Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
International Oil Pollution Fund 1992(hierna: het Fonds) voor die mondelinge behandeling opgeroepen.
2.Het verzoek
3.De beoordeling
International Tonnage Certificate (1969)’ 23.196 ton bedraagt.
de inhoud van het (eventuele) verweerschrift, althans het ter zitting gevoerde verweer door belanghebbenden tegen het verzoek van verzoeker”. Het verweer is dus tijdig gevoerd.
Gebruikelijk is dat een verzoeker mag kiezen op welke wijze hij fonds wenst te stellen. De wet biedt daartoe de mogelijkheid van storting in de consignatiekas (artikel 642c lid 2 sub a Rv) dan wel een andere wijze van zekerheidstelling (artikel 642c lid 2 sub b Rv, hieronder valt bijvoorbeeld het stellen van een garantie). In geval van storting in de consignatiekas omvat het fonds op grond van voornoemd artikel en artikel 8:757 BW de rente vanaf de dag na het voorval tot en met de dag na de fondsstelling. Voor een andere manier van zekerheidstelling (zoals afgifte van een bankgarantie) bepaalt de wet in artikel 642c lid 2 sub b Rv uitdrukkelijk dat de zekerheidsstelling ook de rente na fondsstelling tot de dag waarop de oproepingen als bedoeld in artikel 642v Rv uitgaan. Dat regime geldt niet voor storting in de consignatiekas. De Wet op de consignatie van gelden voorziet erin dat bij een uiteindelijke uitkering rente over de geconsigneerde gelden zal worden vergoed (artikel 9 lid 2 Wet op de consignatie van gelden). De rente begint te lopen op de eerste dag van de maand na de maand waarin de storting plaatsvond en wordt berekend tot en met de laatste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin uitkering geschiedt (artikel 9 lid 4 en 5 Wet op de consignatie van gelden). Als de rechtbank een verzoeker beveelt om fonds te stellen en daaraan voldoet hij door storting in de consignatiekas, dan zal het fonds conform de wet aldus de wettelijke rente tot de dag na fondsstelling omvatten. Hoewel mr. Zandt in zijn laatste mail van 1 maart 2024 suggereert dat schuldeisers de vrijheid hebben om geen ‘genoegen te nemen’ met fondsstelling door storting in de consignatiekas (conform de hierboven beschreven uit de wet volgende wijze) ziet de rechtbank niet in dat en waarom zij die vrijheid hebben.”.
4.De beslissing
uiterlijk op 3 juni 2024fonds dient te stellen tot het beloop van het in 4.1 genoemde bedrag aan hoofdsom en rente, alsmede te vermeerderen met € 15.000,- ter bestrijding van de kosten van de procedure en wel door storting van dit totale bedrag in de consignatiekas op naam van de rechter-commissaris en de vereffenaar;