ECLI:NL:RBROT:2024:4864

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
10941459
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen met toekenning transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 mei 2024 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen Sitra Nederland B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Sitra verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond, omdat de werknemer verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer inderdaad verwijtbaar had gehandeld, maar niet in ernstige mate, waardoor de arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 30 juni 2024. De kantonrechter wees het verzoek van Sitra om geen transitievergoeding te betalen af, en kende de werknemer een transitievergoeding van € 3.289,76 toe. Daarnaast werden de tegenverzoeken van de werknemer, waaronder terugbetaling van loon en schadevergoeding, afgewezen. De kantonrechter benadrukte dat de werknemer zich niet aan de instructies van Sitra had gehouden en dat zijn gedrag in de arbeidsrelatie onacceptabel was. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk uitgevoerd kan worden, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10941459 VZ VERZ 24-1506
datum uitspraak: 27 mei 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
Sitra Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verzoekster,
verweerster in het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. J.L.F. van der Kamp,
tegen
[verweerder],
woonplaats: [woonplaats],
verweerder,
verzoeker in het tegenverzoek,
gemachtigde: [naam 1].
Partijen worden hierna ‘Sitra’ en ‘[verweerder]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • van de zijde van Sitra: het verzoekschrift ontvangen op 16 februari 2024 met bijlagen, de mail van 11 april 2024 houdende wijziging en vermeerdering van het verzoek met bijlagen, de mail van 16 april 2024 met bijlage, en de pleitnota;
  • van de zijde van [verweerder]: het verweerschrift ontvangen op 26 februari 2024 met bijlagen, de mail van 29 februari 2024 met bijlagen, de mail van 23 maart 2023 met (tegen)verzoek en bijlage, de mails van 7 en 8 april 2024 houdende aanvullend verweer en tegenverzoeken met bijlage, de op 12 april 2024 afgegeven USB-stick met bijlagen, en de pleitnota.
1,2. Op 17 april 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 2] (CFO en HR directeur Sitra Groep, tevens gevolmachtigde voor Sitra),
[naam 3] (HR-manager) en [naam 4] (jurist) voor Sitra, met mr. Van der Kamp en haar kantoorgenoot mr. A. Busse,
- [verweerder], met [naam 1].
1.3.
De door [verweerder] bij de zitting overgelegde bijlagen zijn (voor zover deze stukken niet al eerder in het geding waren gebracht) niet geaccepteerd als processtuk, omdat het een groot aantal stukken betreft en Sitra en de kantonrechter zich daarop niet goed hebben kunnen voorbereiden (vgl. art. 1.4.3. landelijk procesreglement verzoekschriften rechtbanken, kanton). Verder maken de mails die [verweerder] voorafgaand aan de mondelinge behandeling bij wijze van cc aan de rechtbank heeft gestuurd, dus e-mails geadresseerd aan anderen, waarin hij de rechtbank in kopie heeft meegenomen, geen deel uit van het procesdossier. Ook de brieven, e-mails en bijlagen die van [verweerder] zijn ontvangen na afloop van de mondelinge behandeling worden buiten beschouwing gelaten. Het toezenden van nieuwe stukken/berichten aan de rechter na afloop van de zitting is namelijk niet toegestaan. Zowel op grond van de wet (art. 87 lid 6 Wetboek van Rechtsvordering) en op grond van het procesreglement (art. 1.4.8. landelijk procesreglement verzoekschriften rechtbanken, kanton). Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat de vele e-mails, brieven en berichten van [verweerder], ontvangen na afloop van de zitting, waarin hij aan de kantonrechter allerlei vragen stelt en opmerkingen maakt over (de kwaliteit van de dienstverlening van) zijn gemachtigde (en deze onder meer beschuldigt van corruptie), miskent dat het niet de taak van de kantonrechter is om de kwaliteit van deze dienstverlening te beoordelen in de onderhavige procedure. Het is de keuze van [verweerder] geweest om zich door deze gemachtigde te laten bijstaan. De kantonrechter heeft kennisgenomen van het recente bericht van [verweerder] dat [naam 1] niet langer voor hem optreedt. Aangezien dit nog wel het geval was voorafgaand aan en tijdens de mondelinge behandeling is hij wel als gemachtigde vermeld in deze beschikking.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
Het verzoek
2.1.
Sitra verzoekt samengevat om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, op de kortst mogelijke termijn en zonder toekenning van transitievergoeding, met een verklaring voor recht dat zij die vergoeding niet verschuldigd is. Ook verzoekt Sitra om [verweerder] te veroordelen tot betaling aan haar van € 4.769,86 bruto aan teveel/onverschuldigd betaald loon en € 4.184,47 netto aan schadevergoeding in verband met herstel en reiniging van de vrachtwagen waarop [verweerder] gereden heeft. [verweerder] is het niet eens met deze verzoeken en heeft hiertegen verweer gevoerd.
De tegenverzoeken
2.2.
[verweerder] verzoekt samengevat om Sitra te veroordelen tot betaling aan hem van
€ 320,35, welk bedrag verrekend is met zijn loon voor toegebrachte schade aan een slagboom van een klant, € 15.000,- aan te weinig uitbetaald loon, € 350.000,- (bedrag in pleitnota) althans € 309.000,- (bedrag in verzoekschrift) aan schadevergoeding op grond van misbruik van (proces)recht / bedrog / onrechtmatige daad, en € 5.000,- aan salaris voor zijn gemachtigde. Sitra is het niet eens met deze verzoeken en heeft hiertegen verweer gevoerd.
Wat vindt de kantonrechter
2.3.
Het ontbindingsverzoek van Sitra wordt toegewezen. De arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt ontbonden, omdat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld. Geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. De arbeidsovereenkomst eindigt op 30 juni 2024.
2.4.
De tegenverzoeken van [verweerder] worden afgewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Motivering
Ten aanzien van het verzoek
Ontbinding arbeidsovereenkomst
2.5.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens verwijtbaar handelen en/of nalaten (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). Er is voldaan aan de voorwaarden voor deze ontbindingsgrond en er geldt geen opzegverbod (artikel 7:671b lid 2 BW).
2.5.1.
Ter voorkoming van misverstanden aan de zijde van [verweerder] merkt de kantonrechter het volgende op. [verweerder] heeft uitvoerig verweer gevoerd met als strekking ‘waarom dient Sitra een ontbindingsverzoek bij de kantonrechter in, zij had mij toch gewoon met een brief kunnen ontslaan’. Hiermee miskent [verweerder] dat het ontslagrecht in Nederland het niet mogelijk maakt om een werknemer ‘met een brief’ te ontslaan, tenzij sprake is van een ontslag op staande voet wegens een dringende reden. Dit betekent dat het voeren van een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter wegens de door Sitra aangevoerde ontslagredenen verplicht is. Het Belgische ontslagrecht speelt hier geen rol, er is sprake van een arbeidsovereenkomst tussen een Nederlandse vennootschap en een in Nederland woonachtige werknemer, dus Nederlands recht is van toepassing. Ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat Nederlands recht van toepassing is (art. 19).
2.6.
De kantonrechter volgt het standpunt van Sitra dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld, waardoor niet van Sitra kan worden verlangd om de arbeidsovereenkomst voort te laten duren. Dit zal hierna worden toegelicht. Gelet op het verwijtbaar handelen van [verweerder] ligt herplaatsing niet in de rede. De andere gronden voor ontbinding (de g-grond en de i-grond) hoeven geen bespreking, aangezien het verzoek op de e-grond wordt toegewezen.
2.7.
Het oordeel dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld, is gebaseerd op diverse gebeurtenissen, die tezamen genomen tot deze conclusie leiden. De rode draad hierin is dat [verweerder] herhaaldelijk grenzen heeft overschreden, op verschillende manieren. Het gaat daarbij om onbetamelijk gedrag in de omgang met anderen, ook door geen oog te hebben voor verhoudingen, waaronder de eigen positie. Het gaat daarbij ook om het willens en wetens overschrijden van instructies en (verkeers)regels. Anders dan [verweerder] kennelijk meent, gaat het bij de beoordeling van het ontbindingsverzoek niet alleen om zijn gedragingen tot aan het moment waarop Sitra hem heeft geschorst, maar het gaat ook om zijn gedragingen daarna tot aan het moment van de mondelinge behandeling, aangezien de kantonrechter de ontslagredenen ex nunc (zoals de situatie nu is) moet toetsen.
2.8.
Op basis van de onderbouwde stellingen van Sitra, mede gebaseerd op vele stukken afkomstig van [verweerder] zelf, is de kantonrechter van oordeel dat [verweerder] in de bejegening van anderen, waaronder medewerkers en leidinggevenden van Sitra en van klanten, (te) dwingend is geweest en dat zijn uitlatingen als intimiderend kunnen zijn ervaren. Vaak is de inzet (te) stevig en de toon ongepast tot zeer ongepast geweest. Correspondentie van de kant van [verweerder] heeft als rode draad: als je niet doet wat ik wil, dan zwaait er wat. Er wordt bijvoorbeeld vrijwel meteen gedreigd met rechtszaken. Daarmee bereikt [verweerder] niet wat hij wil, want het roept veel weerstand op. De kantonrechter is van oordeel dat mede gelet op de hoeveelheid berichten die [verweerder] aan allerlei personen binnen en buiten Sitra heeft verzonden, en de inhoud en toonzetting van die berichten, [verweerder] de grenzen van het betamelijke fors heeft overschreden. Zo ga je niet met elkaar om. Dat is temeer het geval in een arbeidsrelatie met een gezagsverhouding tussen partijen, zoals in dit geval waarbij [verweerder] in dienst is van Sitra.
2.9.
Het aangevoerde door [verweerder] dat de (arbeids)verhoudingen in Nederland gelijkwaardiger, minder hiërarchisch zijn dan in Frankrijk, waar hij vandaan komt, kan kloppen, maar betekent niet dat een werknemer zich hier alles kan veroorloven. Een aantal van de verwijten die Sitra aan [verweerder] maakt zijn overigens minder overtuigend en lijken door Sitra wel wat te zijn ‘opgeblazen’, om het ontslagdossier meer ‘munitie’ te geven. Dit speelt met name voor de periode voorafgaand aan de schorsing van [verweerder]. Dat geldt bijvoorbeeld voor de grap die [verweerder] heeft uitgehaald met een collega door een ongeluk met een vorkheftruck te veinzen. [verweerder] heeft hierover onweersproken gesteld dat de collega’s van de betrokken collega hartelijk hebben moeten lachen om deze grap. Tegelijkertijd heeft Sitra onweersproken gesteld dat de grap de nodige onrust heeft veroorzaakt bij de betreffende collega op diens vrije avond.
2.10.
Wat betreft het navolgende heeft [verweerder] naar het oordeel van de kantonrechter wel duidelijke en kenbare grenzen overschreden, wat verwijtbaar aan hem is.
2.10.1.
[verweerder] moet weten dat mensen zich vaak onprettig voelen bij aangesproken worden met stemverheffingen en ongevraagd gefilmd worden. Dat is zeker het geval als een onbekende dat doet, zoals [verweerder] heeft gedaan tijdens zijn werk bij medewerkers van een klant. Dat geeft geen pas en dergelijk gedrag raakt ook Sitra, want zij is hierop vervolgens aangesproken door de klant. Sitra heeft vervolgens [verweerder] hierop aangesproken.
2.10.2.
Ook valt [verweerder] kwalijk te nemen dat hij bij het wegrijden van het bedrijfsterrein van een klant ervoor gekozen heeft om met zijn vrachtwagen de uitrit voor het personeel te nemen, in plaats van die voor bezoekers, en daarbij de verkeersregels en -borden op het terrein te negeren. Vaststaat dat hij bij deze verkeersmanoeuvre een slagboom heeft beschadigd. Begrijpelijk is dat de klant de rekening voor herstel aan Sitra heeft doen toekomen en dat Sitra deze heeft betaald, want zij is hiervoor in beginsel aansprakelijk. Op haar beurt heeft Sitra de rekening – die overigens zeer bescheiden was, omdat de interne dienst van de klant de reparatie zelf met spoed had uitgevoerd – kunnen doorbelasten aan [verweerder]. Hij moest naar het oordeel van de kantonrechter begrijpen dat dit rijgedrag niet door de beugel kon, waardoor schade is ontstaan, waarvoor Sitra hem aansprakelijk kon houden. Het kan zo zijn dat [verweerder] het niet eens is met de hoogte van het in rekening gebrachte schadebedrag van € 320,35 en meent dat hij niets fout heeft gedaan, maar door zich hierover rechtstreeks en dwingend, want dreigend met een rechtszaak, te richten tot de directeur van de klant heeft [verweerder] uit het oog verloren dat Sitra degene is die het bedrag met zijn loon verrekend heeft en dat zijn handelswijze de verhouding tussen Sitra en de klant zou kunnen schaden. Daarmee heeft [verweerder] verwijtbaar gehandeld.
2.10.3.
Daarnaast valt [verweerder] aan te rekenen dat hij op 17 januari 2024 op de locatie van Sitra te België, , toen hij onder begeleiding naar zijn vrachtwagen is gelopen om deze leeg te halen, tegen zijn vrachtwagen aan heeft geplast in bijzijn van de HR manager. Hij werd gewezen op de wc op het terrein en is vervolgens toch tegen de vrachtwagen gaan plassen, terwijl de HR manager hem expliciet had verzocht om dat niet te doen. Het mag zo zijn dat chauffeurs dit vaker doen als zij onderweg zijn, maar in dit geval was [verweerder] niet onderweg maar op het bedrijfsterrein van zijn werkgever en negeerde hij het verzoek om gebruik te maken van de wc vlakbij. Zijn gedrag was dan ook provocerend en ongepast.
2.10.4.
Verder is verwijtbaar dat [verweerder] na zijn schorsing herhaaldelijk contact heeft gezocht met allerlei medewerkers van Sitra, door hen vele mails en WhatsAppberichten te sturen. Dit terwijl Sitra hem de instructie had gegeven om geen contact op te nemen met collega’s. Deze instructie heeft [verweerder] veelvuldig geschonden. In een aantal berichten geeft [verweerder] bovendien een vertekend beeld van de situatie, omdat hij daarin stelt dat hij is ontslagen, in plaats van te vermelden dat sprake was van een schorsing. Met de hoeveelheid berichten en de gebruikte bewoordingen is [verweerder] meermaals over de schreef gegaan, ook omdat hij herhaaldelijk dreigt met aangiftes en allerhande (straf)rechtelijke procedures tegen medewerkers van Sitra.
Niet ernstig verwijtbaar
2.11.
Sitra wordt niet gevolgd in haar standpunt dat de handelwijze van [verweerder] kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen. Daarvoor ligt de lat namelijk hoog, gelet op de parlementaire geschiedenis van de Wwz en de rechtspraak van de Hoge Raad. Hierbij speelt voor de kantonrechter een belangrijke rol, dat Sitra haar beslissing om [verweerder] te schorsen op 17 januari 2024 heeft gebaseerd op een tot dat moment vrij mager dossier. Het verwijt dat [verweerder] zich tijdens het gesprek op 17 januari 2024 met de CFO en HR manager ‘op dreigende toon en met dreigende gebaren’ heeft opgesteld, is niet komen vast te staan, gelet op wat de CFO en HR manager daarover ter zitting hebben verklaard. [verweerder] gedroeg zich weliswaar provocerend en lachend in de trant ‘wat kan jij mij maken, jij kan mij niets vertellen, ik ga je voor de rechter slepen’, en leunde tijdens het gesprek naar voren, aldus de CFO, maar de kantonrechter vindt dat dit onvoldoende is voor de kwalificatie ‘dreigende toon en dreigende gebaren’. Verder heeft [verweerder] onweersproken gesteld dat hij, toen hij werd geschorst, per direct zijn vrachtwagen moest laten staan en zijn bezittingen eruit moest halen. Toen hij vroeg hoe hij al zijn persoonlijke spullen – waaronder zijn koelkast – dan moest vervoeren, gaf de CFO hem te verstaan dat hij dan maar met de koelkast op zijn rug de trein moest nemen. Pas nadat [verweerder] naar de Belgische politie was gegaan, is er alsnog vervoer naar Rotterdam voor hem geregeld. De ‘lichte schorsing’, in combinatie met de wijze waarop [verweerder] tijdens dit gesprek is bejegend, is weliswaar geen rechtvaardiging voor zijn handelwijze daarna, maar kan dit wel gedeeltelijk verklaren. Dit maakt dat de kantonrechter de stroom aan berichten van [verweerder] volgend op de schorsing, die [verweerder] aan allerlei medewerkers van Sitra heeft verzonden, hem minder zwaar aanrekent. Het grensoverschrijdende gedrag lijkt voor een groot deel te zijn ingegeven door boosheid en frustratie uit onmacht, onbegrip en onkunde. Dit doet ook af aan de mate van verwijtbaarheid van deze gedragingen. Kortom, tegen de achtergrond van het voorgaande zijn de gedragingen van [verweerder] in onderlinge samenhang bezien weliswaar verwijtbaar, maar wordt de hoge lat van ernstig verwijtbaar handelen niet gehaald.
Einde dienstverband op 30 juni 2024
2.12.
Het einde van de arbeidsovereenkomst wordt bepaald op 30 juni 2024. Daarbij is rekening gehouden met de opzegtermijn van één maand en de omstandigheid dat opzegging dient te gebeuren tegen het einde van de maand (artikel 7:671b lid 9 en artikel 7:672 lid 1 BW).
Transitievergoeding
2.13.
Omdat [verweerder] niet ernstig verwijtbaar gehandeld heeft, heeft hij recht op een transitievergoeding. Uitgaande van 9 juli 2021 als datum van indiensttreding, 30 juni 2024 als datum van het einde van het dienstverband, en zijn loon van € 3.068,25 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag, wat niet weersproken is, is de hoogte van de transitievergoeding waarop hij recht heeft € 3.289,76 bruto (artikel 7:673 BW). Dit bedrag moet Sitra aan [verweerder] betalen.
2.14.
De door Sitra gevraagde verklaring voor recht dat Sitra geen transitievergoeding verschuldigd is, wordt dus afgewezen.
Geen terugbetaling loon
2.15.
Geen grond is aanwezig om [verweerder] te veroordelen tot terugbetaling aan Sitra van
€ 4.769,86 bruto aan loon. Geoordeeld wordt dat het de uren waar het om gaat (270,4 uur tegen een uurtarief van € 17,64 bruto) niet onverschuldigd zijn uitbetaald. Naar de kantonrechter begrijpt heeft Sitra – in reactie op de loonvordering van [verweerder] – een onderzoek ingesteld naar eerdere loonbetalingen en besloten om de dagen waarop meer is uitbetaald dan strikt genomen volgens de ‘pauzestaffel’ van de cao Beroepsgoederenvervoer verplicht was, alsnog te herberekenen en het meer betaalde loon terug te vorderen. Sitra heeft in dit verband verklaard dat zij destijds over de betreffende dagen de staffelpauze soepeler heeft toegepast, waardoor uit coulance meer uren zijn uitbetaald dan nodig was. Dat levert dus een rechtsgrond op voor betaling en maakt dat achteraf niet met succes gezegd kan worden dat het loon onverschuldigd is betaald.
Geen schadevergoeding voor kosten van herstel en schoonmaak vrachtwagen
2.16.
Ook wordt het verzoek van Sitra afgewezen om [verweerder] te veroordelen tot betaling van € 4.184,47 netto aan schadevergoeding. Voor zover het schade aan de buitenkant van de vrachtwagen betreft, geldt dat een vergoeding niet kan worden toegewezen, tenzij de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid (artikel 7:661 lid 1 BW). Daarover is niets gesteld. Ten aanzien van de schade in de cabine van de vrachtwagen, in het bijzonder aan de stoelen en de matras van het bed, geldt hetzelfde. In dit verband houdt de kantonrechter er ook rekening mee dat [verweerder] al langere tijd gebruik maakte van deze vrachtwagen. Ook heeft hij bewijsstukken in het geding gebracht waaruit blijkt dat een vervangende chauffeur, die gebruik had gemaakt van de vrachtwagen tijdens de vakantie van [verweerder], de bekleding van de bestuurdersstoel heeft beschadigd. Voor zover moet worden aangenomen dat [verweerder] ook een deel van de schade in de cabine zelf heeft veroorzaakt, heeft ook hiervoor te gelden dat niet is gebleken dat sprake is geweest van opzet of bewuste roekeloosheid. Voor zover het schade in de vorm van kosten voor de schoonmaak betreft, is van belang dat [verweerder] geen gelegenheid geboden is om zelf de cabine op te ruimen en te reinigen. Het is een keuze geweest van Sitra om dit extern te laten doen. Hoewel aan Sitra kan worden toegegeven dat uit het proces-verbaal van de deurwaarder blijkt sprake was van een grote bende in de cabine op het moment dat [verweerder] werd geschorst, brengt dit nog niet mee dat [verweerder] niet de kans had moeten worden geboden om een en ander zelf op te ruimen en schoon te maken.
Ten aanzien van het tegenverzoek
Terugbetaling van € 320,35?
2.17.
Het verzoek van [verweerder] om Sitra te veroordelen tot terugbetaling aan hem van het bedrag van € 320,35 dat verrekend is met zijn loon, wordt afgewezen. Hierboven is al geoordeeld waarom [verweerder] aansprakelijk is voor de schade aan de slagboom op het terrein van een klant. Deze schade is veroorzaakt door opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van [verweerder], aangezien hij de ter plaatse geldende verkeersregels negeerde en gebruik maakte van een uitgang die niet voor bezoekers bestemd was, waardoor de slagboom naar beneden ging terwijl hij daar reed. Zoals hiervoor al is geoordeeld, is de hoogte van het bedrag alleszins redelijk.
Te weinig uitbetaald loon?
2.18.
Het verzoek van [verweerder] om Sitra te veroordelen tot betaling van
€ 15.000,- bruto (500 uur) aan te weinig uitbetaald loon wordt afgewezen. Dit verzoek heeft [verweerder] onvoldoende onderbouwd. Sitra heeft gemotiveerd betwist dat 500 uren niet aan [verweerder] zijn uitbetaald. De loonvordering van [verweerder] is voor de kantonrechter onbegrijpelijk en onnavolgbaar. De kantonrechter heeft ter zitting diverse malen gevraagd om een toelichting op de drie summiere voorbeelden die [verweerder] in het verweerschrift heeft gegeven ter onderbouwing van zijn loonvordering, omdat die voorbeelden volstrekt onduidelijk zijn. Een begrijpelijke uitleg en onderbouwing van de loonvordering is niet gegeven. Bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing wordt het verzoek van [verweerder] om een deskundige te benoemen om een eventuele loonclaim uit te zoeken/te becijferen niet gehonoreerd. Het had op de weg van [verweerder] gelegen om uit te leggen en te onderbouwen op basis waarvan hij meent aanspraak te hebben op betaling op genoemd bedrag aan achterstallig loon. Dat is niet gebeurd.
Schadevergoeding?
2.19.
Het verzoek van [verweerder] om Sitra te veroordelen tot betaling aan hem van
€ 350.000,- althans € 309.000,- aan schadevergoeding wordt afgewezen. Deze bedragen baseert [verweerder] – naar de kantonrechter begrijpt – op vermeende strafrechtelijke overtredingen/misdrijven, waaraan Sitra zich volgens hem schuldig heeft gemaakt. De hoogte van de schadevergoeding heeft hij gebaseerd op de boetes die volgens het strafrecht voor deze gedragingen verschuldigd zijn. [verweerder] heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat Sitra zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van (proces)recht of bedrog of onrechtmatige daad. Evenmin heeft [verweerder] onderbouwd dat hij hierdoor schade heeft geleden.
De kantonrechter compenseert de proceskosten
2.20.
Omdat beide partijen over en weer (gedeeltelijk) in het ongelijk zijn gesteld zal de kantonrechter de kosten van de procedure compenseren. Iedere partij draagt zijn eigen kosten.
2.21.
Dit betekent ook dat het verzoek van [verweerder] om Sitra te veroordelen tot betaling aan hem van € 5.000,- aan salaris voor zijn gemachtigde wordt afgewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.22.
Deze beschikking wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv). Dat betekent dat de beschikking meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
Slotoverweging
2.23.
De kantonrechter zal niet ingaan op wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, aangezien dit niet kan leiden tot een andere beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst per 30 juni 2024;
3.2.
veroordeelt Sitra om aan [verweerder] een transitievergoeding van € 3.289,76 bruto te betalen, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst al het andere af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
465