Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift (ontvangen op 12 oktober 2023), met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen;
- de spreekaantekeningen van Marcan;
- de spreekaantekeningen van [verweerster] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van Marcan Vastgoed B.V. om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Marcan, vertegenwoordigd door mr. Th.C. Visser, verzocht om onderzoek naar de boekhoudkundige stukken van de verweerster, die zij beschuldigde van het indienen van onjuiste financiële gegevens in een eerdere procedure over coronakorting. Marcan stelde dat deze onjuistheden schade voor haar betekenden en dat er mogelijk sprake was van misbruik van procesrecht door de verweerster.
De verweerster, vertegenwoordigd door mr. E.P.J. Verweij, betwistte het verzoek en stelde dat Marcan al eerder had aangegeven dat de financiële stukken onjuist waren, en dat dit al in eerdere rechtszaken was behandeld. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek van Marcan niet voldoende onderbouwd was en dat er zwaarwichtig bezwaar bestond tegen het verzoek. De rechter concludeerde dat Marcan onvoldoende belang had bij het verzoek, omdat de eerdere uitspraken gezag van gewijsde hadden gekregen en er geen nieuwe rechtsvordering kon worden ingesteld.
De kantonrechter wees het verzoek af en veroordeelde Marcan in de proceskosten, die aan de kant van de verweerster werden begroot op € 813,-. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede procesorde en de noodzaak voor partijen om hun stellingen voldoende te onderbouwen in civiele procedures.