Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
EN BESCHERMINGSBEWIND ZUID-HOLLANDSE EILANDEN B.V. q.q., gevestigd te Hellevoetsluis,
[naam01],
1.De procedure
- de dagvaarding, met producties 1 tot en met 42,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4,
- de akte aan de zijde van Allianz, met productie 5,
- de op 25 mei 2023 gehouden mondelinge behandeling,
- de spreekaantekeningen van mr. Bosch,
- de spreekaantekeningen van mr. Lauxtermann.
-en Beschermingsbewind Zuid-Hollandse Eilanden B.V. het curatorschap van de ouders van [naam01] heeft overgenomen. Uit dit uittreksel volgt dat de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (zittingsplaats Gouda) bij beschikking van 18 oktober 2022 de ouders van [naam01] met ingang van 1 november 2022 heeft ontslagen als curatoren, onder gelijktijdige benoeming van Budget
-en Beschermingsbewind Zuid-Hollandse Eilanden B.V. tot nieuwe curator. Dit betekent dat Budget
-en Beschermingsbewind Zuid-Hollandse Eilanden B.V. in de plaats treedt van de ouders van [naam01] als (formeel) eisende partij. Allianz heeft ter zitting te kennen gegeven daar geen bezwaar tegen te hebben. De kop van het vonnis is met deze indeplaatstreding al in overeenstemming gebracht.
2.De feiten
nietwordt aanvaard. Onderstaand zal ik uw voorstel bespreken, uitleggen waar de regeling wat ons betreft bijstelling behoeft en waarom dit het geval is.
3.De vordering en het verweer
primair:voor recht te verklaren dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de uitgangspunten voor de begroting van het verlies van arbeidsvermogen, in dier voege dat [naam01] in de hypothetische situatie zonder de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis een carrière had gehad op mbo-niveau met een salarisniveau conform de NRL Indicateur Jonggehandicapten, welk inkomen hij als zelfstandig ondernemer had verdiend, en dat hij in de situatie met de aansprakelijkheid-scheppende gebeurtenis een Wajong-uitkering ontvangt,
4.De beoordeling
De materiële schade (los van verlies van arbeidsvermogen)
‘op den duur haalbaar zou zijn’(bladzijde 18) en dat
‘op basis van de schoolgegevens in de papieren de verwachting [wordt] uitgesproken dat hij na groep 8 over zal kunnen gaan naar het Lbo regulier voortgezet onderwijs, overeenkomend met het huidige Vmbo basis/kader’(bladzijde 19). Dit vormt voor de rechtbank echter geen aanleiding om niet van een mbo-niveau uit te gaan. Uit dezelfde passage blijkt namelijk dat ook een niveau op mbo-3 mogelijk is. Dit schrijft de neuroloog ook in haar eindconclusie (bladzijde 20:
‘Bij de premorbide gemeten intelligentie was het verwachte opleidings- en beroepsniveau tenminste Lbo/Vmbo basis/kader beroepsgericht - Mbo niveau 3 en beroep op dat niveau’. Gelet op deze eindconclusie en gelet ook op de omstandigheid dat, zoals de curator onbetwist heeft gesteld, zowel Nieks moeder als zijn twee jongere broers op mbo-niveau zijn opgeleid (punt 3.4.5.13 dagvaarding) en zijn vader werkzaam is op mbo-niveau, viel het redelijkerwijs te verwachten dat zonder ongeval [naam01] ook een opleiding op mbo-niveau zou gaan volgen.