In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningbouwvereniging Oost West Wonen en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de ontruiming van een huurwoning in [woonplaats] na de ontdekking van drugs en wapens tijdens een politie-inval op 9 februari 2024. De burgemeester had besloten de woning voor zes maanden te sluiten, wat aanleiding gaf voor Oost West om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst nog niet was ontbonden, omdat de sluiting van de woning nog niet had plaatsgevonden. Echter, de rechter concludeerde dat de huurder zich niet als goed huurder had gedragen door de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid drugs en wapens in de woning. De kantonrechter weegt de belangen van beide partijen en oordeelt dat Oost West een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, terwijl de huurder onvoldoende bewijs heeft geleverd dat zijn belangen zwaarder wegen. De rechter wijst de eis van Oost West toe en veroordeelt de huurder om binnen zeven dagen de woning te ontruimen, met veroordeling van de huurder in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.