Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding van 15 april 2024, met bijlagen E-1 tot en met E-36;
- de aangepaste bijlage E-8 en de bijlagen E-37 tot en met E-40 van Swartberg;
- de bijlagen 1 tot en met 13 van [gedaagde 1] c.s.;
- de mondelinge behandeling op 29 april 2024;
- de pleitaantekeningen van mr. Flameling;
- de spreekaantekeningen van mr. Kolkman.
2.De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
Handlungsort) zich niet in het arrondissement van deze rechtbank bevindt. Het (vermeende) opmaken en versturen van de vermeend valse facturen, pakbonnen met vervalste handtekeningen en vervalste transportdocumenten heeft namelijk plaatsgevonden in Enschede en/of Vriezenveen, aangezien [gedaagde 1] daar (statutair) is gevestigd, [gedaagde 2] daar woont en er geen aanwijzingen zijn dat deze handelingen ergens anders hebben plaatsgevonden. Enschede en Vriezenveen zijn niet gelegen in het rechtsgebied van de rechtbank Rotterdam. Daar komt bij dat, hoewel de gestelde schade van Swartberg in het arrondissement van de rechtbank Rotterdam wordt geleden, dat bij gebrek aan andere aanknopingspunten, niet kan worden aangemerkt als de plaats waar die schade is ingetreden (het
Erfolgsort). De gestelde schade bestaat in deze zaak namelijk uitsluitend in een financieel verlies dat rechtstreeks intreedt op de bankrekening van Swartberg en is het rechtstreekse gevolg van een gestelde onrechtmatige gedraging die zich heeft voorgedaan op een andere plaats (zie ECLI:EU:C:2016:449, overwegingen 38-40 en ECLI:NL:HR:2017:2358, overweging 3.4.1). Het beroep van Swartberg op een arrest van de Hoge Raad van 21 september 2001 faalt omdat het achterhaald is door de hiervoor genoemde rechtspraak.