ECLI:NL:RBROT:2024:4608

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
ROT 23/1114
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan pluimveebedrijf voor overschrijding van de bezettingsgraad en onvolledig bijhouden van hokkaarten

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een pluimveebedrijf, tegen een boete van € 3.000,- opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor twee overtredingen van de Wet dieren. De boete is opgelegd vanwege een overschrijding van de bezettingsgraad van 42 kg/m² in stal 4 en het onvolledig bijhouden van hokkaarten. De rechtbank heeft op 25 april 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de verweerder aanwezig was, maar eiseres niet. De rechtbank concludeert dat de boete terecht is opgelegd, omdat eiseres niet voldoende marge heeft aangehouden om overschrijding van de bezettingsgraad te voorkomen. De rechtbank oordeelt dat de omstandigheden die eiseres aanvoert, zoals overmacht door een wijziging in de slachtplanning, niet voldoende zijn om de overtreding te rechtvaardigen. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat eiseres ook de registratie van de hokkaarten niet correct heeft bijgehouden, wat eveneens in strijd is met de wetgeving. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de opgelegde boete als evenredig.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/1114

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: [bestuurder eiseres]),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van in totaal € 3.000,- voor twee overtredingen van de Wet dieren. Met het besluit van 14 oktober 2022 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 13 januari 2023 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Namens eiseres is niemand verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 20 december 2021 is opgemaakt door twee toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De toezichthouders schrijven in het rapport dat zij op 15 juli 2021 het bedrijf van eiseres hebben bezocht voor een administratieve hercontrole en dat zij daarbij foto’s hebben genomen van de aanwezige administratie. Naderhand heeft eiseres desgevraagd nog vier hokkaarten aan de toezichthouders gestuurd. Over hun bevindingen ten aanzien van de administratie schrijven de toezichthouders onder meer het volgende:

Overbezetting
Wij, [naam] en [naam] , hebben de administratie, bestaande uit: slachtrapporten, hokkaarten, afkeurbewijzen van de koppels vergeleken met de geregistreerde gegevens in Avined.
[..]
Tabel 1. berekening van de bezetting in stal 4
Afvoerdatum
Stalnummer
Stapoppervlakte in m²
Maximale gewicht per stal in kg’s
Gewicht
in kg’s
Kg/m²
19-02-2021
4
2.37
99.54
100.86
42,56

Uit de administratie blijkt dat de stallen 1, 2 en 3 op 17 en 18 februari zijn weggeladen.

Wij, [naam] en [naam] , zagen dat stal 4 een bezetting was van 42,56kg/m 2, zijnde een overbezetting van 0,56kg/m² tijdens het wegladen van de ronde met opzetdatum 07-01-2021.
Hetgeen in strijd met artikel 2.50 lid 1 en lid 4a Besluit houders van dieren gelet op artikel 2.2 lid 10 Wet dieren.

Onjuiste registratie

Administratie
Wij, [naam] en [naam] , zagen dat de hokkaarten onvolledig zijn bijgehouden. Tot het uitladen staan de aantallen genoteerd, echter het uitlaadaantal en het resterende aantal vleeskuikens is daarna niet meer op de hokkaarten bijgehouden. Hierop hebben wij de andere rondes bekeken en bleken ook hier het resterende aantal vleeskuikens na uitladen niet vermeld.[…]
Op de hokkaarten van alle 4 de stallen met opzetdata 04-08-2020, 18-11-2020 en07-01-2021 zijn geen uitlaadaantallen en resterende aantallen vleeskuikens vermeld, waardoor de registraties onvolledig zijn bijgehouden. Hetgeen in strijd met artikel 2.52 lid 1 onder e en lid 2 Regeling houders van dieren.
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres twee beboetbare feiten heeft gepleegd.
3.1.
Beboetbaar feit 1: “De maximaal toegestane bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 van stal 4 was overschreden.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren gelezen in samenhang met artikel 2.50, eerste lid en vierde lid, onder a, van het Besluit houders van dieren.
Verweerder legt eiseres voor dit feit een boete van € 1.500,- op.
3.2.
Beboetbaar feit 2: “De houder registreert niet voor elke stal de volgende gegevens:
Het resterende aantal vleeskuikens in het koppel nadat er vleeskuikens uit zijn verwijderd voor verkoop of slacht. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden drie jaren bewaard en worden bij een inspectie of op verzoek aan Onze Minister ter beschikking gesteld.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.52, eerste lid, onder e, van het Besluit houders van dieren.
Verweerder legt eiseres voor dit feit een boete van € 1.500,- op.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres de beboetbare feiten heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht boetes heeft opgelegd. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert ten aanzien van de overschrijding van de bezettingsdichtheid aan dat sprake was van overmacht. Doordat de NVWA op 15 februari 2021 geen keuringen in de slachterijen verrichtte, werd de gehele planning van de slachterij opgeschoven, waardoor de kuikens van eiseres langer dan gepland in de stal bleven en de overbezetting werd veroorzaakt. Eiseres wijst op een WhatsApp-bericht en een e-mail over de gewijzigde planning. Dit alles is ook op de hoorzitting besproken maar staat niet in het verslag. Ook overlegt eiseres de weekplanning van de slachterij waaruit blijkt dat door het uitvallen van de slacht op 15 februari 2021 de planning tot twee keer toe is aangepast. Eiseres kon hier niets aan doen. Verder wijst eiseres erop dat het verslag van de hoorzitting niet volledig juist is en er dingen in ontbreken. Het zou correct zijn geweest als voor het nemen van het bestreden besluit het verslag door eiseres was goedgekeurd. Daarnaast staat in het bestreden besluit dat eiseres bepaalde gegevens niet ter beschikking heeft gesteld maar dat is onjuist; toegezonden gegevens die de NVWA niet kon openen heeft eiseres alsnog vóór het bestreden besluit aan verweerder toegestuurd. Verder voert eiseres aan dat verweerder ondanks een overschrijding van minder dan 1 kg/m² toch een boete oplegt omdat eiseres eerder een boete is opgelegd, maar die boete ligt nog ter beoordeling voor aan de rechter. Ook voor de gestelde onjuiste registraties geldt dat eerst wordt gewaarschuwd voordat een boete wordt opgelegd, maar eiseres heeft niet eerder een waarschuwing gehad. Sterker nog, de wijze waarop eiseres registreert is bij een eerdere controle (in 2016) door een toezichthouder van de NVWA goedgekeurd. Eiseres vindt het boetebedrag voor de geringe overschrijding van de bezettingsnorm en de niet volledig ingevulde hokkaarten veel te hoog.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres niet betwist dat zij de maximaal toegestane bezettingsdichtheid in stal 4 bij het wegladen op 19 februari 2021 met 0,56 kg/m² heeft overschreden. Als uitgangspunt geldt dat het verboden is om vleeskuikens te houden; dit volgt uit artikel 2.50 van het Besluit houders van dieren. Een uitzondering op dit verbod is alleen mogelijk als een bepaalde bezettingsdichtheid niet wordt overschreden en aan andere voorwaarden wordt voldaan. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres als professioneel pluimveebedrijf om ervoor te zorgen dat in haar stallen de bezetting nooit hoger is dan 42 kg/m². In dat kader mag ook van haar worden verlangd dat zij een marge aanhoudt om te volle stallen te voorkomen. Niet is gebleken dat eiseres dit voldoende heeft gedaan. Ervan uitgaande dat de kuikens in de laatste week ongeveer 100 gram per dag groeien, zoals eiseres stelt, zou de bezettingsgraad in stal 4 al binnen een dag na de geplande slachtdag zijn overschreden. Op de hoorzitting heeft eiseres zelfs aangegeven dat geen sprake zou zijn geweest van een overschrijding als zij de kuikens acht uur eerder had kunnen opladen. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat sprake is van overmacht wegens de omstandigheid dat op 15 februari 2021 bij de desbetreffende slachterij niet kon worden geslacht omdat de toezichthouders van de NVWA vanwege slechte weersomstandigheden (code rood) niet aanwezig waren. Op die datum was niet gepland dat kuikens van eiseres zouden worden geslacht; de slacht van de kuikens in stal 4 stond pas drie dagen daarna gepland. De omstandigheid dat de kuikens van eiseres als (indirect) gevolg van de gebeurtenis op 15 februari 2021 één dag later zijn geslacht dan gepland, valt binnen de risicosfeer van eiseres. Als zij een marge had aangehouden, had zij de overschrijding van de maximale bezettingsgraad immers kunnen voorkomen. Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseres beboetbaar feit 1 heeft begaan en dat dit haar kan worden verweten.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep niet betwist dat zij beboetbaar feit 2 (het onvolledig bijhouden van de hokkaarten) heeft begaan. Voor zover eiseres heeft willen betogen dat aan haar geen boete opgelegd mocht worden omdat zij er, gelet op de uitlatingen van een toezichthouder van de NVWA bij een eerdere controle, van heeft mogen uitgaan dat haar wijze van registreren juist is, volgt de rechtbank eiseres hierin niet, alleen al niet omdat niet duidelijk is geworden of de eerdere goedkeuring zag op eenzelfde situatie als in deze zaak aan de orde is. Zo blijkt niet uit de overgelegde hokkaarten dat destijds ook sprake is geweest van uitladen.
6.3.
Ten aanzien van het verslag van de hoorzitting merkt de rechtbank op dat verweerder niet verplicht is om daarvoor goedkeuring van eiseres te vragen. Daarnaast heeft eiseres niet concreet onderbouwd welke punten in het verslag onjuist zijn of niet zijn weergegeven. Anders dan eiseres lijkt te stellen, volgt uit het verslag in elk geval wel dat is gesproken over het verschuiven van de planning van de slachterij vanwege de situatie op 15 februari 2021. Overigens behoeft een verslag van de hoorzitting geen volledige of woordelijke weergave te bevatten van wat er is besproken. Voorts is het de rechtbank niet gebleken dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit niet over alle door eiseres overgelegde stukken beschikte. Zoals in het verweerschrift is vermeld, heeft verweerder de door eiseres toegestuurde foto’s van de hokkaarten ontvangen en op inhoud beoordeeld.
6.4.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres beide beboetbare feiten heeft begaan. Gelet op artikel 6.2 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren en artikel 2.50 en artikel 2.52 van het Besluit houders van dieren was verweerder bevoegd om eiseres daarvoor boetes op te leggen. In het Specifiek interventiebeleid dierenwelzijn [1] heeft verweerder geregeld op welke wijze met deze bevoegdheid wordt omgegaan en daarin staat ten aanzien van beide feiten dat als de overtreding licht en incidenteel van aard is (categorie C) er eerst een waarschuwing wordt opgelegd en als deze zwaarder en/of meer structureel van aard is (categorie B) er direct een boete wordt opgelegd. Verweerder heeft in het bestreden besluit toegelicht dat bij een overschrijding van de bezettingsgraad met minder dan 1 kg/m² (zoals hier het geval is) er in beginsel eerst wordt gewaarschuwd (categorie C). Echter, verweerder heeft in dit geval niet hoeven te volstaan met een waarschuwing, ook niet voor zover ook het andere beboetbare feit is aan te merken als categorie C. Uit het Algemeen interventiebeleid [2] volgt namelijk dat bij een categorie C-overtreding alleen de eerste keer een waarschuwing wordt gegeven en dat bij een herhaalde overtreding een boete wordt opgelegd. Volgens dit algemeen interventiebeleid is van een herhaalde overtreding onder meer sprake als opnieuw een overtreding van wetgeving binnen hetzelfde toezichtdomein wordt vastgesteld waarvoor tegen de overtreder in de daaraan voorafgaande periode van drie jaar reeds een interventie uit bijlage B werd toegepast. Daarvan is in dit geval sprake gelet op de door verweerder overgelegde boetebeschikking van 22 oktober 2021 [3] waarin eiseres onder meer wordt gewaarschuwd voor overschrijding van de bezettingsdichtheid, wat ook binnen hetzelfde toezichtdomein valt als de overtreding ten aanzien van de hokkaarten. Volgens het algemeen interventiebeleid hoeft dat eerdere besluit niet onherroepelijk vast te staan [4] . Verweerder heeft dus in overeenstemming met zijn beleid voor beide feiten aan eiseres een boete opgelegd.
6.5.
In de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren [5] is voor beide overtredingen een standaardboete vastgesteld van € 1.500,-. De rechtbank vindt de opgelegde boete van in totaal € 3.000,- in dit geval niet onevenredig. Het met de overtreden voorschriften gediende doel, het waarborgen van dierenwelzijn, staat voorop. Door de overschrijding van de bezettingsgraad - ook al was deze minder dan 1 kg/m² - hadden de kuikens in stal 4 minder ruimte dan maximaal is toegestaan waardoor zij in hun welzijn zijn aangetast. Daarbij verwijst de rechtbank ook naar wat hiervoor is overwogen over de keuzes die eiseres in haar bedrijfsvoering heeft gemaakt en wat van eiseres mag worden verwacht ten aanzien van het aanhouden van een marge. Daarnaast wordt door het niet of onvolledig bijhouden van de hokkaarten het toezicht van verweerder op eventuele overtredingen van de regels op het gebied van het dierenwelzijn belemmerd. Met de gegevens op de hokkaarten kan verweerder onder meer vaststellen of eiseres zich aan de bezettingsnormen houdt. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder dan ook terecht dat bij beide beboetbare feiten geen sprake is van geringe gevolgen of risico’s voor het dierenwelzijn. Verder is de rechtbank niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de boete had moeten worden gematigd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.IB02-SPEC02, versie 4
2.NVWA-IB02, versie 2, pagina 3
3.Betreft boetezaaknummer 202003234
4.Overigens heeft deze rechtbank bij uitspraak van 20 oktober 2023 (ECLI:NL:RBROT:2023:9759) het beroep van eiseres ten aanzien van deze beschikking ongegrond verklaard
5.Gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.