ECLI:NL:RBROT:2024:407
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van Ziektewet-uitkering en de vraag naar verzekeringsplichtige arbeid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de herziening van een Ziektewet (ZW) uitkering. De eiser, werkzaam als steigerbouwer, had zich ziekgemeld na een ongeval op 25 mei 2021 en ontving sindsdien een ZW-uitkering. Het UWV heeft echter de uitkering stopgezet en later herzien, omdat zij van mening was dat eiser niet verzekerd was voor de werknemersverzekeringen. Dit besluit was gebaseerd op een onderzoek naar de rechtmatigheid van de ZW-uitkering, waaruit bleek dat er geen sprake was van een gezagsverhouding tussen eiser en zijn werkgever, [naam bedrijf 1].
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV voldoende bewijs heeft geleverd dat er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking was tussen eiser en [naam bedrijf 1]. De rechtbank oordeelde dat eiser niet kon aantonen dat de bevindingen van het UWV onjuist waren. De rechter benadrukte dat het aan het UWV was om de nodige feiten te verzamelen en dat eiser de onjuistheid van de conclusies van het UWV moest weerleggen met objectieve gegevens.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de herziening van de ZW-uitkering door het UWV terecht was. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om in hoger beroep te gaan.