ECLI:NL:RBROT:2024:4175

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
10.324944.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor ontucht en aanranding

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht en aanranding. De feiten vonden plaats op 12 juni 2022, toen de verdachte het slachtoffer, terwijl zij sliep in zijn auto, betastte en later ook aanrandde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel ontuchtige handelingen als aanranding van de eerbaarheid van het slachtoffer. De verklaringen van het slachtoffer werden als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen beïnvloed waren door alcohol en medicatie. DNA-onderzoek bevestigde de aanwezigheid van speeksel van de verdachte op het lichaam van het slachtoffer, wat de verklaringen van het slachtoffer ondersteunde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 1.500,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en dat dergelijk gedrag niet wordt getolereerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.324944.22
Datum uitspraak: 7 mei 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres],
raadsman mr. G. Onnink, advocaat te Diemen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 23 april 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat de verklaring van aangeefster niet betrouwbaar is. Aangeefster heeft in de nacht voordat het incident zou hebben plaatsgevonden alcohol gedronken. Aangeefster gebruikt ook zware medicatie tegen allergieën. Dit heeft haar beleving van wat er is gebeurd in de auto beïnvloed. Verder komt het aantreffen van speeksel van de verdachte op de linkerborst en -tepel van aangeefster doordat de verdachte kauwgom kauwde in de auto. Toen hij de kauwgom uit zijn mond haalde en weg wilde gooien, pakte aangeefster zijn hand en bracht deze naar haar linkerborst. De verdachte trok zijn hand weg, maar hij sluit niet uit dat zijn hand haar borst toen geraakt heeft. Op die manier kan er wat van zijn speeksel op de borst van aangeefster terecht zijn gekomen. Het aantreffen van speeksel op de borst en tepel van aangeefster is dus geen bewijs voor het tenlastegelegde feit.
4.1.2.
Beoordeling
Verklaringen aangeefster
Aangeefster heeft op verschillende momenten verklaringen afgelegd: op het moment dat zij zich meldde bij de politie, tijdens het informatief gesprek zeden en bij de aangifte. Hoewel de verklaringen op enkele details van elkaar verschillen, zijn deze voor het overgrote deel consistent. De stelling van de verdediging, dat aangeefster zodanig onder invloed was van alcohol, zware medicatie of een combinatie daarvan was dat dit invloed heeft op de betrouwbaarheid van haar verklaringen, vindt geen steun in het dossier. Daar komt nog bij dat geen van de verbalisanten die de verklaringen van aangeefster hebben opgenomen daar enige opmerking over heeft gemaakt. Dit verweer wordt verworpen.
In haar aangifte verklaart aangeefster als volgt. Zij is na een avondje stappen bij de verdachte in de auto gestapt. Hij zou haar tegen een vergoeding naar huis brengen. Zij viel op de achterbank in slaap en schrok vervolgens wakker doordat de verdachte zijn hand tussen haar benen stak en over haar broek in haar vagina greep. Zij raakte hierdoor verstijfd, deed haar benen bij elkaar en vroeg hem waarom hij dat deed, waarna hij zijn hand terugtrok. Op een later moment, nadat de verdachte de auto had geparkeerd, is hij naast het slachtoffer gaan zitten en heeft hij haar opnieuw tussen haar benen betast. Hij heeft toen ook een knoopje van haar blouse geopend en aan haar borst en tepel gelikt en gezogen.
DNA-onderzoek
Er is een DNA-onderzoek verricht op de kleding en het lichaam van aangeefster. Uit de resultaten van dit onderzoek leidt de rechtbank af, dat er speeksel van de verdachte zit op de linkerborst en -tepel van aangeefster. Deze onderzoeksresultaten bevestigen het gedeelte van de verklaring van aangeefster, waarin zij zegt dat de verdachte aan haar borst en tepel heeft gelikt en gezogen.
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft drie verklaringen afgelegd bij de politie. De verklaring van de verdachte wisselt sterk per verhoor, waarbij opvalt dat de verklaring van de verdachte steeds verandert als hij wordt geconfronteerd met nieuwe bevindingen, zoals de resultaten van het DNA-onderzoek. Tijdens de zitting heeft de verdachte opnieuw een andere verklaring afgelegd, zoals hierboven weergegeven bij het standpunt van de verdediging. De verklaringen van de verdachte lijken strategisch te zijn afgelegd, steeds in reactie op nieuwe informatie. Deze inconsistenties in de verklaringen, gepaard met het feit dat de verdachte in de eerste twee verhoren niets heeft verklaard over het eventueel aanraken van de borst van aangeefster, maken dat de rechtbank de alternatieve lezing van de verdachte over hoe zijn DNA op de borst van aangeefster is gekomen niet aannemelijk acht.
Zowel primair als subsidiair bewezen
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster op 12 juni 2022 heeft betast terwijl zij op de achterbank lag te slapen en dat hij haar daarna opnieuw heeft aangerand toen zij wakker was. Beide incidenten zijn zowel in het primair als in het subsidiair tenlastegelegde opgenomen. Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat het incident dat zich als eerste afspeelde, waarbij de verdachte zijn hand in het kruis van aangeefster heeft gebracht terwijl zij sliep, bewezen kan worden als het subsidiair tenlastegelegde en het tweede incident als het primair tenlastegelegde. De rechtbank zal daarom, in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2187, zowel het primair tenlastegelegde als het subsidiair tenlastegelegde bewezen verklaren.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Tweede incident
hij op 12 juni 2022 te Vlaardingen ,
door een feitelijkheid [slachtoffer],
heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige
handeling, te weten het
- grijpen in de met kleding bedekte schaamstreek van die [slachtoffer] en- wrijven over en/of likken van en zuigen aan
de ontblote borst(en) en/of tepel van die [slachtoffer],
en de feitelijkheid heeft bestaan uit het
onverhoeds brengen van zijn, verdachtes, hand naar de broek ter
hoogte van de schaamstreek van die [slachtoffer] enbrengen van zijn, verdachtes, mond naar de borst van die [slachtoffer];
en
Eerste incident
hij op 12 juni 2022 in Nederland,
met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
lichamelijke onmacht verkeerde, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
- grijpen in en duwen op de met kleding bedekte vagina van die [slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
de voortgezette handeling van
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
en
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van lichamelijke onmacht verkeert ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met het slachtoffer terwijl zij sliep en aan aanranding van de eerbaarheid van het slachtoffer. Dit zijn ernstige feiten die grote impact hebben op het slachtoffer. Zij is na een avondje stappen met haar vriendin bij de verdachte in de auto gestapt met de verwachting dat hij haar, voor een vergoeding, thuis zou brengen. Het was een lange nacht geweest en zij viel op de achterbank in slaap terwijl de verdachte haar naar huis reed. De verdachte heeft misbruik gemaakt van deze situatie door het slachtoffer toen ontuchtig te betasten.
Het is bovendien niet bij dit misbruik gebleven. Niet veel later heeft hij haar aangerand, door onverhoeds wederom ontuchtige handelingen met het slachtoffer te plegen. De verdachte heeft hiermee haar lichamelijke integriteit geschonden. Het wordt hem ernstig aangerekend dat hij dit bovendien deed nadat hij haar al eerder had betast en het hem, gelet op haar reactie, meer dan duidelijk had moeten zijn dat zij hier niet van gediend was.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 april 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de persoon van de verdachte. Hoewel in soortgelijke zaken ook een gevangenisstraf pleegt te worden opgelegd, ziet de rechtbank daar in dit geval geen aanleiding toe, mede gelet op het feit dat de feiten bijna twee jaar geleden zijn gepleegd. De verdachte is sindsdien niet meer in aanraking gekomen met de politie. Een taakstraf acht de rechtbank daarom beter passend in dit geval.
Naast de taakstraf zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van één maand met een proeftijd van twee jaar. De verdachte heeft zich vergrepen aan een jonge
vrouw. Het is van belang dat het de verdachte duidelijk is dat dit soort gedrag niet wordt geaccepteerd en dat er een stok achter de deur is voor het geval hij in de verleiding komt om zich opnieuw te misdragen. De dreiging van een gevangenisstraf is daarvoor een passend middel.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [benadeelde partij] ter zake van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De vordering kan tot een bedrag van € 1.500,- worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De uitspraak die de benadeelde partij als onderbouwing heeft gebruikt voor haar vordering is niet vergelijkbaar met de onderhavige zaak. In plaats daarvan moet aansluiting worden gezocht bij uitspraken die qua aard en ernst beter aansluiten bij de onderhavige feiten.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partij moet niet-ontvankelijk worden verklaard, primair vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de verdediging betwist dat aangeefster zich onveilig zou voelen als gevolg van de incidenten.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De aard en de ernst van de feiten brengen met zich mee dat de nadelige gevolgen voor aangeefster zozeer voor de hand liggen dat daarmee sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel
6:106 BW.
De schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.500,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 56, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf
dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
178 (honderdachtenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
89 (negenentachtig) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen een bedrag van
€1.500,- (zegge: duizendvijfhonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 1.500,-(hoofdsom,
zegge: duizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.500,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
25 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.V. Scheffers, voorzitter en mrs. R.H. Kroon en J.T.P Pot,
rechters, in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 7 mei 2024.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in
Nederland,
door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een
andere feitelijkheid, te weten [slachtoffer],
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten het meermalen, althans eenmaal,
- grijpen in en/of duwen op, althans het aanraken van de (met kleding bedekte)
vagina, althans schaamstreek, van die [slachtoffer] en/of
- ( onderwijl en/of vervolgens) het wrijven over en/of likken van en/of zuigen aan
en/of bijten in (de ontblote) borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
(onverhoeds) (meermalen) brengen van zijn, verdachtes, hand(en) naar de broek ter
hoogte van de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
brengen van zijn, verdachtes, mond naar de borst(en) van die [slachtoffer];
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juni 2022 te Vlaardingen en/of Rotterdam, althans in
Nederland,
met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, een of
meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het meermalen, althans
eenmaal,
- grijpen in en/of duwen op, althans het aanraken van de (met kleding bedekte)
vagina, althans schaamstreek, van die [slachtoffer] en/of
- ( onderwijl en/of vervolgens) het wrijven over en/of likken van en/of zuigen aan
en/of bijten in (de ontblote) borst(en) en/of tepel(s) van die [slachtoffer],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
(onverhoeds) (meermalen) brengen van zijn, verdachtes, hand(en) naar de broek ter
hoogte van de schaamstreek van die [slachtoffer] en/of
brengen van zijn, verdachtes, mond naar de borst(en) van die [slachtoffer]