ECLI:NL:RBROT:2024:4278

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
10745881 VZ VERZ 23-9337
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht in een civiele procedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van Marcan Vastgoed B.V. om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Marcan, vertegenwoordigd door mr. Th.C. Visser, verzocht om onderzoek naar de boekhoudkundige stukken van de verweerster, die zij beschuldigde van het indienen van onjuiste financiële gegevens in een eerdere procedure over coronakorting. Marcan stelde dat deze onjuistheden schade voor haar betekenden en dat er mogelijk sprake was van misbruik van procesrecht door de verweerster.

De verweerster, vertegenwoordigd door mr. E.P.J. Verweij, betwistte het verzoek en stelde dat Marcan al eerder had aangegeven dat de financiële stukken onjuist waren, en dat dit al in eerdere rechtszaken was behandeld. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek van Marcan niet voldoende onderbouwd was en dat er zwaarwichtig bezwaar bestond tegen het verzoek. De rechter concludeerde dat Marcan onvoldoende belang had bij het verzoek, omdat de eerdere uitspraken gezag van gewijsde hadden gekregen en er geen nieuwe rechtsvordering kon worden ingesteld.

De kantonrechter wees het verzoek af en veroordeelde Marcan in de proceskosten, die aan de kant van de verweerster werden begroot op € 813,-. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van een goede procesorde en de noodzaak voor partijen om hun stellingen voldoende te onderbouwen in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10745881 VZ VERZ 23-9337
datum uitspraak: 16 april 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
Marcan Vastgoed B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. Th.C. Visser,
tegen
[verweerster],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats] ,
verweerster,
gemachtigde: mr. E.P.J. Verweij
De partijen worden hierna ‘Marcan’ en ‘ [verweerster] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 12 oktober 2023), met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van Marcan;
  • de spreekaantekeningen van [verweerster] .
1.2.
Op 26 maart 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens Marcan mr. Th.C. Visser en mr. S. Nooteboom en namens [verweerster] de heer [persoon A] (indirect bestuurder/aandeelhouder) en mr. E.P.J. Verweij.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
Marcan wil dat de kantonrechter een voorlopig deskundigenbericht beveelt (artikel 202 Rv) en stelt het volgende. Tussen Marcan en [verweerster] is een procedure gevoerd, in eerste aanleg en in hoger beroep. In die procedure heeft [verweerster] onder meer aanspraak gemaakt op zogenoemde coronakorting. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft [verweerster] financiële stukken overgelegd. Volgens Marcan kunnen er onjuistheden in die stukken zitten. Zij heeft de overgelegde stukken voorgelegd aan haar accountant en die concludeert dat in de financiële stukken meerdere zaken mogelijk niet kloppen, dat de stukken niet geverifieerd kunnen worden en er sprake zou kunnen zijn van ongeoorloofde verschuivingen tussen vennootschappen. Marcan wil de boekhoudkundige stukken van het concern waartoe [verweerster] behoort laten onderzoeken door een deskundige. Als blijkt dat [verweerster] in de procedure betreffende de coronakorting zich heeft beroepen op stukken waarin (bewust) onjuistheden zitten, dan betekent dat volgens Marcan dat [verweerster] misbruik heeft gemaakt van haar (proces)bevoegdheid en dat Marcan schade lijdt.
2.2.
[verweerster] is het niet eens met het verzoek en voert het volgende aan. Het verzoek is niet voldoende ter zake dienend en Marcan maakt misbruik van haar procesrecht. Marcan heeft zich ook in de procedure betreffende de coronakorting al op het standpunt gesteld dat de overgelegde stukken onjuistheden zouden bevatten. Met dat standpunt is in het oordeel in eerste aanleg en in hoger beroep, waarbij Marcan gelijk heeft gekregen, dus al rekening gehouden. Het verzoek van Marcan is eigenlijk een verkapt rechtsmiddel. Kenmerkend voor de handelwijze van Marcan is dat zij talloze procedures tegen haar huurders start, met als uiteindelijke doel een einde van de huurovereenkomst zodat zij het gehuurde tegen een hogere huurprijs aan iemand anders kan verhuren, aldus [verweerster] .
De kantonrechter beveelt geen voorlopig deskundigenbericht
2.3.
De kantonrechter wijst het verzoek af. Deze beslissing wordt hierna toegelicht.
2.4.
Volgens vaste rechtspraak kan een verzoek tot het bevelen of gelasten van een voorlopig deskundigenbericht, als het verder aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (art. 3:13 BW), op de grond dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde, en op de grond dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar. Daarnaast bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig deskundigenbericht indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft (art. 3:303 BW). [1] .
Het verzoek van Marcan stuit af op een zwaarwichtig bezwaar
2.5.
De kantonrechter oordeelt dat (de combinatie van) de manier waarop Marcan haar verzoek heeft onderbouwd en haar processtrategie een zwaarwichtig bezwaar oplevert dat maakt dat het verzoek moet worden afgewezen.
2.6.
Marcan heeft haar verzoek summier onderbouwd. Zij heeft opgemerkt dat mogelijk sprake is van onjuiste gegevens die [verweerster] heeft ingebracht in de eerdere procedure. Als dat zo is, dan heeft Marcan (zo stelt zij) schade geleden omdat dan ten onrechte in eerste aanleg en in hoger beroep over de coronakorting is geprocedeerd. Waar die schade dan uit zou bestaan, omschrijft Marcan niet. Marcan heeft zich ter onderbouwing van haar stelling dat mogelijk sprake is van het gebruiken van onjuiste gegevens (enkel) beroepen op de verklaring van haar accountant van 25 augustus 2022.
2.7.
Vast staat dat de verklaring van de accountant is opgesteld tijdens het hoger beroep, nadat de kantonrechter in eerste aanleg had geoordeeld dat Marcan haar stelling over de onjuistheid van de cijfers onvoldoende had onderbouwd. Bij het hof hebben op 19 juli 2022, 15 augustus 2022 en 1 september 2022 mondelinge behandelingen plaatsgevonden. De verklaring van de accountant van 25 augustus 2022 is in het hoger beroep ingebracht en, zo heeft Marcan bevestigd tijdens de mondelinge behandeling van dit verzoek, toen ook besproken.
2.8.
De kantonrechter oordeelt dat tegen deze achtergrond, waarin Marcan zich alleen beroept op een stuk dat al is ingebracht in het hoger beroep dat in 2022 is behandeld en waarop door het hof bij arrest van 5 september 2023 is beslist, het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht afketst op zwaarwichtige bezwaren. Marcan had er in die fase voor kunnen en ook moeten kiezen om haar stelling dat (mogelijk) sprake is van onjuistheden in de cijfers in het hoger beroep meer handen en voeten te geven en daar dan ook procesrechtelijke consequenties aan verbinden, bijvoorbeeld door het vorderen van een volledige proceskostenveroordeling. Door dat niet te doen en nu mogelijk een nieuwe procedure daarvoor tegen [verweerster] te starten, handelt zij in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die (contracts)partijen tegenover elkaar in acht moeten nemen (art. 6:2 BW).
Marcan heeft ook onvoldoende belang bij haar verzoek
2.9.
Een partij heeft onvoldoende belang bij haar verzoek als het door de verzoekende partij gewenste deskundigenonderzoek hoe dan ook geen informatie zal opleveren waarmee zij de in het verzoekschrift bedoelde rechtsvordering kan instellen.
2.10.
De kantonrechter oordeelt dat het door Marcan gevraagde verzoek in dit geval ook niet de door haar gewenste informatie kan opleveren, althans kan zij met die informatie geen nieuwe rechtsvordering tegen [verweerster] instellen, omdat de uitspraken van de kantonrechter van 29 april 2022 en het arrest van het hof van 5 september 2023 gezag van gewijsde hebben gekregen en er geen reden is voor herroeping van het arrest. [2]
2.11.
Zoals hiervoor overwogen, had Marcan de mogelijkheid (en die had zij ook moeten benutten) om in het hoger beroep consequenties te verbinden aan haar stelling dat [verweerster] gebruik heeft gemaakt van onjuiste cijfers. Dit had zich dan, als Marcan hierin gelijk zou hebben gekregen, naar alle waarschijnlijkheid vertaald in een andere proceskostenveroordeling. Het hof heeft zijn arrest van 5 september 2023 in hoger beroep een beslissing gegeven over de proceskosten en die beslissing is onherroepelijk geworden, omdat de cassatietermijn ongebruik is verstreken. Het arrest kan op de door Marcan aangevoerde argumenten ook niet worden herroepen, omdat het argument dat de financiële stukken van [verweerster] niet zouden kloppen, niet pas na het arrest bekend zijn geworden. Marcan heeft dit argument immers in het hoger beroep al genoemd. Daarom kan Marcan niet, in een nieuwe procedure, alsnog aanspraak maken op de (proces)kosten die zij voor de eerdere procedure heeft gemaakt, ook niet als zij nu aanspraak wil maken op een hoger bedrag en/of die aanspraak nu wil baseren op een onrechtmatige daad of misbruik van procesrecht.
Proceskosten
2.12.
Marcan moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 289 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [verweerster] € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 813. Hier kan nog een bedrag bijkomen als deze beschikking wordt betekend.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Deze beschikking wordt wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 288 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek af;
3.2.
veroordeelt Marcan in de proceskosten, die aan de kant van [verweerster] worden begroot op € 813,-;
3.3.
verklaart deze beschikking wat de proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Zie HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250, NJ 2018/45.
2.Zie HR 18 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:727.