ECLI:NL:RBROT:2024:4335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
ROT 24/3421
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening tegen woning sluiting op basis van Opiumwet

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 mei 2024, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, een alleenstaande oudere vrouw, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Vlaardingen om haar woning voor zes maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van een handelshoeveelheid harddrugs in de kelderbox van haar woning. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is bij het verzoek, aangezien verzoekster anders gedurende zes maanden geen toegang tot haar woning zou hebben.

De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester bevoegd was om de kelderbox te sluiten, gezien de aangetroffen hoeveelheid harddrugs. Echter, de rechter oordeelt dat de sluiting van de woning onevenredig zou zijn, gezien de persoonlijke omstandigheden van verzoekster en het gebrek aan bewijs dat zij betrokken was bij de drugshandel. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het besluit van de burgemeester voor zover het de woning betreft, terwijl de sluiting van de kelderbox gerechtvaardigd blijft. Verweerder wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3421

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 mei 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. G.R. Stolk),
en

de burgemeester van de gemeente Vlaardingen, verweerder,

(gemachtigden: mr. L. Polak en mr. F. Amouri).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Waterweg Wonen uit Vlaardingen (verhuurder),
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoekster om een voorlopige voorziening tegen het besluit van 27 maart 2024 waarbij de woning van verzoekster aan de [adres] te Vlaardingen voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet zal worden gesloten. Verzoekster heeft tegen voornoemd besluit op 3 april 2024 bezwaar gemaakt.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster en haar gemachtigde, de dochter van verzoekster, die tevens als tolk ter zitting optrad, de gemachtigden van verweerder en de gemachtigde van de derde-partij.

Inleiding

3. Verzoekster woont sinds 2003 op het adres aan de [adres] te Vlaardingen en staat hier ook ingeschreven. Voordat verweerder het voornemen tot sluiting aan verzoekster bekend maakte, stond op dit adres ook haar zoon [persoon A] ingeschreven. Dit was ook het geval tijdens de melding op 4 februari 2024 van een bewoonster van het appartementencomplex dat zij hard gebonk had gehoord vanuit de ruimte bij de kelderboxen. Inmiddels staat hij niet meer op het adres ingeschreven.
4. In een bestuurlijke rapportage van 4 februari 2024 is het volgende opgenomen. Op zondag 4 februari 2024, omstreeks 23.10 uur, kregen politiemedewerkers de opdracht van het operationeel centrum Rotterdam om te gaan naar het adres [adres] te Vlaardingen. Daar zou omstreeks 20.00 uur zijn ingebroken in een van de kelderboxen. Meldster had een vrouw binnengelaten, die enkele minuten later een man binnen liet. Vervolgens hoorde meldster een hard gebonk vanuit de kelderboxen komen. Ter plaatse gekomen zagen de politiemedewerkers dat het slot van de kelderbox behorende bij [adres] geforceerd was en dat er kennelijk was ingebroken. In de kelderbox troffen de politiemedewerkers verschillende brokken wit/grijs ‘poeder”, een pannetje met poeder, kleine weegschaaltjes, een vriezer en een oven met gaspit aan. Het was de betreffende politiemedewerkers ambtshalve bekend dat op het adres van verzoekster een drugsdealer staat ingeschreven. De politiemedewerkers kregen derhalve het vermoeden dat in de kelderbox was ingebroken om verdovende middelen weg te nemen
.
De kelderbox had een afmeting van ongeveer 4 meter lengte bij 2,5 meter breedte. Bij de doorzoeking werden de volgende goederen in beslag genomen:
- 1 ( Vriezer)
* een plastic verpakking met daarin twee grijze brokken
* een pannetje met daarin wat restjes van witte brokjes
* twee kleine weegschalen voor lage gewichten
* een mobiele telefoon, ouder model
- 2 ( Kast)
* een colafles zonder label, gevuld met een stroperige rood/bruine vloeistof.
- 3 ( plastic tas met brokstukken met chemische geur)
* een blauwe plastic tas aangetroffen met daarin ongeveer een honderdtal
kleine brokstukken met een chemische geur.
- 4 ( vuilnisbak)
* vermoedelijk een kleine weegschaal
Overige bijzonderheden welke werden aangetroffen in de kelderbox:
- op de vriezer werden 3 keukenmesjes en twee theelepels aangetroffen met wit poeder. Op het laken
welke over de vriezer lag, waren restjes van wit poeder zichtbaar.
- In de hoek werd een drietal lege tonnen aangetroffen waarvan de politie ambtshalve bekend is dat daar
drugsafval in wordt gestopt. Van een van de tonnen kwam een sterke
chemische lucht af.
- In de vaatwasser lag een tiental lege gripzakjes.
- In de kelderbox stond een oven met kookstel.
In de kelderbox is 0,8 gram cocaïne en 40,9 gram heroïne aangetroffen. Buiten het onderhavige feit zijn er in de politiesystemen geen druggerelateerde meldingen bekend op het adres. Ten aanzien van de zoon van verzoekster beschikt de politie over meerdere meldingen/registraties die reppen over zijn betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. Sinds 2020 is hij meer dan tien keer in aanraking geweest met de politie waar het gaat om incidenten met betrekking tot drugs. In 2020 en in 2022 heeft hij van de gemeente Vlaardingen een last onder dwangsom gehad in verband met de handel in verdovende middelen, aldus de bestuurlijke rapportage van 4 februari 2024.
5. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage van 4 februari 2024 heeft verweerder aan verzoekster het voornemen kenbaar gemaakt om tot sluiting van de woning van verzoekster over te gaan. Verzoekster heeft hierop een zienswijze gedateerd 4 maart 2024 ingediend. In de zienswijze heeft verzoekster er onder meer op gewezen dat haar zoon al twee jaar niet meer bij haar woont en dat hij, maar meestal zijn vrouw, af en toe langs komt om de post op te halen, dat zij en haar zoon sinds vijf maanden in onmin met elkaar leven en dat haar zoon alle sleutels bij haar heeft ingeleverd. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen en verzoekster opgedragen om haar woning vanaf 4 april 2024 te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van zes maanden. Verweerder heeft toegezegd te wachten met de sluiting tot de uitspraak van de voorzieningenrechter in deze procedure.
6. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat in de kelderbox behorende bij de woning een handelshoeveelheid van 41,7 gram harddrugs is aangetroffen en daarnaast verschillende attributen om harddrugs mee te versnijden en te vervaardigen. De productie van en handel in verdovende middelen wordt veelal aangestuurd door criminele organisaties en gaat gepaard met andere criminele activiteiten zoals geweld in de vorm van ripdeals en liquidatie. Het is een groot gevaar voor de maatschappij en tast in grote mate de veiligheid en de volksgezondheid van burgers aan. Bovendien levert het een verloedering van de buurt op. Met de sluiting van het pand waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen, worden illegale verkooppunten tegengegaan. De sluiting van het pand en de kelderbox heeft als doel het herstellen van de openbare orde, het wegnemen van de loop op het pand en het voorkomen van herhaling. Aannemelijk is dat het pand een schakel vormt in de keten van het vervaardigen en in de omloop brengen van verdovende middelen. De inbraak in de kelderbox heeft mogelijk te maken met de verdovende middelen die daar zijn aangetroffen. Mogelijk zijn er tijdens de inbraak verdovende middelen weggenomen. Een zichtbare sluiting is noodzakelijk om de bekendheid van het pand in het criminele- of gebruikersmilieu te doorbreken en geeft tevens een signaal af dat handhavend wordt opgetreden tegen drugshandel. Een drugslab kan grote gevolgen hebben, zoals een explosie. Er is sprake van een ernstige situatie, zodat een sluiting van zes maanden noodzakelijk is en niet kan worden volstaan met een waarschuwing of een andere, minder ingrijpende maatregel. De hoofdbewoner van het pand is verantwoordelijk voor het gebruik van het pand. Op basis van ervaringen die in de praktijk zijn opgedaan, is een periode van enkele maanden tot een jaar nodig om de loop van personen die zich op de een of andere manier met de verdovende middelen hebben beziggehouden, weg te nemen. De sluiting van de woning en de kelderbox voor een periode van zes maanden is gelet op de ernstige inbreuk op de openbare orde en veiligheid niet onevenwichtig. Gelet op de ernst van de overtreding en de verwijtbaarheid van verzoekster, dient het algemeen belang zwaarder te wegen dan de belangen van verzoekster.
7. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij onevenredig hard zal worden getroffen als zij haar woning moet verlaten. Zij is een alleenstaande, oudere vrouw met medische beperkingen. Zij heeft geen vervangende woonruimte en kan met haar bijstandsuitkering ook geen andere slaapplaats bekostigen. Bovendien is geen sprake van herhalingsgevaar en evenmin van een loop op het pand. Voorts heeft verzoekster aangevoerd dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Zij is niet op de hoogte van druggerelateerde activiteiten van haar zoon en betwist deze. Ook komt zij slechts een keer in de drie à vier maanden in de kelderbox. Haar appartement ligt helemaal op de vierde etage, zodat verzoekster geen toezicht op de kelderbox kan houden. Niet is onderbouwd dat de woning en de kelderbox een rol hebben gespeeld binnen de keten van drugshandel. De verhuurder is naar aanleiding van het bestreden besluit een procedure gestart tegen verzoekster om de huurovereenkomst te beëindigen. In het kader van de evenwichtigheid zou eventueel slechts de kelderbox gesloten moeten worden. Ook zou de zaak kunnen worden afgedaan met het geven van een waarschuwing.

Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?

8. De voorzieningenrechter bekijkt of het bezwaarschrift van verzoekster kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
9. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening is voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
10. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoekster immers gedurende de komende zes maanden geen toegang tot haar woning.
Beoordelingskader
11. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning soft- of harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is.
Verweerder voert beleid om de handel in drugs in de gemeente Vlaardingen tegen te gaan. Dit beleid staat in het ‘Damoclesbeleid gemeente Vlaardingen’. In dit beleid is opgenomen dat, indien er sprake is van een handelshoeveelheid harddrugs, dit een sluiting van het betreffende pand voor de duur van zes maanden tot gevolg heeft.
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Bevoegdheid
12. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Er is in dit geval in totaal 41,7 gram harddrugs in de kelderbox aangetroffen. Op grond van rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) kunnen de woning en de kelderbox als een samenhangend geheel worden beschouwd (ECLI:NL:RVS:2019:1993). Dit maakt dat de burgemeester in beginsel bevoegd was om te besluiten tot sluiting van verzoeksters woning en de kelderbox vanwege een overtreding van de Opiumwet.
Noodzaak
13. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning (en kelderbox) noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs is het in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid harddrugs, heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat sprake is van een ernstig geval. Daarbij zal de noodzaak groter zijn om de woning te sluiten als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, hetgeen het geval is. Daarnaast is, zoals de Afdeling bij uitspraak van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) heeft overwogen, uitgangspunt dat, als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dat levert op zichzelf al een belang bij sluiting op, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Meegewogen moet worden dat blijkens de bestuurlijke rapportage de zoon van verzoekster in Vlaardingen bekend staat als drugsdealer, er in dat verband meerdere (politie)registraties over hem zijn en hij lasten onder dwangsom opgelegd heeft gekregen. Verweerder heeft het bezit van de aangetroffen handelshoeveelheid en de handel hierin een direct gevaar voor de gezondheid en openbare orde kunnen achten, gelet op het gevaar voor ripdeals en afrekeningen in het criminele circuit. Aannemelijk is dat inderdaad sprake is geweest van een ripdeal. De noodzaak tot sluiting is daarmee gegeven.
14. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:90) is voor het mogen aanwenden van de bevoegdheid van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet niet vereist dat eiseres een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. In het bestuursrecht is de sluiting gerelateerd aan de woning en niet aan een (voor de overtreding verantwoordelijke) persoon. De sluiting dient om de relatie van de woning waar de harddrugs is aangetroffen met het criminele milieu te verbreken. Dat volgens verzoekster zij geen wetenschap had van de aanwezigheid van drugs in de woning doet, wat er van die stelling ook zij, aan de bevoegdheid van verweerder om tot sluiting over te gaan als zodanig niet af (uitspraken van de Afdeling van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2388 en 11 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1193).
Evenredigheid en verwijtbaarheid
15. De vraag of verzoekster een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, kan daarentegen wel aan de orde komen in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat verweerder niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn woning.
16. De kelderbox behoort bij de woning van verzoekster. Hoewel opmerkelijk is dat verzoekster heeft gesteld dat haar zoon alle sleutels (de voorzieningenrechter begrijpt: vijf maanden voor het indienen van de zienswijze) heeft ingeleverd en zij ongeveer één keer in de drie à vier maanden in de kelderbox komt, zodat niet geheel uitgesloten kan worden dat zij op de hoogte was of kon zijn van wat zich daar afspeelde, stelt de voorzieningenrechter op basis van de bestuurlijke rapportage van de politie vast dat het politieonderzoek specifiek op de kelderbox gericht is geweest. Ook de melding die aanleiding is geweest voor het politieonderzoek, was gericht op de kelderbox. Niet is gebleken dat de woning van verzoeksters door de politie is doorzocht. Daar was kennelijk geen aanleiding toe.
17. Het belang van verzoekster is gelegen in het behouden van woning en niet zozeer in het behoud van de kelderbox. De voorzieningenrechter leidt uit de jurisprudentie van de Afdeling af, bijvoorbeeld de uitspraak van 24 april 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ8409), dat de burgemeester bij toepassing van artikel 13b van de Opiumwet steeds dient te onderzoeken of hij kan volstaan met de sluiting van een deel van een lokaal, een aantal afzonderlijke kamers of – zoals in dit geval – een kelderbox. Dat past ook bij het herstellende karakter van de last onder bestuursdwang.
18. Gelet op de jurisprudentie dat een kelderbox moet worden beschouwd als onderdeel van de woning, strekt de bevoegdheid van de burgemeester in beginsel ook tot sluiting van de woning. In dit specifieke geval is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter sprake van een situatie waarbij handelen overeenkomstig de beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat de bestuurlijke rapportage geen blijk geeft van persoonlijke betrokkenheid van verzoekster bij de aangetroffen drugs, terwijl het bestreden besluit grote (mogelijk blijvende) impact op haar persoonlijke levenssfeer heeft. Evenmin blijkt uit de bestuurlijke rapportage of uit het bestreden besluit van een loop van en naar de woning van verzoekster die eruit moet worden gehaald of van aanwijzingen dat de woning van verzoekster in het criminele circuit bekend staat als een woning die is betrokken bij drugshandel zodat een gevaar voor bijvoorbeeld een ripdeal op de loer ligt. Kennelijk gebruikt de zoon van verzoekster de woning slechts als postadres.
19. Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de burgemeester bevoegd was, gelet op de aangetroffen hoeveelheid harddrugs, om de kelderbox behorend bij de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Voor wat betreft de woning had de burgemeester echter in dit specifieke geval, onder de gegeven omstandigheden, met toepassing van artikel 4:84 van de Awb van het opleggen van een last onder bestuursdwang moeten afzien.
20. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de woning. Deze voorziening vervalt twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

Conclusie en gevolgen

21. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de woning van verzoekster voorlopig open mag blijven.
22. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet verweerder het griffierecht aan verzoekster vergoeden. Verzoekster krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van €875 ,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de woning [adres] te Vlaardingen tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187 - aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.750 ,- .
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. de Vries, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.