In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Woonstichting Patrimonium en [gedaagde 1] c.s. De eiser, Woonstichting Patrimonium, had de gedaagden aangeklaagd wegens huurachterstand en verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De huurachterstand was ontstaan na de huurbetaling van € 591,23 per maand, maar tijdens de procedure is de gehele achterstand inclusief bijkomende kosten voldaan. Ondanks deze betaling handhaafde Patrimonium haar eis tot ontbinding en ontruiming.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning niet konden worden toegewezen, omdat de huurachterstand inmiddels was voldaan. De rechter heeft vastgesteld dat er tijdens de rolzitting op 9 april 2024 geen huurachterstand meer was en dat alle kosten waren betaald. De gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], werden gezamenlijk aangeduid als [gedaagde 1] c.s. en [gedaagde 2] was niet verschenen in de procedure, waardoor verstek tegen haar was verleend.
De kantonrechter heeft verder opgemerkt dat, hoewel de huur niet op tijd was betaald, de omstandigheden van de zaak, waaronder de betaling van de achterstand, leidden tot de beslissing om de huurovereenkomst niet te ontbinden. De rechter heeft wel gewaarschuwd dat bij een toekomstige huurachterstand de gedaagden het risico lopen de woning alsnog te moeten verlaten. Tot slot zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 1.222,82, en is het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.