Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[handelsnaam01],
1.De procedure
- het verzoekschrift (ontvangen op 28 november 2023), met bijlage;
- de mail van de gemachtigde van werkneemster, met bijlagen.
2.De beoordeling
3.De beslissing
dinsdag 6 februari 2024;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2024, is een verzoek ingediend door een werkneemster die onder bewind is gesteld. Het verzoekschrift is op 28 november 2023 ontvangen, op dezelfde dag dat de werkneemster onder bewind is gesteld door de Rechtbank Midden-Nederland vanwege problematische schulden. De werkneemster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.A. Spigt, heeft een verzoek ingediend tot vernietiging van een ontslag op staande voet en een loonvordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 1:441 BW, alleen de bewindvoerder de procedure kan instellen. Dit betekent dat de bewindvoerder als formele procespartij moet optreden in deze zaak.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2024 was de werkneemster aanwezig, samen met haar gemachtigde. De kantonrechter heeft de werkneemster de gelegenheid gegeven om een verklaring in te dienen waaruit blijkt dat de bewindvoerder de procedure overneemt. Deze verklaring moet uiterlijk op 6 februari 2024 worden ingediend, anders zal de werkneemster niet-ontvankelijk worden verklaard. De kantonrechter heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot deze datum en verdere beslissingen zijn opgeschort.
De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. C.J. Frikkee, die de zaak heeft behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van de rol van de bewindvoerder in procedures waarbij een onder bewind gestelde persoon betrokken is, vooral in het kader van arbeidsrechtelijke geschillen.