In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting De Leeuw van Putten en twee gedaagden, die een woning huren van de stichting. De gedaagden hebben een huurachterstand van € 2.764,10 opgebouwd en hebben de huur niet op tijd betaald. De Leeuw heeft de gedaagden aangesproken op hun betalingsverplichtingen en verzocht om de huurovereenkomst te ontbinden en de gedaagden te laten ontruimen. De partijen hebben een betalingsregeling afgesproken waarbij gedaagden maandelijks € 150,00 aflossen bovenop de lopende huurprijs. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden de huurachterstand moeten betalen en dat de huurovereenkomst kan worden ontbonden als zij zich niet aan de betalingsregeling houden. De rechter heeft ook geoordeeld dat de bepaling over de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten in de huurovereenkomst oneerlijk is en deze vernietigd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat De Leeuw het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als de gedaagden in hoger beroep gaan. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag en de gebruiksvergoeding, en hen opgedragen de woning binnen veertien dagen na ontbinding te ontruimen.