ECLI:NL:RBROT:2023:9759

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
23 oktober 2023
Zaaknummer
ROT 22/1889
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boetes voor overtredingen van de Wet dieren door pluimveehouder met betrekking tot bezettingsgraad en registratie

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 20 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen een boete van € 6.000,- behandeld. De boete is opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens overtredingen van de Wet dieren. Eiseres, een pluimveehouder, heeft in totaal vijf beboetbare feiten gepleegd, waaronder overschrijding van de maximaal toegestane bezettingsdichtheid in verschillende stallen en onjuiste registratie van gegevens in Avined. De rechtbank oordeelt dat de overtredingen terecht zijn vastgesteld en dat de opgelegde boetes niet onevenredig zijn.

De rechtbank stelt vast dat de toezichthouders van de NVWA een controle hebben uitgevoerd en een rapport van bevindingen hebben opgesteld, waaruit blijkt dat eiseres niet de juiste gegevens heeft geregistreerd. Eiseres heeft betoogd dat de toezichthouders ten onrechte twijfelen aan de verplaatsing van kuikens en dat de boetes oneerlijk zijn. De rechtbank oordeelt echter dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de boetes terecht zijn opgelegd en dat het beroep ongegrond is.

De rechtbank benadrukt dat de overtredingen betrekking hebben op de bescherming van dierenwelzijn en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven tot matiging van de boetes. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/1889

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

(gemachtigde: [naam]),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: A.F. Kabiri).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de boete van in totaal € 6.000,- voor een aantal overtredingen van de Wet dieren. Met het besluit van 22 oktober 2021 heeft verweerder eiseres de boete opgelegd.
1.1.
Met het bestreden besluit van 9 maart 2022 op het bezwaar van eiseres heeft verweerder de boete gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiseres deelgenomen: de gemachtigde van eiseres (bestuurder van eiseres), [naam], adviseur van eiseres, en [naam], voerleverancier van eiseres. Verweerder heeft zicht laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam], toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen dat op 8 december 2020 is opgemaakt door twee toezichthouders van de NVWA. De toezichthouders schrijven in het rapport dat zij een controle hebben uitgevoerd van onder meer de door eiseres in Avined geregistreerde gegevens en de administratie van eiseres.
In het koppelbestand [1] van het koppel met opzetdatum 6 juni 2019 zagen de toezichthouders dat bij stal 4 op 26 juli 2019 een totaalgewicht van 99.091 kg was geregistreerd, terwijl de dieren volgens het ontvangstrapport van de slachterij een nettogewicht van 100.160 kg hadden. Kennelijk was in Avined het gewicht van de afgekeurde kuikens niet meegerekend. Verder zagen de toezichthouders dat op 14 april 2020 (de dag dat eiseres de koppeladministratie aan de inspecteurs had gemaild) in Avined het gewicht van genoemd koppel uit stal 4 was bijgesteld naar 98.022 kg en dat het gewicht van het koppel met dezelfde opzetdatum uit stal 3 eveneens was bijgesteld (naar 97.329 kg terwijl eerst (conform gegevens slachterij) 96.260 kg was opgegeven). In het rapport staat dat [naam] (bestuurder van eiseres) hierover heeft verklaard dat het gewicht van stal 4 in eerste instantie kennelijk verkeerd was afgelezen, maar dat bij dat gewicht de bezettingsnorm zou zijn overschreden en dat er daarom kilogrammen in de registratie zijn overgezet naar andere stallen waar nog wel ruimte was. Daarbij merkte [de bestuurder van eiseres] ook op dat je nooit precies weet waar de grens tussen 2 stallen ligt. De toezichthouders zeggen hierover in het rapport dat mochten er daadwerkelijk kuikens uit stal 4 in dezelfde vrachtwagen zijn afgevoerd als stal 3 maar naar een andere slachterij, dat dit dan zonder opmaak van een VKI-formulier heeft plaatsgevonden. De toezichthouders hebben het daadwerkelijk afgevoerde gewicht van stal 4 (100.160 kg) vergeleken met de beschikbare oppervlakte van stal 4 (2.370 m²) en stellen vast dat de bezettingsdichtheid 42,26 kg/m² was, dus een overschrijding van de norm van 42 kg/m².
Over het koppelbestand van het koppel met opzetdatum 19 november 2019 schrijven de toezichthouders in het rapport onder meer dat de door eiseres in Avined geregistreerde gewichten van vier stallen afwijken van de op de slachtrapporten gemelde gewichten [2] . Van de zijde van eiseres is hierover verklaard dat er op 30 december 2019 kuikens uit de stallen 1, 2 en 3 waren overgeplaatst naar stal 4. Nadat stal 4 was leeg geladen zijn volgens eiseres kippen met lege containers van de laatste vrachtwagen door de vangploeg overgezet naar stal 4, waarin een deel aan de rechterkant was ontsmet en 3 vakken waren afgezet voor deze kuikens; voor de overgezette aantallen verwijst eiseres naar haar hokkaarten. De toezichthouders stellen na berekening van de afgezette vlakken zoals door eiseres benoemd, vast dat ook bij het volgens de hokkaarten overgeplaatste aantal dieren in stal 4 de bezettingsgraad zou zijn overschreden, die zou dan 55,62 kg/m² zijn. Verder schrijven de toezichthouders over de gestelde verplaatsingen van kuikens dat namens eiseres in eerder mailcontact was verklaard dat de bestuurder van eiseres zelf de kuikens had verplaatst. Later zegt zij dat dit door de vangploeg is gedaan, maar de toezichthouders blijkt uit de factuur van de vangploeg niet dat er extra werkzaamheden zijn verricht. Vervolgens hebben de toezichthouders de werkbriefjes bij de vangploeg ingezien en ook daarop stonden geen opmerking over het verplaatsen van kuikens, maar daarop stond wel dat [de bestuurder van eiseres] niet aanwezig was. Volgens de toezichthouders geven de door eiseres aangeleverde gegevens onvoldoende bewijs, en spreken elkaar ook deels tegen, dat er daadwerkelijk kuikens zijn overgeplaatst. Daarbij merken de toezichthouders ook op dat eiseres geen registratie in Avined heeft bijgehouden van de verplaatsingen uit stallen 1, 2 en 3 naar stal 4 en dat eiseres ook geen registratie (hokkaarten) heeft bijgehouden van de dieraantallen en mortaliteit in stal 4 na de gestelde overplaatsingen. Bovendien vinden de toezichthouders de overplaatsing naar stal 4 niet aannemelijk gelet op de gestelde huisvestingsoppervlakte. Omdat eiseres volgens de toezichthouders de verplaatsingen en in Avined aangebrachte wijzigingen niet heeft onderbouwd, wordt uitgegaan van de gewichten die blijken uit de slachtrapporten. De toezichthouders berekenen op basis van die gewichten de bezettingsgraad van het koppel met opzetdatum 19 november 2019 in de vier stallen ten tijde van afvoer en stellen vast dat die in alle vier gevallen de bezettingsgraad boven de norm van 42 kg/m² uitkomt: 43,82 kg/m² (stal 1), 46,10 kg/m² (stal 2), 47,59 kg/m² (stal 3) en 42,75 kg/m² (stal 4).
3. Op grond van het rapport van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseres vijf beboetbare feiten heeft gepleegd.
3.1.
Beboetbaar feit 1: “De maximaal toegestane bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 in stal 1 was overschreden.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.50, eerste lid en vierde lid, onder a, van het Besluit houders van dieren. Verweerder legt eiseres hiervoor een boete op van € 1.500,-.
3.2.
Beboetbaar feit 2: “De maximaal toegestane bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 in stal 2 was overschreden.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.50, eerste lid en vierde lid, onder a, van het Besluit houders van dieren. Verweerder legt eiseres hiervoor eveneens een boete op van € 1.500,-.
3.3.
Beboetbaar feit 3: “De maximaal toegestane bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 in stal 3 was overschreden.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.50, eerste lid en vierde lid, onder a, van het Besluit houders van dieren. Omdat volgens het interventiebeleid van verweerder er maximaal drie overtredingen per overtredingsdatum worden beboet, krijgt eiseres voor deze overtreding geen boete opgelegd.
3.4.
Beboetbaar feit 4: “De maximaal toegestane bezettingsdichtheid van 42 kg/m2 in stal 4 was overschreden.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.50, eerste lid en vierde lid, onder a, van het Besluit houders van dieren. Verweerder geeft eiseres hiervoor een schriftelijke waarschuwing omdat de bezettingsgraad met minder dan 1 kg/m² is overschreden en daarom de overtreding niet als ernstig is aan te merken.
3.5.
Beboetbaar feit 5: “De houder heeft de koppelgegevens niet tijdig verstrekt aan Avined. Een afvoermelding is onjuist opgegeven en twee afvoermeldingen zijn onjuist aangepast.”
Volgens verweerder heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 2.2, tiende lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.52, derde lid, van het Besluit houders van dieren en artikel 6.8, tweede lid, van de Regeling houders van dieren (oud). Verweerder legt eiseres hiervoor een boete op van € 3.000,-. Dit bedrag is een verhoging van het standaardboetebedrag, omdat volgens verweerder sprake is van recidive.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseres de beboetbare feiten heeft gepleegd en of verweerder daarvoor terecht boetes heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseres voert aan dat het verslag van de hoorzitting niet volledig juist is en er dingen in ontbreken. Het zou correct zijn geweest als voor het nemen van het bestreden besluit het verslag door eiseres was goedgekeurd. Zo staat in het hoorzittingsverslag niet dat de adviseur van eiseres het advies had gegeven om de kippen te verplaatsen naar de lege stal 4 omdat hij dit bij zijn eigen bedrijf ook had gedaan om overbezetting te voorkomen en dat dit toen wel is goedgekeurd door een toezichthouder van de NVWA. De adviseur van eiseres heeft dit ook tegenover de toezichthouders verklaard. Desondanks is dit punt nooit meegenomen in het boetebesluit en het bestreden besluit. Als hetzelfde scenario door een andere toezichthouder van de NVWA wordt goedgekeurd dan kan dit bij eiseres niet tot vaststelling van een overtreding en boeteoplegging leiden. Verweerder trekt ten onrechte in twijfel dat de kippen zijn verplaatst en stelt ten onrechte dat als ze wel zouden zijn overgeplaatst, ze niet op juiste wijze waren gehuisvest. De twijfel van de toezichthouders wordt als waarheid aangenomen, terwijl zij zelf nooit bij het overplaatsen aanwezig zijn geweest en ook niet hebben gezien hoe de kippen in stal 4 gehuisvest waren. De bedrijfsleider was bij het laden wel aanwezig en heeft in opdracht van de bestuurder van eiseres de overplaatsing uitgevoerd. Verder vindt eiseres het niet juist dat zij voor beboetbaar feit 5 een boete krijgt; de keuze voor welke overtreding een boete wordt gegeven en voor welke een waarschuwing is kennelijk in overleg met de toezichthouders gemaakt. De overschrijding van stal 4 vindt men kennelijk een geringe overtreding maar waarom is het twee dagen te laat melden in Avined dat dan niet? De bestuurder van eiseres had in die tijd op een ander bedrijf slachtrijpe vleeskuikens zitten die tijdens een hitteperiode veel aandacht nodig hadden en het welzijn van die kippen verdiende meer prioriteit dan de administratie. Verweerder neemt de hoogste boete voor feit 5 wel mee en legt geen boetes op voor feit 3 en 4 en dat is oneerlijk, aldus eiseres.
6.1.
In een geval als het onderhavige waarin een boete is opgelegd rust de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) [3] , mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd.
6.2.
De rechtbank ziet geen reden om aan de bevindingen van de toezichthouders in het rapport te twijfelen. In het rapport is uitgebreid beschreven wat de toezichthouders bij de administratieve controle van eiseres hebben geconstateerd. De toezichthouder hebben vastgesteld dat verschillende gegevens van eiseres in Avined niet klopten met de slachtgegevens van de slachterijen en hebben toen de administratie van eiseres en andere bewijsstukken opgevraagd. Alle relevante stukken zijn ook bij het rapport gevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de toezichthouders in het rapport voldoende onderbouwd en gemotiveerd dat door eiseres niet de juiste gegevens zijn geregistreerd en dat de gestelde overplaatsing van kuikens naar stal 4 onaannemelijk is. Zo wijzen de toezichthouders op stukken die qua aantallen of gewicht elkaar tegenspreken en op afwijkende verklaringen over de overplaatsing naar stal 4. Daarnaast zien de toezichthouders in de door eiseres overgelegde stukken geen bewijs van de gestelde verplaatsing van kuikens. Zo blijkt uit de hokkaarten niet van een verplaatsing en is ook anderszins (onder andere in Avined) door eiseres de verplaatsing niet geregistreerd. Ook blijkt niet uit stukken dat de door eiseres in Avined geregistreerde gegevens juist waren. Het ligt vervolgens op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat de gemotiveerde conclusie van de toezichthouder onjuist is, maar daarin is zij niet geslaagd. Eiseres heeft niet met stukken aannemelijk gemaakt dat zij wel de juiste gegevens heeft geregistreerd en dat daadwerkelijk kuikens naar een andere stal zijn verplaatst. Voor zover eiseres stelt dat zij daar geen bewijzen van heeft, moet dat voor haar rekening en risico komen. Op eiseres rust als pluimveehouder immers de verplichting om een juiste registratie bij te houden en als eiseres ervoor kiest om een uitzonderlijke maatregel toe te passen, namelijk het overplaatsen van een deel van de kuikens uit de ene stal naar de andere stal, dan mag ook van eiseres worden verwacht dat zij daarvan een deugdelijke en verifieerbare administratie bijhoudt. Eiseres heeft erop gewezen dat een dergelijke overplaatsing op het bedrijf van haar adviseur in het verleden wel door de NVWA is toegestaan, maar dat is op zichzelf niet relevant. Eiseres wordt immers niet verweten dat zij kuikens heeft overgeplaatst, daarvoor is haar geen boete opgelegd. Gelet hierop is niet onbegrijpelijk dat verweerder in de besluiten niet uitgebreid ingaat op de stellingen van eiseres over het toestaan van verplaatsingen. Eiseres mist dit punt ook in het hoorverslag, maar verweerder stelt terecht dat dit verslag geen volledige weergave hoeft te zijn en dat er ook geen wettelijke verplichting bestaat om het verslag ter goedkeuring aan eiseres voor te leggen. Overigens is in het rapport van bevindingen wel ingegaan op de gestelde goedkeuring van een eerder verplaatsing en blijkt daaruit dat de toezichthouders ook navraag hebben gedaan bij de desbetreffende toezichthouder die toen de goedkeuring zou hebben gegeven. Daarbij staat in het rapport van bevindingen ook beschreven dat de toezichthouder destijds heeft gewezen op de voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij een interne overplaatsing en de toezichthouders stellen vast dat eiseres daar niet aan heeft voldaan.
6.3.
Gelet op alle onduidelijkheden, documenten met afwijkende informatie en het ontbreken van bewijs van de gestelde verplaatsingen, zijn de toezichthouders terecht uitgegaan van de gewichten die blijken uit de slachtrapporten en niet van de door eiseres in Avined geregistreerde gegevens. Op basis van de gewichten in de slachtrapporten komt de bezettingsgraad van het koppel met opzetdatum 19 november 2019 in vier stallen boven de norm van 42 kg/m² uit. En uit de gewichten in de slachtrapporten blijkt bovendien dat door eiseres ten aanzien van het koppel van 6 juni 2019 drie keer een onjuist gewicht in Avined is geregistreerd. Mede gelet op de verklaringen van de bestuurder van eiseres daarover heeft verweerder eveneens terecht vastgesteld dat eiseres beboetbaar feit 5 heeft begaan. Daaraan kan niet de stelling van eiseres dat zij de gegevens wat later heeft geregistreerd omdat het welzijn van andere kippen prioriteit had niet afdoen. De vastgestelde overtreding ziet immers niet (zozeer) op het tijdig registreren maar op het onjuist registeren.
6.4.
De overtredingen zijn dus terecht vastgesteld en verweerder was bevoegd om eiseres daarvoor boetes op te leggen [4] . Op grond van de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren [5] geldt voor deze overtredingen een standaardboete van € 1.500,-. Verweerder heeft deze boete voor feit 1 en 2 opgelegd. De boete voor feit 5 heeft verweerder verhoogd vanwege recidive. De boete is verhoogd naar € 3.000,- omdat eiseres al een keer eerder eenzelfde overtreding heeft begaan, namelijk het onjuist of niet tijdig registreren in Avined. Deze verhoging is in overeenstemming met artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren. Verweerder heeft dus vijf overtredingen vastgesteld en voor drie overtredingen een boete opgelegd. Een maximum van drie boetes volgt uit het destijds geldende interventiebeleid. [6] Dat verweerder ervoor heeft gekozen om naast de boetes voor feit 1 en 2 de boete van € 3.000,- voor feit 5 op te leggen en niet de boete van € 1.500,- voor feit 3 vindt de rechtbank niet onredelijk. Feit 5 ziet op een ander soort overtreding dan de andere feiten waarvoor eiseres ook een boete krijgt en vanwege de recidive kan feit 5 eiseres ook zwaarder worden aangerekend. De rechtbank vindt het totaal van de boetes (een bedrag van € 6.000,-) in dit geval niet onevenredig. Eiseres heeft meerdere overtredingen begaan ten aanzien van verschillende stallen en koppels en op verschillende momenten. Bovendien zien de overtreden voorschriften op bescherming van het dierenwelzijn, namelijk het voorkomen van te volle stallen en een juiste registratie van gegevens op basis waarvan verweerder de bezettingsdichtheid in een stal vaststelt. Voorts is de rechtbank niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de boetes moeten worden gematigd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is dus ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Door de NVWA gegenereerd digitaal bestand met hierin de door de houder aan Avined gemelde I&R en welzijnsgegevens en de bij RVO geregistreerde staloppervlakte
2.Stal 1 (afvoer 31-12-2019): 98.484 kg in Avined, 10.860 kg volgens slachtrapport
3.onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:168
4.Gelet op artikel 6.2 van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.2, tiende lid, Wet dieren en artikel 2.50 Besluit houders van dieren.
5.Gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren.
6.Specifiek Interventiebeleid Dierenwelzijn primair bedrijf, IB02-SPEC02, versie 3