ECLI:NL:RBROT:2024:4476

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
AWB -23 _ 6320
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning bijstandsuitkering en ingangsdatum volgens de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2024, wordt de toekenning van een bijstandsuitkering aan eiser beoordeeld. Eiser had op 7 april 2023 een aanvraag ingediend voor een algemene bijstandsuitkering, nadat zijn Ziektewetuitkering op 18 maart 2023 was ingetrokken. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht vanaf 7 april 2023 toegekend, maar eiser stelde dat de ingangsdatum eerder had moeten zijn, aansluitend op de einddatum van zijn Ziektewetuitkering. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. Eiser had zich pas op 7 april 2023 gemeld voor bijstand, en er was geen eerdere aanvraag om bijstand ingediend. De rechtbank concludeert dat het college terecht de ingangsdatum van de bijstandsuitkering op 7 april 2023 heeft vastgesteld. Eiser krijgt geen gelijk in zijn beroep en de rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/6320

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit Rotterdam, eiser

(gemachtigde: mr. N. Talhaoui),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het college de ingangsdatum van eisers bijstandsuitkering op de juiste datum heeft vastgesteld.
1.1.
Het college heeft eisers aanvraag om bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) met het primaire besluit van 6 mei 2023 vanaf 7 april 2023 toegekend en daarbij arbeidsverplichtingen opgelegd. Met het bestreden besluit van 7 augustus 2023 heeft het college eisers bezwaren ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M. Kaplan, namens eisers gemachtigde, en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft voor het laatst bij NextPayroll B.V. gewerkt. Hij heeft via de werkgever een Ziektewetuitkering (Zw-uitkering) ontvangen tot en met 18 maart 2023. Eiser heeft hierop ook een aanvulling van de werkgever ontvangen, nadat zijn dienstverband is gestopt. Eiser heeft vanaf 7 april 2023 geen inkomsten meer. Eiser heeft voorafgaand aan zijn Zw-uitkering namelijk te weinig gewerkt om hierna een werkloosheidsuitkering te kunnen ontvangen.
3. Eiser heeft op 7 april 2023 een aanvraag ingediend om een algemene bijstandsuitkering, omdat hij geen inkomen meer ontvangt. Uit het verstrekte besluit van het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) van 17 februari 2023 blijkt dat het recht op een Zw-uitkering wordt ingetrokken vanaf 18 maart 2023, omdat de verzekeringsarts heeft vastgesteld dat eiser op 23 januari 2023 meer dan 65% van zijn oude loon kan verdienen.
4. Het college heeft met het primaire besluit een algemene bijstandsuitkering aan eiser toegekend per 7 april 2022.
5. Aan het bestreden besluit heeft het college – kort gezegd – ten grondslag gelegd dat er geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn om de uitkering van eiser eerder dan de meldingsdatum van 7 april 2023 in te laten gaan.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiser voor een bijstandsuitkering terecht per 7 april 2023 heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Eiser heeft aangevoerd dat de toekenningsdatum dient aan te sluiten op de einddatum van de Zw-uitkering, zodat hij geen “gat” in zijn inkomen krijgt. Eiser kan niet worden verweten, gelet op zijn gezondheidssituatie, dat hij eerder bijstand had moeten vragen. Eiser stelt nog steeds ziek te zijn, hij is het oneens met het besluit van het UWV van 17 februari 2023 en hij had in de tussentijd ook juridisch advies moeten inwinnen. Ter zitting heeft eiser nog aangevoerd dat het college het evenredigheidsbeginsel heeft geschonden. Eiser heeft een betalingsachterstand opgebouwd van huur en bij Eneco.
9. Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Pw wordt, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
10. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), bijvoorbeeld de uitspraak van 12 juni 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BW8362), wordt in beginsel geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Van zulke omstandigheden kan sprake zijn als komt vast te staan dat betrokkene al eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend, of indien is gebleken dat betrokkene op enigerlei wijze actie in de richting van het UWV of het college heeft ondernomen die tot het innemen van een daartoe strekkende aanvraag had moeten leiden. Het ligt op de weg van de aanvrager van bijstand om de bijzondere omstandigheden te onderbouwen.
11. Het college voert het beleid dat, wanneer de aanvraag om een andere uitkering wordt afgewezen en een belanghebbende daarna bijstand aanvraagt, als ingangsdatum voor de bijstandsuitkering de aanvraagdatum van die andere uitkering geldt indien de belanghebbende zich binnen een redelijke termijn na de afwijzingsbeslissing bij het college heeft gemeld voor een aanvraag om een bijstandsuitkering. Het college acht een termijn van 10 werkdagen redelijk. Een uitkering kan voorts met terugwerkende kracht worden toegekend als uit onderzoek blijkt dat de belanghebbende in redelijkheid niet te verwijten valt dat de aanvraag te laat is ingediend.
12. Dit beleid dient naar het oordeel van de rechtbank te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 23 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3150) betekent dit dat de aanwezigheid van dit beleid als gegeven wordt aanvaard en dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze is toegepast.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen bijzondere omstandigheden gesteld die een toekenning van de uitkering per een eerdere datum dan 7 april 2023 rechtvaardigen. Het Uwv heeft met het besluit van 17 februari 2023 de Zw-uitkering van eiser vanaf 18 maart 2023 ingetrokken. Eiser heeft zich op 7 april 2023 gemeld en van een eerdere bijstandsaanvraag is geen sprake. Het is dan ook aan eiser om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere omstandigheden die toekenning van de uitkering per 23 januari 2023 of 17 februari 2023 of 18 maart 2023 rechtvaardigen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 14 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:174). Eiser is hierin niet geslaagd. Uit het besluit van 17 februari 2023 volgde dat eiser geen recht meer had op een ZW-uitkering. Doordat hij zich niet binnen tien werkdagen na dit besluit heeft gemeld voor een bijstandsuitkering maar hiermee heeft gewacht tot 7 april 2023, is geen sprake van een bijzondere situatie om af te wijken van de hoofdregel dat de melddatum de ingangsdatum van de uitkering is. Gelet op het voorgaande heeft het college terecht de ingangsdatum van
7 april 2023 gehandhaafd.
14. Eiser heeft verder geen concrete argumenten aangevoerd ter onderbouwing van het gedane beroep op het evenredigheidsbeginsel. Tijdens de zitting heeft het college verklaard dat eiser een betalingsregeling heeft getroffen voor zijn betalingsachterstanden van huur en bij Eneco. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is gebleken van schending van het evenredigheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het college eiser terecht met ingang van 7 april 2023 een bijstandsuitkering heeft toegekend. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.