ECLI:NL:RBROT:2024:4904

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
10/320789-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer van cocaïne en witwassen met betrekking tot grote hoeveelheden verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van grote hoeveelheden cocaïne en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de invoer van 2.350 kilogram en 742 kilogram cocaïne, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het medeplegen van de invoer van 850 kilogram cocaïne en het witwassen van een geldbedrag van € 14.400,-. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de invoer van de cocaïne, waarbij hij verantwoordelijk was voor het regelen van een loods en mankracht voor het uit- en inladen van de container. De verdachte ontving voor zijn bijdrage een bedrag van € 97.000,-. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 5 jaren op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich samen met anderen schuldig had gemaakt aan ernstige strafbare feiten die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en de integriteit van de economie. De verdachte had geen verifieerbare verklaring voor de herkomst van het geld, wat leidde tot de conclusie dat het geld van misdrijf afkomstig was.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/320789-21
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ,
raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13, 14, 19, 22 en 28 maart en 8, 10 en 11 april 2024. Het onderzoek is gesloten op 28 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de verdenking erop neer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de volgende strafbare feiten:
  • feit 1: medeplegen van de invoer van 2.350 kilogram cocaïne (zaaksdossier Kwakel);
  • feit 2: medeplegen van de invoer van 742 kilogram cocaïne (zaaksdossier Danube);
  • feit 3: medeplegen van de invoer van 850 kilogram cocaïne (zaaksdossier Noordzee);
  • feit 4: witwassen van een geldbedrag van € 14.400,- en twee horloges.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. M. Luijpen, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 tot en met 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van in totaal € 14.400,- en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen horloges.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Identificatie Sky-ID [Sky-ID]
De verdachte wordt in het dossier geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID] . De rechtbank stelt voorop dat de feiten en omstandigheden die tot die identificatie hebben geleid, in onderlinge samenhang dienen te worden beschouwd en dat de bewijswaarde daarvan ook op die wijze moet worden beoordeeld. Concreet betekent dit dat denkbaar is dat op basis van het samenstel van feiten en omstandigheden, die ieder voor zich onvoldoende onderscheidend zijn of niet met voldoende mate van zekerheid naar deze specifieke verdachte wijzen om de identificatie te kunnen dragen, desalniettemin buiten redelijke twijfel bewezen kan worden geacht dat de verdachte de gebruiker van het Sky-ID is geweest.
De rechtbank zal allereerst de vraag beantwoorden of de verdachte inderdaad kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van dit Sky-ID. Vervolgens zullen de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten worden besproken.
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de (enige) gebruiker is geweest van het Sky-ID [Sky-ID] en dat dus niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de belastende chatberichten heeft verstuurd. De inhoud van de chatberichten levert geen sluitend bewijs op en er zijn geen concrete en specifieke aanwijzingen die bijdragen aan de identificatie van de verdachte als de gebruiker van het Sky-ID. Ook de verzonden afbeelding kan niet dienen als betrouwbaar herkenningsmateriaal, omdat het gezicht daarop niet volledig te zien is. Daarnaast is er geen Sky-telefoon aangetroffen bij de verdachte en is geen IMSI-catcher ingezet.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Binnen het opsporingsonderzoek Bolero is onderzoek gedaan naar de deelnemers van het Sky-ECC groepsgesprek [naam gespreksgroep] . Eén van deze deelnemers is de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID] , met als gebruikersnaam “ [gebruikersnaam] ”. Deze stuurt op 30 juli 2020 een foto waarop te zien is dat hij een ontstoken oog heeft. Op diezelfde datum ontvangt de medeverdachte [medeverdachte] een soortgelijke foto van één van zijn contactpersonen met de naam “ [gebruikersnaam] ”. Uit een uitdraai van de politiesystemen blijkt verder dat de genoemde [medeverdachte] op 20 mei 2020 samen met anderen, waaronder de verdachte, is aangehouden. De politiefoto die destijds van de verdachte is gemaakt, vertoont volgens de politie gelijkenissen met de foto die door de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID] is verstuurd. In het ter zake opgemaakte proces-verbaal is beschreven waaruit deze gelijkenissen bestaan. Dat op de foto niet het hele gezicht te zien is, doet er niet aan af dat de waargenomen kenmerkende overeenkomsten, zoals de rimpels op het voorhoofd, wijzen in de richting van de verdachte als de gebruiker van het Sky-ID.
Daarnaast zijn ook in de inhoud van de chatberichten verzonden door Sky-ID [Sky-ID] belangrijke aanwijzingen te vinden dat de verdachte daar de gebruiker van is geweest. Op 25 november 2020 stuurt de gebruiker dat er een politie-inval bij hem is geweest. Uit het bedrijfsprocessensysteem van de politie blijkt dat de woning van de verdachte op diezelfde datum door de politie is doorzocht. Daarnaast stuurt de gebruiker van Sky-ID [Sky-ID] op 1 maart 2021 dat hij naar de politie moet om zijn spullen op te halen uit een auto. De verdachte heeft op diezelfde datum spullen opgehaald bij de politie uit zijn in beslag genomen auto.
De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte de gebruiker is geweest van het Sky-ID [Sky-ID] . Het feit dat er geen IMSI-catcher is ingezet en dat er geen Sky-telefoon bij de verdachte is aangetroffen, doet aan de identificatie van de verdachte als de gebruiker van het Sky-ID niet af. Voor zover de verdediging nog bedoeld heeft te betogen dat de verdachte niet de enige gebruiker is geweest van Sky-ID [Sky-ID] overweegt de rechtbank als volgt. Gezien de hiervoor genoemde vaststellingen omtrent de identificatie van dit Sky-ID ligt het op de weg van de verdachte om met feiten onderbouwd te verklaren dat en waarom hij niet de enige gebruiker van dit Sky-ID was. Verdachte heeft er echter voor gekozen om zich op zijn zwijgrecht te beroepen. De rechtbank stelt vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van genoemd SKY-ID.
4.1.3.
Conclusie
Nu de verdachte is geïdentificeerd als de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID] zal de rechtbank daar bij de verdere bespreking en beoordeling van de ten laste gelegde feiten ook van uitgaan.
4.2.
Is voldaan aan het bewijsminimum?
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat niet is voldaan aan het bewijsminimum, omdat de verdenking enkel is gebaseerd op de inhoud van de Sky-ECC berichten en dit één bron betreft. De verdediging verwijst hierbij naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van
13 september 2022 (ECLI:NL:RBZWB:2022:5151). Bij gebreke van bewijsmiddelen die de inhoud van die berichten ondersteunden, overwoog de rechtbank Zeeland-West-Brabant in die zaak dat het wettig bewijs voor de feiten ontbrak en sprak de verdachte vrij. Ook in deze zaak zou dit volgens de verdediging tot een vrijspraak moeten leiden.
4.2.2.
Beoordeling
Anders dan de verdediging heeft betoogd kan ten aanzien van alle in het dossier aanwezige chatgesprekken via Sky-ECC niet worden gesproken van bewijs uit één bron. Er is immers sprake van verschillende, afzonderlijke chatgesprekken, gevoerd door verschillende personen of groepen, op verschillende momenten. Het feit dat deze gesprekken zijn gevoerd via hetzelfde communicatienetwerk (Sky-ECC), maakt niet dat zij ook allemaal afkomstig zijn uit één bron. Bovendien is er in de onderhavige zaak, zoals blijkt uit de verdere inhoud van dit vonnis, op belangrijke onderdelen sprake van andere bewijsmiddelen die de inhoud van de chatberichten ondersteunen. Zo zijn in twee zaaksdossiers daadwerkelijk verdovende middelen aangetroffen en onderzocht. Ook zijn er afbeeldingen verstuurd die de inhoud van de tekstberichten ondersteunen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
4.3.
De betrouwbaarheid van de encryptiegegevens
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt vraagtekens bij de deugdelijkheid en daarmee de betrouwbaarheid van de chatberichten die in deze zaak het belangrijkste bewijs vormen en verwijst daarvoor naar een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Uit dit rapport blijkt dat 2,5% van de berichten niet wordt gezien door de software en dat van de ‘veiliggestelde’ berichten meer dan een kwart van de inhoud ontbreekt of onleesbaar is. Hierdoor ontstaat geen volledig beeld en is terughoudendheid geboden. Dit leidt er volgens de verdediging namelijk toe dat door de onvolledigheid de context van de chats niet kan worden geduid, het een ondeugdelijk bewijsmiddel betreft en niet tot het bewijs kan dienen. Nu het bewijs in deze zaken vrijwel uitsluitend is gebaseerd op deze chatberichten, dient vrijspraak te volgen.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat niet is betwist dat de verdediging de beschikking heeft gekregen over de gehele dataset met alle beschikbare chats van het Sky-ID dat door de verdachte is gebruikt. De verdachte heeft dus kunnen onderzoeken of en in hoeverre de gesprekken zoals die in het dossier zijn opgenomen een juiste weergave vormen van wat door hem en de medeverdachten is besproken. Op grond van die gegevens zijn door de verdediging geen op- of aanmerkingen gemaakt. Slechts is aangegeven, zo begrijpt de rechtbank, dat de data onvolledig en hierdoor onbetrouwbaar zijn.
Dat niet alle data van het berichtenverkeer volledig is onderschept, doet er naar het oordeel van de rechtbank niet aan af dat mag worden uitgegaan van de juistheid en betrouwbaarheid van de wél verkregen data. Daarvoor wordt verwezen naar de onderzoeksrapportage van het NFI van 22 juni 2022 (zaaknummer 2021.03.29.109) betreffende de volledigheid en correctheid van decodering van Sky-ECC berichten met de zogeheten Toolboxmethode. Uit dit rapport blijkt dat van 2,5% (36) van de berichten niets is teruggevonden in de Toolboxgegevens. Van de overige 97,5% (1.546 berichten) is 73,7% succesvol ontcijferd. Verder beschrijft het NFI dat de Toolboxgegevens een correcte weergave van de chats en hun metadata zijn.
Dat door de beperkte weergave van de data sprake zou zijn van niet betrouwbaar bewijs. Is niet onderbouwd met nadere, verifieerbare, informatie. Van de verdediging mag worden verwacht dat zij concrete feiten en omstandigheden stelt die de betrouwbaarheid van de data in twijfel kunnen stellen. Nu zij dat heeft nagelaten, worden de wél ontsleutelde berichten als betrouwbaar aangemerkt en zullen zij worden betrokken bij het bewijs. De rechtbank is echter wel van oordeel dat, nu de verdachte niet van alle chats kennis heeft genomen, bij het gebruik en interpretatie van deze berichten behoedzaamheid moet worden betracht.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
4.4.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 1: zaaksdossier Kwakel)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.5.
Vrijspraak (feit 2: zaaksdossier Danube)
4.5.1.
Standpunt officier van justitie
Uit de via Sky-ECC gevoerde chatgesprekken blijkt dat de verdachte met de medeverdachten heeft gesproken over het vinden van havenmedewerkers die behulpzaam konden zijn bij de (verlengde) invoer van de in beslag genomen partij cocaïne. Uit de berichten kan bovendien worden opgemaakt dat de verdachte ook daadwerkelijk havenmedewerkers met dit doel heeft benaderd. Daarmee is het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.5.2.
Beoordeling
Vaststaande feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank het navolgende worden afgeleid.
Op 1 juli 2020 heeft het expeditiebedrijf [naam bedrijf 1] melding gemaakt van het feit dat valselijk gebruik werd gemaakt van haar bedrijfsnaam en de naam van haar directeur in het informatievoorzieningsprogramma Portbase. Hierop werd een onderzoek gestart en werd verstrekking van de toekomstige gegevens gevorderd van voormeldingen via Portbase met het account van [naam bedrijf 1] . Op 4 augustus 2020 werd met dit account een container met containernummer [containernummer 1] voorgemeld, afkomstig van het schip [naam schip 1] . Bij het uitrijden van deze container van de ECT-Terminal op de Maasvlakte, is de chauffeur staande gehouden en is de container aan een controle onderworpen. Daarin werd, tussen de reguliere lading van pallets met bananen, een groot aantal pakketten met verdovende middelen aangetroffen. De inhoud van deze pakketten had een geschat totaal nettogewicht van 742 kilogram. In het Douane Laboratorium is de inhoud van een aantal van deze pakketten getest en hiervan is vastgesteld dat het cocaïne betrof.
De rol van de verdachte
Het dossier bevat verschillende (groeps)gesprekken, gevoerd via de chatapplicatie Sky-ECC, die blijkens hun inhoud betrekking hebben op de in beslag genomen partij cocaïne en waarin gesproken wordt over het vinden en benaderen van havenmedewerkers binnen het bedrijf [naam bedrijf 2] . De verdachte heeft deelgenomen aan deze gesprekken, zodat kan worden vastgesteld dat hij een zekere betrokkenheid heeft gehad bij de in beslag genomen partij cocaïne. Het is echter onvoldoende duidelijk waar die betrokkenheid concreet toe heeft geleid. Dit betekent dat op basis van dit dossier niet vastgesteld kan worden dat de verdachte daadwerkelijk een materiële of intellectuele bijdrage heeft geleverd aan de (verlengde) invoer van de partij cocaïne, noch of die bijdrage van voldoende gewicht is om hem als medepleger te kunnen aanmerken. Nu de verdachte geen ander strafrechtelijk verwijt wordt gemaakt, moet vrijspraak volgen.
4.5.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.6.
Bewijswaardering (feit 3: zaaksdossier Noordzee)
4.6.1.
Standpunt verdediging
In dit dossier is onduidelijk gebleven dat er daadwerkelijk cocaïne is ingevoerd, omdat de lading niet in beslag genomen is. Het zou net zo goed om bijvoorbeeld blokken hasj kunnen gaan. Dit dient tot vrijspraak te leiden. Daarnaast is de rol van de verdachte in dit dossier, voor zover hij al de gebruiker zou zijn van het Sky-ID [Sky-ID] , van onvoldoende gewicht om hem als medepleger te kunnen aanmerken.
4.6.2.
Beoordeling
Op basis van dit zaaksdossier wordt de verdachte het medeplegen van de (verlengde) invoer van ongeveer 850 kilogram cocaïne verweten, die via de haven van Antwerpen op 4 januari 2021 Nederland zou hebben bereikt. De betreffende cocaïne is niet onderschept. Dat een lading cocaïne van deze omvang is ingevoerd, blijkt desalniettemin uit de verschillende Sky-ECC chatgesprekken in het dossier.
In een chatgesprek gevoerd over verschillende dagen in de periode van 9 tot 15 december 2020, wordt door de Sky-gebruiker die is geïdentificeerd als [naam 1] en een onbekend gebleven persoon, gesproken over 850 stuks, verspreid over 71 koffiezakken, die klaarstaan om over 10 dagen te
shootenvanuit ‘Santa’ (vermoedelijk Santa Martha, in Colombia) naar Antwerpen, op het schip [naam schip 2] . [naam 1] geeft op 25 december 2020 aan dat hij zelf in het nieuwe jaar naar België zal gaan om verrassingen te voorkomen, en hij stuurt een schermafbeelding waaruit blijkt dat hij die dag samen met onder anderen de verdachte vanuit Marokko naar Parijs vliegt. Op 28 december 2020 en
1 januari 2021 wordt door [naam 1] en de onbekend gebleven persoon onder meer besproken dat een pincode is geregeld en wordt er een foto gestuurd van de container waar het om zou moeten gaan: de container met nummer [containernummer 2] .
De rol van de verdachte
Op 1 januari 2021 vindt een chatgesprek plaats tussen de verdachte en [naam 1] . Daaruit blijkt dat de verdachte heeft gesproken met ‘die Turk’, de eigenaar van een loods aan het [adres 2] en dat hij met deze persoon een vergoeding heeft afgesproken van € 60.000,- voor het gebruik van die loods. De verdachte geeft aan dat men op maandag (4 januari 2021) met de auto’s en truck naar binnen kan rijden. De Turk zal zorgen dat zijn werknemers er niet zijn.
In de ochtend van 4 januari 2021 stuurt [naam 1] aan de onbekend gebleven persoon een schermafbeelding van een bonnetje waaruit blijkt dat de eerdergenoemde container door een vrachtwagen is opgehaald, met daarbij de boodschap “Zijn buiten broeder”. De onbekend gebleven persoon stuurt daarop onder meer “Geef [gebruikersnaam] een dikke knuffel en iedereen”; [gebruikersnaam] is de door de verdachte gehanteerde Sky-gebruikersnaam.
Ongeveer een kwartier later stuurt de verdachte aan een andere onbekend gebleven gebruiker van Sky-ECC dat “die ding” is vertrokken en nog 60 kilometer moet rijden. De verdachte geeft instructies om alvast ruimte te maken in de loods voor het uitladen. Vervolgens is er op 4 januari 2021 chatverkeer tussen de verdachte en [naam 1] enerzijds, en de verdachte en de Sky-gebruiker geïdentificeerd als [naam 2] anderzijds. Hieruit blijkt dat de verdachte betrokken is bij het uitladen van de container met koffiezakken en het uithalen en verdelen van de daarin verstopte cocaïne. Hij ontvangt hiertoe instructies van [naam 1] en stuurt regelmatig foto’s waarop de voortgang van het uitladen en weer inladen van de container te zien is. Uit de berichten is verder op te maken dat de verdachte mensen heeft ingeschakeld die bij het werk in de loods moesten helpen en dat hij een transporteur heeft geregeld die de container achteraf weer moet komen ophalen. Uit berichten tussen de verdachte en [naam 1] van 6 januari 2021 blijkt tot slot dat de verdachte zorg draagt voor de betaling van de eigenaar van de gebruikte loods. Daarbij geeft [naam 1] aan dat de eigenaar eventueel ook met een “blok” kan worden betaald.
Uit de weergegeven bewijsmiddelen, in het bijzonder de inhoud van de door de verdachte gevoerde chatgesprekken, blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, waarbij de verdachte een rol van voldoende gewicht heeft vervuld om als medepleger te worden aangemerkt. De verdachte heeft een duidelijke en substantiële rol: hij regelt een loods, zorgt voor betaling van de eigenaar achteraf, regelt mankracht voor het uit- en inladen van de container en is daarbij ook aanwezig. Hij houdt ook de medeverdachten op de hoogte van de voortgang.
Kan worden vastgesteld dat het ging om cocaïne?
De hiervoor weergegeven, uit de bewijsmiddelen afgeleide, feiten en omstandigheden wijzen erop dat hier sprake was van een cocaïnetransport. Het betreft klaarblijkelijk een container met 850 stuks, afkomstig uit Santa Martha Colombia verpakt in koffiezakken. Het is een feit van algemene bekendheid dat uit Zuid-Amerikaanse landen regelmatig containers met grote hoeveelheden cocaïne naar Europa worden verscheept. Koffie is daarbij een veelgebruikte deklading. Duidelijk is verder dat de lading van de container een grote waarde vertegenwoordigde. Er was immers sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen een groot aantal betrokkenen en er moesten grote bedragen worden afgedragen, onder meer aan de eigenaar van de loods, die € 60.000,- zou ontvangen, maar ook met een “blok” betaald zou kunnen worden.
Het dossier bevat voorts chatgesprekken tussen [naam 1] en [naam 2] van 7 januari 2021, waarin klaarblijkelijk het doorverkopen van aantallen blokken met bepaalde stempels wordt besproken en ook een foto van een blok wordt verstuurd. Op 11 januari 2020 bespreekt de verdachte met [naam 1] dat de “overkant” (vermoedelijk Colombia) een kleine partij erbij heeft gegooid met verschillende stempels, die niet goed hard wil worden en teruggebracht moet worden. Op 2 februari 2021 stuurt [naam 2] aan [naam 1] een foto van een briefje met inkomsten en uitgaven. Uit dit briefje blijkt onder meer dat de kosten in België € 1.300.000,- bedroegen, dat aan ‘Loods’ € 60.000,- is betaald – hetgeen overeenkomt met het bedrag dat de verdachte met ‘ de Turk ’ had afgesproken – en dat [gebruikersnaam] (de gebruikersnaam van de verdachte) € 97.000,- heeft ontvangen. Qua opbrengsten heeft de verkoop van in totaal 100 stuks een bedrag van € 2.729.500,- opgeleverd.
Op basis van deze feiten en omstandigheden kan buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de ‘850 stuks’ die de verdachte en zijn medeverdachten hebben ingevoerd 850 kilo cocaïne moet betreffen.
4.6.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.7.
Bewijswaardering (feit 4: witwassen van een geldbedrag en horloges)
4.7.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient integraal te worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De plek van aantreffen van het geld is – in tegenstelling tot de bron van het geld – niet relevant. De verdachte heeft een verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Hij heeft dit bedrag verdiend als zzp’er in de pakketbezorging, verhuizingen en mantelzorg en heeft het geld in zijn woning en berging bewaard in verband met het risico op diefstal. Het ligt vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om hier nader onderzoek naar te doen.
4.7.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van het bedrag van € 14.400,- dat in de woning en de berging van de verdachte is aangetroffen sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dat vermoeden vloeit onder meer voort uit de chatgesprekken gevoerd door de verdachte via Sky-ECC die reeds onder 4.6 zijn besproken. Hieruit blijkt dat de verdachte verantwoordelijk is geweest voor de betaling van de eigenaar van de gebruikte loods, maar ook dat hij voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 97.000,- heeft ontvangen.
Buiten de hiervoor genoemde berichten dragen ook de omstandigheden waaronder het bedrag is aangetroffen bij aan het vermoeden van witwassen. Het betrof onder meer een bedrag van € 3.000,- verstopt in een voetenbank en een bedrag van € 10.000,- in een met folie omwikkelde bundel van bankbiljetten van € 50,-, verstopt in een autobumper.
Nu er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen mag er van de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld worden verlangd. De verklaring die de verdachte over de herkomst van het geld heeft gegeven, is tot op zekere hoogte concreet en verifieerbaar. Het openbaar ministerie heeft, voor zover zij kon, ook nader onderzoek hiernaar verricht. Uit het dossier blijkt dat de verdachte een eenmanszaak op naam had staan met als hoofdactiviteit geestelijke gezondheids- en verslavingszorg. Hier werden de volgende omzetgegevens van opgegeven: 2019: € 47.164,-, 2020: €14.961,- en 2021: 0,-. Andere inkomensgegevens zijn niet bekend, er was geen giraal vermogen, op de betaalrekening stond een debet bedrag van € 219,- en op de spaar- en zakelijke rekening stond geen geld. De rechtbank acht het hoogst onwaarschijnlijk dat de verdachte, gezien deze financiële gegevens, een bedrag van € 14.400,- heeft kunnen sparen. De verdachte heeft nog andere verdiensten genoemd, maar heeft nagelaten duidelijkheid te geven over wat hij hiermee verdiende. Hij heeft hiervan geen stukken geproduceerd om zijn verklaring meer handen en voeten te geven, zoals over de betalingen van PostNL. Daarnaast behoeft het volgens de rechtbank geen betoog dat eenieder die als zelfstandig ondernemer opereert enige vorm van administratie kan overleggen of op zijn minst daarover een heldere uitleg kan verschaffen. Nu de verklaring van verdachte over de legale herkomst van het geld op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is, concludeert de rechtbank dat het gezien de voornoemde omstandigheden niet anders kan dan dat het geld van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat ook wist. Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het witwassen van twee horloges.
4.7.3.
Conclusie
Het onder 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het witwassen van de twee horloges.
4.8.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
[zaak Noordzee]
hij, op 4 januari 2021 te Barendrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 850 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij, op 21 december 2021 te Rotterdam, een voorwerp, te weten € 14.400- heeft v voorhanden gehad, terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
3.
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
4.
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 850 kilogram cocaïne. De rol van de verdachte bestond onder andere uit het regelen van een loods en mankracht voor het uit- en inladen van een container, en hij was hierbij ook zelf aanwezig. Daarnaast houdt hij de medeverdachten op de hoogte van de voortgang. Hij heeft voor zijn bijdrage een bedrag van € 97.000,- ontvangen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 14.400,-. Dit contante geldbedrag is aangetroffen tijdens de doorzoeking van zijn woning.
Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles heeft de laatste jaren in ernstige en toenemende mate geleid tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft kennelijk geen boodschap gehad aan deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er financieel beter van te worden.
Het witwassen van criminele gelden vormt daarnaast een bedreiging voor de legale economie omdat het de integriteit van het financiële en economische verkeer aantast. Het bevordert bovendien het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
5 februari 2024. Hieruit blijkt dat de verdachte op 15 juni 2023 door de meervoudige kamer van deze rechtbank is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet en voor witwassen. De rechtbank zal daarom toepassing geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal in het voordeel van de verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie, nu zij de verdachte gedeeltelijk vrijspreekt van de ten laste gelegde feiten. Daarentegen wordt rekening gehouden met de essentiële en onmisbare, faciliterende rol die de verdachte in het geheel heeft vervuld. De invoer waaraan de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd betreft bovendien een hoeveelheid van 850 kilogram cocaïne. Een dergelijke hoeveelheid heeft een ontwrichtende werking op de samenleving.
Redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft te gelden dat een behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen vierentwintig maanden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden, welke zijn gelegen in het aantal verdachten, de omvang van het politiedossier en de juridische complexiteit in verband met de Sky-ECC problematiek.
Het onderzoek Bolero betreft een veertiental verdachten en omvat negen zaaksdossiers betrekking hebbend op de invoer van cocaïne dan wel het treffen van voorbereidingshandelingen daartoe. Daarnaast is aan sommige verdachten ook deelname aan een criminele organisatie, witwassen en/of computervredebreuk ten laste gelegd. De processen-verbaal van politie omvatten meer dan 5.000 pagina’s. Gelet op de verwevenheid van de verschillende dossiers, was gelijktijdige behandeling daarvan onontkoombaar. Het grote aantal procespartijen heeft er mede toe bijgedragen dat het afstemmen van de agenda’s, ten behoeve van het plannen van de inhoudelijke behandeling, langer heeft geduurd dan gebruikelijk, zonder dat daarvan overigens aan procespartijen een verwijt kan worden gemaakt.
De verdenking tegen dertien van de veertien verdachten is ontstaan als resultaat van het hacken door de Franse autoriteiten (na een daartoe strekkend Europees Onderzoeksbevel van zowel de Nederlandse als de Belgische autoriteiten) van de servers van Sky-ECC in Frankrijk en vervolgens het tappen en ontsleutelen van het berichtenverkeer tussen de gebruikers van Sky-ECC. Er was en is nog steeds discussie omtrent de rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van de Sky-ECC berichten, alsmede de betrouwbaarheid daarvan. Dit heeft ertoe geleid dat door diverse raadslieden een groot aantal onderzoekswensen is ingediend betrekking hebbend op de Sky-ECC problematiek. De rechtbank heeft daartoe een regiezitting gehouden en heeft uiteindelijk in een tussenvonnis op die onderzoekswensen beslist.
De rechtbank acht vanwege al deze bijzondere omstandigheden een redelijke termijn van drie jaren voor de behandeling van de zaken van alle verdachten in Bolero gerechtvaardigd.
De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 21 december 2021 de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Dit betekent dat de redelijke termijn in de zaak van de verdachte niet is overschreden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hierna te bespreken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben ten aanzien van de in beslag genomen goederen de volgende standpunten ingenomen.
Omschrijving
Standpunt officier van justitie
Standpunt verdediging
5.
1 STK Horloge (Omschrijving: RTRAA21032_701018, Goud, merk: Rolex)
Onttrekking aan het verkeer
Teruggave aan de verdachte
6.
1 STK Horloge (Omschrijving: RTRAA21032_701020, zwart/zilver, merk: Rolex)
Onttrekking aan het verkeer
Teruggave aan de verdachte
1.
400 EUR IBG 21-12-2021
(Omschrijving: G_701008)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
2.
1000 EUR IBG 21-12-2021
(Omschrijving: G_701009)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
3.
3000 EUR IBG 21-12-2021
(Omschrijving: G_7()1013)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
4.
10000 EUR IBG 21-12-2021
(Omschrijving: G_701019)
Verbeurdverklaring
Teruggave aan de verdachte
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van in totaal € 14.400,- zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen horloges zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De voorwerpen zijn niet direct te relateren aan de bewezen feiten.

9.Voorlopige hechtenis

De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 7 april 2022 geschorst tot aan de einduitspraak in eerste aanleg.
De verdediging heeft bij pleidooi verzocht de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen bij gebreke van gronden, dan wel subsidiair de schorsing van de voorlopige hechtenis te continueren.
De rechtbank zal beide verzoeken afwijzen. Vast is komen te staan dat de verdachte zich meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten. De gronden die aan het bevel tot voorlopige hechtenis ten grondslag liggen zijn om die reden nog altijd aanwezig. Dit vonnis, waarbij de verdachte tot een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld, vormt een zwaarwegend maatschappelijk belang bij het voortduren van zijn voorlopige hechtenis. De aangevoerde persoonlijke omstandigheden van de verdachte wegen daar niet tegen op.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 4:
* 400 EUR IBG 21-12-2021 (Omschrijving: G_701008)
* 1000 EUR IBG 21-12-2021 (Omschrijving: G_701000)
* 3000 EUR IBG 21-12-2021 (Omschrijving: G_701013)
* 10000 EUR IBG 21-12-2021 (Omschrijving: G_701019)
- gelast de teruggave aan verdachte van:
* 1 STK Horloge (Omschrijving: RTRAA21032_701018, Goud, merk: Rolex)
* 1 STK Horloge (Omschrijving: RTRAA21032_701020, Zwart/zilver, merk: Rolex).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. Lobs-Tanzarella en J.R. de Graaf, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
[zaak Kwakel]
hij, in of omstreeks de periode van 12 december 2020 tot en met 13 december 2020 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2350 kilo, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
[zaak Danube]
hij, in of omstreeks de periode van 1 augustus 2020 tot en met 4 augustus 2020 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 742 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
[zaak Noordzee]
hij, op of omstreeks 4 januari 2021 te Barendrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 850 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij, op of omstreeks 21 december 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten € 14.400- en/of 2 horloges (merk Rolex), althans een of
meer goederen en/of geldbedragen, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.