ECLI:NL:RBROT:2024:4169

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
C/10/677093 / KG ZA 24-314
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een kort geding inzake betaling van onverschuldigd betaalde facturen en relatieve bevoegdheid van de voorzieningenrechter

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Swartberg Levensmiddelen Fabrieken B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] over de betaling van een geldsom. Swartberg heeft een deel van de facturen aan [gedaagde 1] betaald, maar stelt dat deze betalingen onverschuldigd zijn gedaan, omdat er geen bestelopdracht aan de facturen ten grondslag ligt en er geen etiketten zijn geleverd. Swartberg beschuldigt [gedaagde 2], de bestuurder van [gedaagde 1], van malversaties, waaronder het verstrekken van vervalste documenten. Swartberg eist dat [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van € 465.173,61, vermeerderd met rente.

De gedaagden hebben zich verweerd door te stellen dat de voorzieningenrechter in Rotterdam niet bevoegd is, omdat de zaak volgens hen moet worden behandeld door de voorzieningenrechter van hun woonplaats. De voorzieningenrechter heeft de relatieve bevoegdheid beoordeeld en geconcludeerd dat de zaak niet in Rotterdam kan worden behandeld, omdat de vermeende onrechtmatige handelingen en de schade zich hebben voorgedaan in Enschede en Vriezenveen. De voorzieningenrechter heeft daarom de zaak verwezen naar de afdeling Kanton en Handel van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, voor verdere behandeling.

De beslissing van de voorzieningenrechter is op 3 mei 2024 openbaar uitgesproken en houdt in dat de zaak in de stand waarin deze zich bevindt, wordt verwezen naar de Rechtbank Overijssel. De griffier is opgedragen om de processtukken en een afschrift van het vonnis naar de nieuwe rechtbank te sturen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/677093 / KG ZA 24-314
Vonnis in kort geding (bij vervroeging) van 3 mei 2024
in de zaak van
SWARTBERG LEVENSMIDDELEN FABRIEKEN B.V.,
statutaire vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
advocaten mrs. L.R. van Hee en H.T. Flameling te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1],

statutaire vestigingsplaats: Enschede,
2.
[gedaagde 2],
woonplaats: Vriezenveen,
gedaagden,
advocaat mr. F. Kolkman te Almelo.
De partijen worden hierna afzonderlijk Swartberg, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd. De gedaagden worden hierna samen in vrouwelijk enkelvoud [gedaagde 1] c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 april 2024, met bijlagen E-1 tot en met E-36;
  • de aangepaste bijlage E-8 en de bijlagen E-37 tot en met E-40 van Swartberg;
  • de bijlagen 1 tot en met 13 van [gedaagde 1] c.s.;
  • de mondelinge behandeling op 29 april 2024;
  • de pleitaantekeningen van mr. Flameling;
  • de spreekaantekeningen van mr. Kolkman.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde 1] heeft facturen aan Swartberg gestuurd voor etiketten. Swartberg heeft een deel van de facturen betaald. Volgens Swartberg zijn die facturen – achteraf gezien – onverschuldigd aan [gedaagde 1] betaald, omdat uit een door haar uitgevoerd onderzoek is gebleken dat aan die facturen geen bestelopdracht ten grondslag ligt en er op grond van die facturen ook geen etiketten door [gedaagde 1] aan Swartberg zijn geleverd. Omdat de facturatie vanuit [gedaagde 1] plaatsvond door haar bestuurder [gedaagde 2] en hij Swartberg heeft voorzien van pakbonnen met vervalste handtekeningen en vervalste transportdocumenten, en uit de correspondentie blijkt dat alles via [gedaagde 2] liep, kan [gedaagde 2] volgens Swartberg persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt van de malversaties. Daarom eist Swartberg in deze zaak – na vermindering van haar eis – dat [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld om een gedeelte van de ten onrechte betaalde facturen à € 465.173,61 (met rente) aan Swartberg te betalen.
[gedaagde 1] c.s. is het inhoudelijk niet eens met de eis van Swartberg, maar beroept zich in de eerste plaats op de relatieve onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in deze rechtbank. Volgens [gedaagde 1] c.s. is alleen de voorzieningenrechter van de woonplaats van [gedaagde 1] c.s. bevoegd om deze zaak te behandelen. De voorzieningenrechter verwijst deze zaak voor verdere behandeling en beslissing naar de voorzieningenrechter van de afdeling Kanton en Handel van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo. Dit wordt hierna uitgelegd.
Relatieve bevoegdheid
2.2.
[gedaagde 1] c.s. heeft zich op tijd op de relatieve onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in deze rechtbank beroepen (artikel 110 lid 1 Rv). De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of zij relatief bevoegd is om deze zaak te behandelen. Dat is niet het geval.
2.3.
De hoofdregel is dat de rechter van de woonplaats van de gedaagde(n) bevoegd is om de zaak te behandelen (artikel 99 lid 1 Rv). Op die hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen, dat strikt moet worden uitgelegd. Eén van die uitzonderingen doet zich voor als de eis in de zaak is gebaseerd op een onrechtmatige daad, zoals in deze zaak bestuurdersaansprakelijkheid. In dat geval is óók de rechter van de plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan bevoegd om de zaak te behandelen (artikel 102 Rv). Deze uitzondering is afgeleid van artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Vo. Uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over dat artikel blijkt dat onder het begrip ‘plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan’ niet alleen valt de plaats waar het schade brengende feit zich heeft voorgedaan (of zich kan voordoen), maar ook de plaats waar de schade is ingetreden (ECLI:EU:C:2016:449, overwegingen 25 en 26).
2.4.
Zonder vooruit te lopen op de vraag of [gedaagde 2] daadwerkelijk onrechtmatig heeft gehandeld of Swartberg daadwerkelijk schade heeft geleden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de plaats waar het vermeende schade brengende feit zich heeft voorgedaan (het
Handlungsort) zich niet in het arrondissement van deze rechtbank bevindt. Het (vermeende) opmaken en versturen van de vermeend valse facturen, pakbonnen met vervalste handtekeningen en vervalste transportdocumenten heeft namelijk plaatsgevonden in Enschede en/of Vriezenveen, aangezien [gedaagde 1] daar (statutair) is gevestigd, [gedaagde 2] daar woont en er geen aanwijzingen zijn dat deze handelingen ergens anders hebben plaatsgevonden. Enschede en Vriezenveen zijn niet gelegen in het rechtsgebied van de rechtbank Rotterdam. Daar komt bij dat, hoewel de gestelde schade van Swartberg in het arrondissement van de rechtbank Rotterdam wordt geleden, dat bij gebrek aan andere aanknopingspunten, niet kan worden aangemerkt als de plaats waar die schade is ingetreden (het
Erfolgsort). De gestelde schade bestaat in deze zaak namelijk uitsluitend in een financieel verlies dat rechtstreeks intreedt op de bankrekening van Swartberg en is het rechtstreekse gevolg van een gestelde onrechtmatige gedraging die zich heeft voorgedaan op een andere plaats (zie ECLI:EU:C:2016:449, overwegingen 38-40 en ECLI:NL:HR:2017:2358, overweging 3.4.1). Het beroep van Swartberg op een arrest van de Hoge Raad van 21 september 2001 faalt omdat het achterhaald is door de hiervoor genoemde rechtspraak.
2.5.
De conclusie luidt dan ook dat zowel op grond van de hoofdregel van artikel 99 lid 1 Rv, als op grond van de uitzondering van artikel 102 Rv de rechter van de woonplaats van [gedaagde 1] c.s. bevoegd is om deze zaak te behandelen. Dat is niet de voorzieningenrechter in deze rechtbank, omdat [gedaagde 1] is gevestigd in Enschede en [gedaagde 2] in Vriezenveen woont. Die plaatsen bevinden zich in het rechtsgebied van de Rechtbank Overijssel. Die rechtbank heeft meerdere zittingslocaties. Aangezien op de zittingslocatie in Enschede alleen kantonzaken worden behandeld en deze zaak geen kantonzaak is, verwijst de voorzieningenrechter deze zaak naar de voorzieningenrechter van de afdeling Kanton en Handel van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo. De griffier van die rechtbank informeert partijen over het verdere verloop van de zaak.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt voor verdere behandeling en beslissing naar de voorzieningenrechter van de afdeling Kanton en Handel van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo;
3.2.
draagt de griffier op om de processtukken en een afschrift van dit vonnis zo snel mogelijk aan de griffier van de afdeling Kanton en Handel van de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, te sturen.
Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
3349 / 2009