevante chatgesprekken dat hij enkel heeft gefungeerd als tussenpersoon richting de transporteur. Dat is een ondergeschikte rol, die niet van voldoende gewicht is om hem als medepleger van verlengde invoer te kunnen aanmerken. Dit dient te leiden tot vrijspraak.
4.6.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
Op 12 februari 2020 werden bij controle van een container met containernummer [containernummer 2] negen ijzeren kisten aangetroffen, met daarin met lood omwikkelde bundels van pakketten die een witte substantie bevatten. Na onderzoek in het Douane Laboratorium bleek het te gaan om blokken cocaïne, met een geschat totaal nettogewicht van 268 kilogram.
De betrokkenheid van de verdachte bij de invoer van deze lading cocaïne blijkt uit chatgesprekken via Sky-ECC. In het dossier bevindt zich een chat van 8 februari 2020 tussen de verdachte en een in het dossier niet-geïdentificeerde gebruiker, [Sky-ID 3]. Enkel de door [Sky-ID 3] verzonden berichten zijn ontsleuteld. De gebruiker van Sky-ID [Sky-ID 3] zegt in dit gesprek onder meer dat er vijftien mensen klaarstaan, dat hij (Sky-)groepen heeft gemaakt voor de loods, transport, kantoor en de douane. Deze onbekend gebleven gebruiker zegt verder dat de spullen dichtgelast zitten in stalen blokken en lastig te vinden zullen zijn, omdat de scanner moeite heeft met schroot en er ook nog eens lood in de pakketten zit. Hij draagt de verdachte op om ervoor te zorgen dat er een truck met trailer klaarstaat.
Uit twee verschillende gesprekken blijkt dat de verdachte dit ook daadwerkelijk is gaan doen. De verdachte neemt deel aan een groepsgesprek met gebruikers van de Sky-ID’s [Sky-ID 3] en [Sky-ID 4], welke laatste ook wel is aangesproken met “transport”. Daarin zegt de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID 4] op 9 februari 2020: “in principe rijden wij gewoon. Als er vermoeden is dat er harc op zit hebben we nog wel een plan B”. In een chatgesprek tussen de verdachte en deze onbekend gebleven persoon van dezelfde datum, geeft de laatste aan dat er een hoger bedrag moet worden betaald, omdat het nu een risicobak is geworden. Later die avond zegt de verdachte in het eerdergenoemde groepsgesprek: “225 k is geaccepteerd door tp [de rechtbank begrijpt: de transporteur]”. Op 11 februari 2020 wordt in dit groepsgesprek besproken wanneer de voormelding in Portbase gedaan moet worden. De verdachte geeft daarbij aan dat zowel inloggen voor als na de scan van de container risico’s met zich brengt.
Het dossier bevat verder nog verschillende chats tussen de verdachte en andere betrokkenen die dateren van na de inbeslagname van de cocaïne. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, kunnen handelingen verricht na het moment van inbeslagname van de volledige partij cocaïne – in gevallen waarin geen monster cocaïne is teruggeplaatst, zoals het onderhavige – niet verder bijdragen aan de (verlengde) invoer daarvan. Desalniettemin is van belang dat de verdachte in het eerdergenoemde groepsgesprek op 14 februari 2020 berichten verstuurt over de voortgang bij het ophalen van de container en dat hij daarbij een foto stuurt van een APM-document waarop het containernummer is vermeld waarin de cocaïne is aangetroffen. Deze berichten kunnen, gelet op de eerdergenoemde vaste rechtspraak, niet meer worden geacht bij te dragen aan de verlengde invoer van de partij. Uit het verstuurde document blijkt echter wel dat de vóór de inbeslagname door de verdachte gevoerde gesprekken en handelingen op deze partij betrekking hadden, zodat het bericht in zoverre bijdraagt aan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.6.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.7.
Bewijswaardering (feit 4: zaaksdossier Kwakel)
4.7.1.
Standpunt verdediging
Betwist wordt dat de verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de aangetroffen partij cocaïne van 2.350 kg heeft gehad. Voorts heeft het opzet op de invoer bij de verdachte ontbroken. De rol van de verdachte is beperkt en is hooguit die van iemand die een chauffeur heeft geregeld.
4.7.2.
Beoordeling
De betrokkenheid van de verdachte bij de (verlengde) invoer van de cocaïne blijkt onder meer uit chatgesprekken via Sky-ECC in de periode van 12 tot en met 14 december 2020. Zo is de verdachte deelnemer in een groepsgesprek die is aangemaakt door de niet geïdentificeerde gebruiker van Sky-ECC met Sky-ID [Sky-ID 5]. Ook is er communicatie via de applicatie Signal tussen de verdachte en de transporteur, de medeverdachte [medeverdachte 2], waaruit volgt dat de verdachte nauw betrokken is geweest bij de invoer.
Op 12 december 2020 vindt in het groepsgesprek een berichtenwisseling plaats die betrekking heeft op de aankomst van het schip, de “[naam schip 2]”. Tevens blijkt uit die berichtenwisseling dat de verdachte contacten onderhoudt met [medeverdachte 2]. Hij merkt op dat de tp (transporteur) op zondag werkt en hij gaat aan hem doorgeven dat “de volle” erbij is. De rechtbank begrijpt hieruit dat het de verdachte inmiddels bekend is dat de volle container ook aan boord van het schip is. De verdachte spreekt over het regelen van een prepaid telefoon met de applicaties Wickr en Signal. Hij zegt liever niet met Sky te communiceren over deze klus. De verdachte informeert in het groepsgesprek of de chauffeur eerst de container “met extra” (de rechtbank begrijpt: met cocaïne) moet ophalen of eerst “met schone” (de rechtbank begrijpt: zonder cocaïne). Hij meldt voorts dat de trailer al is gehuurd.
Uit berichten die door de verdachte zijn gewisseld in de avond van 12 december 2020 leidt de rechtbank af dat hij samen met [medeverdachte 2] probeert om de voormelding op Portbase te doen. De verdachte wil maar met één IP-adres inloggen uit vrees dat het anders opvalt bij de douane. Diezelfde avond wordt er door de verdachte gemeld dat de containers nog niet zijn vrijgegeven en dat het voormelden is gelukt.
Op 13 december 2020 meldt de verdachte dat hij die dag rond 14:00 uur samen komt met de chauffeur (“Gaan we portbase doen en eventueel ophaaltijden en TAR aanpassen voor gewone bakken. En ons gereed maken voor de volle”). Hij meldt dat ze om 16:00 uur gaan rijden om “de bak” (container) op te halen.
Op 14 december 2020 deelt de verdachte een print screen van een Whatsappbericht, waarvan de rechtbank aanneemt dat dit van [medeverdachte 2] afkomstig is. In het bericht meldt [medeverdachte 2] onder meer dat de containers helaas nog niet zijn vrijgegeven en dat hij in Portbase aanpassingen gaat doen. Het bericht sluit af met “Vrgr [medeverdachte 2]”. Diezelfde dag meldt de verdachte in het groepsgesprek dat de containers nog steeds op rood staan en dus nog niet zijn vrijgegeven. Hij merkt op dat [medeverdachte 2] de voormelding van de drie containers zonder cocaïne (in Portbase) heeft veranderd, terwijl hij (de verdachte) er naast zat. Iets voor 15:00 uur die middag meldt de verdachte dat “hij” (de container) groen is en dat hij om 20:15 uur wordt opgehaald.
In de middag van 14 december 2020 rond 15:33 uur meldt de verdachte dat de chauffeur naar huis gaat en dat hij zo gaat ‘aankoppelen’. Om 20:00 uur is hij bij de APM (terminal). Rond 16:00 uur die middag is de cocaïne door de douane in beslag genomen. Ook daarna worden door de verdachte nog berichten gewisseld die betrekking hebben op de status van de container. Zo deelt hij een print screen van het zogenoemde “routing ticket” met daarop vermeld het nummer van de container waarin de cocaïne is aangetroffen. Diezelfde avond wordt de container door [medeverdachte 2] opgehaald en naar een loods in Den Haag gereden. Om 21:10 uur stuurt [medeverdachte 2] een foto aan de verdachte waarop te zien is dat de container is losgekoppeld.
Uit chatberichten van 7 maart 2021 blijkt dat de verdachte toezegt er zorg voor te dragen dat de door [medeverdachte 2] gebruikte tablet veilig wordt weggelegd. Op 9 maart 2021 is de verdachte aangehouden en wordt in zijn woning op een kast in de woonkamer een tablet aangetroffen. Op basis van het user account, alsmede aangetroffen documenten en foto’s is geconcludeerd dat het hier om de tablet van [medeverdachte 2] gaat. Daarop is onder meer een Spaanstalig Exportcertificaat aangetroffen afkomstig uit Ecuador en betrekking hebbend op de export van bananen, met daarop vermeld het nummer van de container waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte nauw betrokken is geweest bij de (verlengde) invoer van de verdovende middelen en daarin een cruciale rol heeft vervuld. Hij onderhield de contacten met de chauffeur en stuurde hem aan. Hij informeerde de leden in het groepsgesprek omtrent de status van de container en lichtte hen in over het tijdstip waarop deze zou worden opgehaald. Hieruit blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. De rol van de verdachte is van voldoende gewicht om als medepleger te kunnen worden aangemerkt.
4.7.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.8.
Vrijspraak (feit 5: witwassen)
4.8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen. Uit de ICOV-bevraging blijkt dat de verdachte in 2019 een inkomen van € 17.000,- en een bescheiden bedrag aan spaargeld had. Het bezit van de jetski, de auto, de motor en het geldbedrag kunnen derhalve niet worden verklaard vanuit dit inkomen. De verklaring van de verdachte – dat hij de voorwerpen al lange tijd in zijn bezit heeft en deze niet veel geld waard zijn – wordt niet onderbouwd met stukken. Uit de chatberichten blijkt bovendien dat er grote geldbedragen worden verdiend met criminele activiteiten.
4.8.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen en overweegt daartoe als volgt.
Tijdens de doorzoeking van de woning en de garagebox van de verdachte op 9 maart 2021 zijn diverse voorwerpen, waaronder een jetski, een auto, een motor en een geldbedrag van
€ 4.000,- in beslag genomen. De verdachte heeft verklaard dat hij de voertuigen al enkele jaren in zijn bezit heeft en dat deze geen hoge waarde vertegenwoordigen. Het geldbedrag heeft hij over meerdere jaren gespaard vanuit zijn werkzaamheden als
personal traineren was bedoeld voor een oogoperatie van zijn dochter.
De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden niet zonder meer sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Uit de beslaglijst volgt dat de personenauto en de motor inderdaad een relatief geringe waarde vertegenwoordigen: respectievelijk € 3.650,- en € 7.000,-. Uit de bevraging van de financiële gegevens blijkt bovendien dat de voertuigen in 2006 en 1999 voor het eerst op kenteken zijn geregistreerd. Ook het geldbedrag is naar het oordeel van de rechtbank niet van een zodanige omvang dat hier een vermoeden van witwassen aan kan worden ontleend of dat het niet verklaarbaar zou kunnen zijn vanuit de werkzaamheden van de verdachte. Nu er geen andere feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een witwasvermoeden rechtvaardigen, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
4.8.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.9.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
[zaak criminele organisatie)
hij, in de periode van
1 januari 2021tot en met 9 maart 2021 te Rotterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], die tot oogmerk had het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
2.
[zaak Madhu B]
hij, inde periode van 1 maart 2021 tot en met 8 maart 2021 te Rotterdam, , tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde
envijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervoeren en binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 665 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- zich en anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van de hierboven bedoelde feiten,
hebbende verdachte en/of verdachtes mededaders:
- in persoon, telefonisch en/of via chatberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt met betrekking tot het invoeren en/of uithalen en/of vervoeren van die verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in de container met nummer [containernummer 1]) en/of
- geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- een loods geregeld en/of,
- geregeld dat er een voertuig beschikbaar was om de verdovende middelen te vervoeren en/of
- vervolgens deze verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in de container met nummer [containernummer 1]), al dan niet in deze container en/of
ditvoertuig, met behulp van anderen met gebruikmaking van een pincode het haventerrein laten vervoeren;
3.
[zaak Valentijnsdag 2020]
hij, in de periode van 12 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans aanwezig heeft gehad, ongeveer 268 kilogram cocaïne, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in dc bij de Opiumwet behorende lijst 1, ;
4.
[zaak december 2020/Kwakel]
hij, op 12 december 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen ,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans aanwezig heeft gehad, ongeveer 2350 kilogram cocaïne, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde of vijfde lid van de Opiumwet;
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, zich en een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en/of voorwerpen, vervoermiddelen en/of gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van twee verschillende cocaïnetransporten van in totaal meer dan 2.600 kilogram. Ook heeft hij voorbereidingshandelingen verricht gericht op de invoer van een partij van 665 kilogram cocaïne. De verdachte heeft via Sky-ECC veelvuldig contact gehad met zijn medeverdachten en andere betrokkenen. Hij heeft zich bij elk afzonderlijk transport bezig gehouden met het regelen van een chauffeur. Tijdens het ophalen van de container met daarin de verdovende middelen onderhield de verdachte contact met de chauffeur en gaf hij informatie door aan de overige betrokkenen. Ook was hij aanwezig bij ontmoetingen en beschikte hij over informatie over de containers. Bij één van de transporten maakte de verdachte deel uit van een georganiseerd samenwerkingsverband dat was gericht op het plegen van dit soort misdrijven.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft kennelijk geen boodschap gehad aan deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er financieel beter van te worden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte in 2016 en 1998 is veroordeeld voor Opiumwetfeiten. De rechtbank houdt hier in strafverzwarende zin rekening mee.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 augustus 2021. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Hoewel de rechtbank de verdachte zal vrijspreken van het onder 5 ten laste gelegde – en in die zin minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie – zal zij een gevangenisstraf opleggen conform de eis van de officier van justitie. De verdachte heeft een belangrijke, aansturende rol vervuld bij het organiseren van de verlengde invoer van de partijen cocaïne. Hij is betrokken geweest bij drie verschillende transporten en heeft dus telkens opnieuw de beslissing genomen om hieraan mee te werken. Het totaal aantal kilo’s van deze verschillende transporten, ruim 2.600 kilogram, heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. De rechtbank ziet dan ook geen redenen om de eis van de officier van justitie te matigen.
Redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen vierentwintig maanden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden, welke zijn gelegen in het aantal verdachten, de omvang van het politiedossier en de juridische complexiteit in verband met de Sky-ECC problematiek.
Het onderzoek Bolero betreft een veertiental verdachten en omvat negen zaaksdossiers betrekking hebbend op de invoer van cocaïne dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe. Daarnaast is aan sommige verdachten ook deelname aan een criminele organisatie, witwassen en/of computervredebreuk ten laste gelegd. De processen-verbaal van politie omvatten meer dan 5.000 pagina’s. Gelet op de verwevenheid van de verschillende dossiers, was gelijktijdige behandeling daarvan onontkoombaar. Het grote aantal procespartijen heeft er mede toe bijgedragen dat het afstemmen van de agenda’s, ten behoeve van het plannen van de inhoudelijke behandeling, langer heeft geduurd dan gebruikelijk, zonder dat daarvan overigens aan procespartijen een verwijt kan worden gemaakt.
De verdenking tegen dertien van de veertien verdachten is ontstaan als resultaat van het hacken door de Franse autoriteiten (na een daartoe strekkend Europees Onderzoeksbevel van zowel de Nederlandse als de Belgische autoriteiten) van de servers van Sky-ECC in Frankrijk en vervolgens het tappen en ontsleutelen van het berichtenverkeer tussen de gebruikers van Sky-ECC. Er was en is nog steeds discussie omtrent de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van de Sky-ECC-berichten, alsmede de betrouwbaarheid daarvan. Dit heeft ertoe geleid dat door diverse raadslieden een groot aantal onderzoekswensen is ingediend betrekking hebbend op de Sky-ECC problematiek. De rechtbank heeft daartoe een regiezitting gehouden en heeft uiteindelijk in een tussenvonnis op die onderzoekswensen beslist.
De rechtbank acht vanwege al deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren voor de behandeling van de zaken van alle verdachten in Bolero gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 9 maart 2021, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de redelijke termijn in de zaak van de verdachte met tweeënhalve maand is overschreden.
In de mate van overschrijding van de redelijke termijn ziet de rechtbank aanleiding de op te leggen gevangenisstraf te matigen met 5%. Indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een gevangenisstraf hebben opgelegd van negen jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben ten aanzien van de in beslag genomen goederen de volgende standpunten ingenomen.
Omschrijving
Standpunt officier van justitie
Standpunt verdediging
2.
1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart (Omschrijving: APPLE Iphone _654193, zwart, merk: APPLE)
Onttrekking aan het verkeer
Teruggave aan de verdachte
3.
1.00 STK Waterscooter [kenteken 1] (Omschrijving: SEA-DOO RXTX _654917, SEA-DOO, met papieren, met sleutels)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
4.
1.00 STK Personenauto [kenteken 2] (Omschrijving: BMW 3er Reihe Kl: blauw _653551, blauw, merk: BMW, met papieren, met sleutels)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
5.
1.00 STK Motorfiets [kenteken 3] (Omschrijving: HARLEY DAVIDSON FXDX Sport _653552, HARLEY DAVIDSON, met papieren, met sleutels)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
6.
1.00 STK Kentekenplaat Kl:GEEL (Omschrijving: BLANCO _653807, GEEL, merk: BLANCO)
Onttrekking aan het verkeer
Teruggave aan de verdachte
7.
1.00 STK Telefoonautomaat kl:BLAUW (Omschrijving: SAMSUNG _656536, BLAUW, merk: SAMSUNG)
Onttrekking aan het verkeer
Teruggave aan de verdachte
8.
Geld Euro (Omschrijving: - 4000,00 euro ibg 09-03-2021 _653440 = BP)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
1.
Geld Euro (Omschrijving: - 25.050 euro, IBG 30-06-21)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen kentekenplaat zal worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang. Het voorwerp behoort toe aan de verdachte, is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten aangetroffen en dit kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Ten aanzien van de in beslag genomen waterscooter, BMW en Harley Davidson zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Datzelfde geldt voor het geldbedrag van
€ 4.000,-. Zoals reeds onder 4.8. is overwogen, wordt de verdachte vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde witwassen. Ook ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 25.050,- en de in beslag genomen iPhone en Samsung zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Het geldbedrag is niet direct te relateren aan de bewezen feiten en uit de beslaglijst blijkt niet dat de iPhone en Samsung cryptotelefoons zijn.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 2 september 2021 geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg.
De verdediging heeft bij pleidooi verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen bij gebreke van gronden, dan wel subsidiair de schorsing van de voorlopige hechtenis te continueren. Gewezen is op de zwaarwegende persoonlijke belangen van de verdachte, die onder meer zijn gelegen in de zorglijke medische toestand van zijn echtgenote en de psychische problemen waarmee zijn nog thuis wonende zoon kampt. De verdachte heeft in een handgeschreven verklaring gewezen op de voor hem daaruit voortvloeiende zorgtaken en zijn zwaarwegende belangen bij continuering van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank zal beide verzoeken afwijzen. Vast is komen te staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De gronden die aan het bevel tot voorlopige hechtenis ten grondslag liggen zijn om die reden nog altijd aanwezig. Dit vonnis, waarbij de verdachte tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, vormt een zwaarwegend maatschappelijk belang bij het voortduren van zijn voorlopige hechtenis. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, hoezeer de rechtbank de zorgen van de verdachte begrijpt, wegen daar niet tegen op.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8,5 jaren (acht jaren en zes maanden);
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
* 1.00 STK Kentekenplaat kl:GEEL (Omschrijving: BLANCO _653807, GEEL, merk: BLANCO)
- gelast de teruggave aan verdachte van:
* 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zwart (Omschrijving: APPLE Iphone _654193, zwart, merk: APPLE)
* 1.00 STK Waterscooter [kenteken 1] (Omschrijving: SEA-DOO RXTX _654917, SEA-DOO, Met papieren, Met sleutels)
* 1.00 STK Personenauto [kenteken 2] (Omschrijving: BMW 3er Reihe Kl:blauw _653551, blauw, merk: BMW, Met papieren, Met sleutels)
* 1.00 STK Motorfiets [kenteken 3] (Omschrijving: HARLEY DAVIDSON FXDX Sport _653552, HARLEY DAVIDSON, Met papieren, Met sleutels)
* 1.00 STK Telefoonautomaat Kl: BLAUW (Omschrijving: SAMSUNG _653538, BLAUW, merk: SAMSUNG)
* Geld Euro (Omschrijving: - 4000,00 euro ibg 09-03-2021 _653440 = BP)
* Geld Euro (Omschrijving: - 25.050 euro, IBG 30-06-21).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Lobs-Tanzarella en J.R. de Graaf, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
[zaak criminele organisatie)
hij, in of omstreeks de periode van 1 februari 2020 tot en met 9 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder meer en/of voor zover bekend), verdachte en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], die tot oogmerk had het plegen van een misdrijt als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid en artikel 10a eerste lid van de Opiumwet;
2.
[zaak Madhu B.]
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 8 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 665 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaften en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- in persoon, telefonisch en/of via chatberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in de container met nummer [containernummer 1]) en/of
- geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- een loods geregeld en/of
- geregeld dat er (een) voertuig(en) beschikbaar was/waren om de verdovende middelen te vervoeren en/of
- ( vervolgens) deze verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in de container met nummer [containernummer 1]), al dan niet in deze container en/of voertuig, met behulp van anderen met gebruikmaking van een (valse) pincode het haventerrein laten afvoeren/vervoeren;
3.
[zaak Valentijn 2020]
hij, in of omstreeks de periode van 12 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans aanwezig heeft gehad, ongeveer 268 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in dc bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 12 februari 2020 tot en met 14 februari 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 268 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- in persoon, telefonisch en/of via chatberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van die verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in de container met nummer [containernummer 2]) en/of
- geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- een loods geregeld en/of
- geregeld dat er (een) voertuig(en) beschikbaar was/waren om de verdovende middelen te vervoeren en/of
- ( vervolgens) deze verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in de container met nummer [containernummer 2]), al dan niet in deze container en/of voertuig, met behulp van anderen met gebruikmaking van een (valse) pincode het haventerrein laten afvoeren/vervoeren;
4.
[zaak december2020]
hij, op of omstreeks 12 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, althans aanwezig heeft gehad, ongeveer 2350 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 december 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging mee een ander of er, althans alleen, om een feit, bedeeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer ...... kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de hij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) hoeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het/de hierboven bedoelde feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s):
- in persoon, telefonisch en/of via chatberichten contacten onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van ie verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in de container met nummer ......) en/of
- geld verstrekt en/of ontvangen en/of
- een loods geregeld en/of
- geregeld dat er (een) voertuig(en) beschikbaar was/waren om de verdovende middelen te vervoeren en/of
- ( vervolgens) deze verdovende middelen (aanwezig op het haventerrein in container met nummer ......), al dan niet in deze container en/of voertuig, me behulp van anderen met gebruikmaking van een (valse) pincode het haven terrein laten afvoeren/vervoeren;
5.
[zaak witwassen]
hij, in de periode van 1 februari 2020 tot en met 9 maart 2021 te Rotterdam, althans in Nederland,
(een) voorwerpen), te weten:
- een geldbedrag van 4.000 euro, althans een (groot) geldbedrag en/of
- een jetski en/of
- een personenauto (merk BMW) en/of
- een motorfiets (merk Harley Davidson)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerpen onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf.