ECLI:NL:RBROT:2024:4517

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
C/10/670490 / FA RK 23-9102
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling omgangsregeling voor minderjarigen in pleeggezin met voogdij bij gecertificeerde instelling

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 mei 2024, is een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een moeder en haar drie minderjarige kinderen behandeld. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L.A.E. Timmer, verzoekt om een regeling waarbij de kinderen, die momenteel bij hun grootouders (pleegouders) wonen, regelmatig contact met haar kunnen hebben. De kinderen zijn in de voogdij van de William Schrikker Stichting, die als gecertificeerde instelling optreedt. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder de eerdere beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder en de benoeming van de GI als voogd. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2024 zijn de moeder, de GI en de raad voor de kinderbescherming verschenen, maar de pleegouders zijn niet verschenen. De rechtbank heeft de belangen van de minderjarigen vooropgesteld en vastgesteld dat de omgangsregeling moet bijdragen aan hun welzijn. De rechtbank heeft een regeling goedgekeurd die de moeder in staat stelt om regelmatig contact met de kinderen te hebben, met specifieke afspraken over weekends, feestdagen en schoolvakanties. De rechtbank benadrukt dat de omgangsregeling niet tot onduidelijkheid of stress voor de kinderen mag leiden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking kan worden aangevochten bij het gerechtshof Den Haag binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/670490 / FA RK 23-9102
Beschikking van 10 mei 2024 over de regeling van de uitoefening van het omgangsrecht ( hierna: de omgangsregeling)
in de zaak van:
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. L.A.E. Timmer te Rotterdam,
t e g e n
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, de voogdes,
hierna ook te noemen: GI,
gevestigd te Amsterdam.
In deze procedure zijn als belanghebbenden aangemerkt:
- de familie [achternaam pleegouders] , de pleegouders, hierna ook te noemen de grootouders moederszijde (mz), wonende te [woonplaats] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 13 december 2023;
  • de brief met bijlagen van de zijde van de vrouw (indiening diverse e-mails), gedateerd 3 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 12 april 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de GI, vertegenwoordigd door [persoon A] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door [persoon B] .
De pleegouders zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.2.1.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang tot de zitting verleend aan:
- [persoon C] van JSZ (slachtofferhulp).
1.3.
De oudste minderjarige is, gelet op zijn leeftijd, in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hier gebruik van gemaakt.
2. De vaststaande feiten
2.1.
Uit de vrouw zijn geboren de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2012 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 3] ; geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats] .
2.2.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2021 is het ouderlijk gezag van de vrouw beëindigd over de minderjarigen en is de GI benoemd tot voogdes over de minderjarigen.
2.3.
Voornoemde beschikking van de rechtbank is bij beschikking van 2 maart 2022 bekrachtigd door het Gerechtshof Den Haag.
2.4.
De minderjarigen verblijven bij grootouders m.z., hierna: pleegouders.

3.De beoordeling

3.1.
Omgangsregeling
3.1.1.
De vrouw verzoekt omgangsregeling tussen haar en de minderjarigen vast te stellen inhoudende:
  • de minderjarigen verblijven eenmaal per twee weken van vrijdagmiddag uit school tot primair maandagochtend naar school dan wel subsidiair zondag 18.30 uur bij de vrouw;
  • de minderjarigen verblijven voorts op de verjaardag van de vrouw gedurende een hele dag bij de vrouw, alsmede op hun verjaardagen, op Moederdag en ieder jaar op Divali waarbij er dan ook door de minderjarigen bij de vrouw gegeten wordt;
  • de minderjarigen verblijven eveneens op één van de navolgende feestdagen bij de vrouw, zulks in onderling overleg met de pleegouders en de GI te bepalen: 1e of 2e Paasdag, 1e of 2e Pinksterdag, 1e of 2e Kerstdag en op Oudejaarsdag dan wel op Nieuwjaarsdag;
  • alsmede gedurende één week in de meivakantie en in de kerstvakantie, alsmede gedurende de gehele herfstvakantie en gedurende twee aaneengesloten weken in de zomervakantie.
3.1.2.
De GI voert gemotiveerd verweer.
3.1.3.
Uitgangspunt van artikel 1:377a BW is dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders en dat de niet met het gezag belaste ouder het recht heeft op en de verplichting heeft tot omgang met zijn kind. Op grond van artikel 1:377a lid 3 BW wordt het recht op omgang slechts ontzegd als:
omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
de ouder kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder heeft doen blijken, of
omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Volgens vaste rechtspraak is artikel 1:377a ook van toepassing indien de voogdij bij een gecertificeerde instelling berust (HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:943). Tot de taak van de voogd behoord – mede – het in acht nemen van het recht van de betrokken minderjarige op omgang met de niet met het gezag belaste ouder, evenals het recht op en de verplichting tot omgang van die ouder met zijn of haar kind, voor zover dit niet onverenigbaar is met de belangen van het kind)
3.1.4.
De vrouw legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij meer tijd met de minderjarigen wil doorbrengen en dat dit ook in hun belang is. Ook wil zij een concrete weekendregeling en een concrete verdeling van de feestdagen en schoolvakanties. Zowel de vrouw als de minderjarigen hebben behoefte aan duidelijkheid hieromtrent volgens de vrouw. De vrouw stelt dat zij de afgelopen periode erg haar best heeft gedaan, maar is het er niet mee eens dat bij iedere hobbel of bobbel op de route de omgangsregeling zoals die dan geldt, wordt bevroren door de GI. De kinderen genieten erg van het contact met de vrouw en andersom. Daarbij worden opa en oma steeds ouder en de vrouw wil en is in staat hen wat meer in de zorg voor de minderjarigen te ontlasten.
3.1.5.
De GI stelt zich op het standpunt dat de samenwerking tussen hen en de vrouw de laatste tijd is verbeterd. De omgangsmomenten tussen de vrouw en de minderjarigen verlopen goed en daarom zijn de omgangsmomenten ook uitgebreid. Ook is de relatie tussen de pleegouders en de vrouw op dit moment relatief rustig, hoewel er tussen de vrouw en de pleegouders onderhuids toch sprake is van een strijd over en weer. Volgens de GI is de vrouw nog steeds niet in staat om de minderjarigen het gevoel te geven dat zij het goed vindt dat zij opgroeien bij hun opa en oma. Deze opstelling maakt het lastig voor de minderjarigen.
3.1.6.
De raad ziet in grote lijnen een positief proces. De omgang tussen de vrouw en de minderjarigen is de afgelopen periode veel meer geworden. De raad merkt echter wel op dat er in deze zaak vanaf het prille begin sprake is van een onzekerheid bij de minderjarigen waar zij zullen opgroeien. De raad verwijst naar de eerdere overwegingen in de uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof. Het gerechtshof heeft in zijn uitspraak van 2 maart 2022 nog overwogen dat het van groot belang is dat de vrouw de beslissing van gezagsbeëindiging en haar rol van ouder op afstand leert te accepteren en van daaruit gaat werken aan haar band met de pleegouders en de samenwerking met de GI. Dit omdat de minderjarigen vanuit de vrouw nog steeds signalen krijgen dat zij weer bij haar zullen gaan wonen. De vrouw ziet niet in dat zij door dit voor de kinderen verwarrende gedrag niet handelt in het belang van de minderjarigen, omdat dit bij de minderjarigen leidt tot een loyaliteitsconflict.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.1.7.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de samenwerking tussen de vrouw en de GI de laatste jaren moeizaam is verlopen en dat de verhouding tussen de vrouw en de pleegouders wisselt. Dit heeft met name ermee te maken dat het voor de vrouw moeilijk is dat het toekomstperspectief van de minderjarigen bij grootouders m.z. ligt. In 2022 is er door de GI een omgangsregeling vastgesteld in het kader van de voogdijmaatregel en omdat de GI het belangrijk vond dat er duidelijke afspraken gemaakt werden met betrekking tot het invullen van de omgang waar de vrouw zich aan moet houden is er een stappenplan gemaakt.
Er is iedere 8 weken overleg tussen de GI, moeder en de pleegouders. Hoewel de situatie de afgelopen tijd is verbeterd, hetgeen heeft geresulteerd in een uitbreiding van de omgangsregeling, zijn er bij de GI nog wel zorgen. Dit heeft toch met name te maken dat de GI ziet dat de minderjarigen onvoldoende ervaren dat hun moeder het goed vindt dat zij opgroeien bij de pleegouders.
Ook tijdens de mondelinge behandeling ziet de rechtbank het onvermogen van de vrouw om zich er volledig bij neer te leggen dat het perspectief van de minderjarigen niet meer bij haar ligt maar bij de pleegouders. De vrouw zegt dat die situatie niet voor altijd is. Deze opstelling maakt het voor de minderjarigen lastig. Er wordt door de vrouw aan de kinderen getrokken en de minderjarigen raken hierdoor verscheurd en in de war. Wanneer de vrouw door de rechtbank erop gewezen wordt dat de oudste minderjarige tijdens het kindgesprek heeft aangegeven het moeilijk te vinden om te kiezen antwoordt de vrouw dat het voor de minderjarige geen kwestie van kiezen is, maar dat het hem door de instanties wordt opgelegd. De rechtbank acht deze opstelling van de vrouw zorgelijk, omdat het niet de minderjarigen zijn die iets wordt opgelegd maar de vrouw zelf.
3.1.8.
Het betreft hier drie minderjarige kinderen die op jonge leeftijd in aanraking zijn gekomen met een onveilige omgeving en hierdoor een belast verleden hebben. De minderjarigen wonen inmiddels al vele jaren bij de pleegouders. De oudste twee kinderen zijn sinds 2016 met een machtiging van de kinderrechter uithuisgeplaatst. De jongste minderjarige werd een maand na zijn geboorte onder toezicht gesteld en uithuisgeplaatst. Alle drie de minderjarigen verblijven sinds hun uithuisplaatsing bij pleegouders (grootouders moederszijde). De minderjarigen ontwikkelen zich positief en zijn aan hun pleegouders gehecht. Het perspectief van de minderjarigen ligt bij de pleegouders. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de moeite die de vrouw heeft met de acceptatie van dit gegeven dient de vrouw zich wel te realiseren dat zij hierdoor niet handelt in het belang van de minderjarigen. Een ouder kan immers moeilijk voldoen aan de emotionele behoeften van een kind als zij (deels) in beslag wordt genomen door de eigen emotionele problematiek en/of wanneer zij moeite heeft om een reële inschatting te maken van de belevingswereld van een kind. Voorts is een contra-indicatie dat de verhouding tussen de vrouw en de pleegouders ambivalent is.
Een omgangsregeling moet voor de minderjarigen prettig en betekenisvol zijn en niet tot onduidelijkheid en stress leiden.
3.1.9.
Bovenstaande maakt het lastig voor de rechtbank om een definitieve omgangsregeling vast te stellen
Anderzijds genieten zowel de minderjarigen als de vrouw van de contactmomenten die zij samen hebben en schept een omgangsregeling waarbij zowel de vrouw als de minderjarigen als de pleegouders weten waar zij aan toe zijn duidelijkheid en dit acht de rechtbank weer wel in het belang van de minderjarigen.
3.1.10.
Tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat niet langer in geschil zijn de volgende omgangsmomenten tussen de vrouw en de minderjarigen:
  • op de verjaardag van de vrouw zijn de minderjarigen bij de vrouw (na schooltijd);
  • 2e Paasdag zijn de minderjarigen bij de vrouw;
  • 2e Pinksterdag zijn de minderjarigen bij de vrouw.
De rechtbank zal deze onderlinge regelingen die partijen hebben getroffen opnemen in deze beschikking.
3.1.11.
Voor de overige geschilpunten zal de rechtbank, alles overziend, een omgangsregeling vaststellen die zij op dit moment het meest in het belang van de minderjarigen acht, waarbij de regie voor eventuele verdere uitbreiding hiervan (op termijn) bij de GI zal worden gelegd.
De reguliere weekendregeling
Op dit moment heeft de vrouw eenmaal per twee weken omgang met de minderjarigen van vrijdag uit school tot zondag naar de zondagschool. Deze zondagschool is van 11.00 uur tot 14.30 uur. Opa m.z. haalt de minderjarigen daar om 14.30 uur op en de minderjarigen gaan dan met opa m.z. mee naar huis. Deze regeling acht de rechtbank op dit moment het meest in het belang van de minderjarigen. De rechtbank is het met de GI eens dat het voor deze kinderen op dit moment het meest rustig is (dat wil zeggen het minst schakelen is) indien zij vanuit zondagschool door opa m.z. worden opgehaald en zij de rest van de zondag in de aanloop op de komende schoolweek rustig bij de pleegouders doorbrengen.
Moederdag
De vrouw is de moeder van de minderjarigen. De minderjarige zullen, indien Moederdag niet in het reguliere omgangsweekend, valt op Moederdag van 9.00 uur tot 11.00 uur (naar zondagschool) bij de vrouw verblijven.
Verjaardagen minderjarigen
In principe zijn de minderjarigen op verjaardagen bij diegene waar ze volgens de omgangsregeling zijn.
Verjaardag vrouw
In principe zijn de minderjarigen op de verjaardag van de vrouw bij diegene waar ze volgens de reguliere omgangsregeling zijn.
Divali
In overleg met de GI wordt bepaald waar de minderjarigen tijdens Divali verblijven.
De schoolvakanties
De meivakantie.
Op dit moment zijn de minderjarige gedurende de meivakantie een week bij de vrouw. Dit kan worden gecontinueerd. In overleg met de GI zal de meivakantie (die twee weken duurt) jaarlijks worden verdeeld tussen de pleegouders en de vrouw in die zin dat de minderjarige gedurende één week van deze vakantie bij haar verblijven.
De herfstvakantie.
Dit betreft een vakantie van één week. De minderjarigen verblijven in deze vakantie bij de vrouw vanaf dinsdagochtend 9.00 uur tot woensdagavond na het eten.
De kerstvakantie.
Deze vakantie duurt twee weken. De minderjarigen zullen in deze vakantie één week bij de vrouw verblijven. Welke week dit is wordt in onderling overleg nader bepaald door tussenkomst van de GI. Met de GI wordt dan ook bezien hoe de feestdagen jaarlijks zullen worden verdeeld, waarbij de rechtbank er vanuit gaat dat de minderjarigen één van de kerstdagen bij de vrouw zal doorbrengen en ook of wel Oud en Nieuw of wel Nieuwjaarsdag.
De zomervakantie
De minderjarigen zullen twee niet aaneengesloten weken bij de vrouw verblijven. De GI bepaalt welke weken dit zullen zijn. Voor de schoolvakantie 2024/2025 wordt door de GI jaarlijks in september 2024 aan de vrouw doorgegeven welke weken dit betreffen. Voor de aankomende schoolvakantie dient hier zo spoedig mogelijk uitsluitsel over te worden gegeven.
3.1.12.
Partijen kunnen de omgangsregeling nader invullen of daarover andere afspraken maken. Zolang daarover geen overeenstemming is, is de door de rechtbank opgelegde regeling leidend.
3.2.
Brief aan de minderjarige
De rechtbank zal de oudste minderjarige van haar beslissing op de hoogte brengen. De kinderrechter zal de volgende brief aan de minderjarige sturen:
“Beste [voornaam minderjarige 1] ,
wij hebben elkaar gesproken op 5 maart van dit jaar. Ik heb het toen met je gehad over het contact met je moeder. Inmiddels heb ik een beslissing genomen. Ik heb beloofd je hiervan op de hoogte te stellen. Dat doe ik in deze brief.
Ik heb met je moeder besproken dat ik het beter voor jou en je broertjes vindt dat jullie bij je opa en oma wonen. Dat verandert dus niet. Ik heb van jou en van je moeder gehoord dat jullie het fijn vinden elkaar te zien. Ik denk dat het goed is dat er duidelijke afspraken zijn wanneer jij en je broertjes je moeder zien. Ik heb besloten dat jullie het ene weekend vrijdag tot de zondagsschool bij je moeder zijn en het andere weekend bij jullie opa en oma. Ook vind ik het goed dat jullie in de vakanties vaker bij je moeder logeren. Soms zal de Jeugdbeschermer hierover in overleg met je moeder en opa en oma een beslissing nemen.
Ik hoop dat ik hiermee mijn beslissing aan jou heb kunnen uitleggen. ”
3.3.
Proceskosten
3.3.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt vast dat de minderjarigen in het kader van de omgangsregeling bij de vrouw zullen zijn als volgt:
De reguliere weekendregeling
- eenmaal in de twee weken van vrijdag uit school tot zondag naar zondagschool. De opa m.z. haalt de minderjarigen om 14.30 uur op en neemt hen mee naar huis.
De schoolvakanties
De meivakantie.
- in overleg met de GI zal de meivakantie (die twee weken duurt) jaarlijks worden verdeeld tussen de pleegouders en de vrouw in die zin dat de minderjarige gedurende één week van deze vakantie bij de vrouw verblijven.
De herfstvakantie.
- de minderjarigen verblijven in deze vakantie bij de vrouw vanaf dinsdagochtend 9.00 uur tot woensdagavond na het eten.
De kerstvakantie.
- de minderjarigen verblijven één week bij de vrouw. Welke week dit is wordt in onderling overleg nader bepaald door tussenkomst van de GI. Met de GI wordt dan ook bezien hoe de feestdagen jaarlijks zullen worden verdeeld, waarbij de rechtbank er vanuit gaat dat de minderjarigen één van de kerstdagen bij de vrouw zal doorbrengen en ook Oud en Nieuw dan wel Nieuwjaarsdag.
De zomervakantie
- de minderjarigen verblijven twee
nietaaneengesloten weken bij de vrouw. De GI bepaalt welke weken dit zullen zijn. Voor de schoolvakantie 2024/2025 wordt door de GI jaarlijks in september 2024 aan de vrouw doorgegeven welke weken dit betreffen. Voor de aankomende schoolvakantie dient hier door de GI zo spoedig mogelijk uitsluitsel over te worden gegeven.
Pasen en Pinksteren
  • Tweede Paasdag zijn de minderjarigen bij de vrouw;
  • Tweede Pinksterdag zijn de minderjarigen bij de vrouw.
Moederdag
- de minderjarigen verblijven – indien Moederdag niet valt in het reguliere omgangsweekend, van 9.00 uur tot 11.00 uur (naar zondagschool) bij de vrouw.
Verjaardagen minderjarigen
- in principe zijn de minderjarigen op verjaardagen bij diegene waar ze volgens de reguliere omgangsregeling zijn.
Verjaardag vrouw
In principe zijn de minderjarigen op de verjaardag van de vrouw bij diegene waar ze volgens de reguliere omgangsregeling zijn.
Divali
In overleg met de GI wordt bepaald bij wie de minderjarigen tijdens Divali verblijven;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van P. Mansveld-Spierings, griffier, op 10 mei 2024.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.