ECLI:NL:RBROT:2024:388

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
10818638 VZ VERZ 23-10009
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vernietiging van ontslag op staande voet en loonvordering door onder bewind gestelde werkneemster

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2024, is een verzoek ingediend door een werkneemster die onder bewind is gesteld. Het verzoekschrift is op 28 november 2023 ontvangen, op dezelfde dag dat de werkneemster onder bewind is gesteld door de Rechtbank Midden-Nederland vanwege problematische schulden. De werkneemster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Spigt, heeft een verzoek ingediend tot vernietiging van een ontslag op staande voet en een loonvordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 1:441 BW, alleen de bewindvoerder de procedure kan instellen. Dit betekent dat de bewindvoerder als formele procespartij moet optreden in deze zaak.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2024 was de werkneemster aanwezig, samen met haar gemachtigde. De kantonrechter heeft de werkneemster de gelegenheid gegeven om een verklaring in te dienen waaruit blijkt dat de bewindvoerder de procedure overneemt. Deze verklaring moet uiterlijk op 6 februari 2024 worden ingediend, anders zal de werkneemster niet-ontvankelijk worden verklaard. De kantonrechter heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot deze datum en verdere beslissingen zijn opgeschort.

De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. C.J. Frikkee, die de zaak heeft behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de bewindvoerder in procedures waarbij een onder bewind gestelde persoon betrokken is, vooral in het kader van arbeidsrechtelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10818638 VZ VERZ 23-10009
datum uitspraak: 23 januari 2024
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.A. Spigt,
tegen
[verweerder01], handelend onder de naam
[handelsnaam01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
verweerder,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘werkneemster’ en ‘werkgever’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift (ontvangen op 28 november 2023), met bijlage;
  • de mail van de gemachtigde van werkneemster, met bijlagen.
1.2.
Op 16 januari 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: namens werkneemster mr. J.A. Spigt en werkgever in persoon.

2.De beoordeling

2.1.
Uit de nadere producties van werkneemster blijkt dat zij bij beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland van 28 november 2023 onder beschermingsbewind is gesteld in verband met problematische schulden, met Stichting Bewindvoering.nl als bewindvoerder. Het verzoekschrift in de onderhavige procedure is gedateerd 27 november 2023 en is op 28 november 2023 ter griffie ontvangen. De procedure is pas aanhangig vanaf het moment dat het verzoekschrift door de rechtbank is ontvangen. Dit was op dezelfde dag dat werkneemster onder bewind is gesteld.
2.2.
De kantonrechter is van oordeel dat deze procedure op grond van het bepaalde in artikel 1:441 BW slechts door de bewindvoerder kan worden ingesteld. Het gaat in deze zaak om een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet en een loonvordering. De uit de arbeidsovereenkomst (eventuele) voortvloeiende rechten van werkneemster zijn aan te merken als goederen in de zin van artikel 1:431 lid 1 BW. [1] De bewindvoerder dient daarom op te treden ten behoeve van werkneemster als formele procespartij in een procedure als de onderhavige.
2.3.
De kantonrechter zal werkneemster in de gelegenheid stellen een verklaring in het geding te brengen waaruit blijkt dat de bewindvoerder de procedure als formele procespartij overneemt. Deze verklaring dient uiterlijk op dinsdag 6 februari 2024 te zijn ontvangen. Indien de verklaring niet tijdig wordt ontvangen zal werkneemster niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
houdt de behandeling van de zaak aan tot
dinsdag 6 februari 2024;
3.2.
stelt werkneemster in de gelegenheid een verklaring in het geding te brengen waaruit blijkt dat de bewindvoerder de procedure als formele procespartij overneemt;
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee en in het openbaar uitgesproken.
26975

Voetnoten

1.Hof Amsterdam 20 april 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1233.