6.1.Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.1.1.De rechtbank moet beoordelen of in voldoende mate vast staat dat eiseres de door [naam instantie] gestelde overtreding van artikel 3, aanhef en onder b, artikel 6, derde lid, en Bijlage 1, Hoofstuk 1, paragraaf 1 en paragraaf 2 onder a, van de Transportverordening heeft begaan. Uit die onderdelen van de Transportverordening volgt kort gezegd dat een bedrijf geen dieren mag vervoeren die ongeschikt zijn om te worden vervoerd, waarvan onder meer sprake is als de dieren niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Aangezien de constateringen van de toezichthoudend dierenarts pas na het transport zijn gedaan (zoals gebruikelijk is), dient de toezichthoudend dierenarts in het rapport van bevindingen te motiveren dat het dier al voorafgaande aan het vervoer niet geschikt was voor transport, namelijk niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen.
6.1.2.Naar het oordeel van de rechtbank blijkt in voldoende mate uit het rapport van bevindingen wat eiseres wordt verweten. De toezichthoudend dierenarts heeft een rund waargenomen dat nauwelijks op de rechter achterpoot steunde tijdens verplaatsen en stilstaan. Hij zag dat de rechter achterpoot van het rund, net boven de hoef, verdikt was en dat de kroonrand zichtbaar gezwollen was. De onderpoot van de rechter achterpoot was volgens hem zichtbaar dikker dan de linker achterpoot en bij aanraking voelde de zwelling warm aan. Het rund trok haar poot terug bij lichte aanraking van de zwelling. Hieruit leidde de toezichthoudend dierenarts af dat de zwelling pijnlijk was. Deze symptomen (zwelling, warmte en pijnlijkheid) duiden volgens hem op een ontsteking. Omdat het minimaal een etmaal duurt voordat de zwelling deze omvang heeft, moet de ontsteking volgens de toezichthoudend dierenarts minimaal een dag oud, zo niet nog ouder, zijn geweest op het moment van zijn waarneming.
6.1.3.Eiseres heeft de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts niet gemotiveerd weerlegd, bijvoorbeeld door middel van een veterinaire onderbouwing door een (bedrijfs)dierenarts. De enkele stelling dat het rund in haar optiek geen pijn heeft gehad, is zonder die nadere onderbouwing onvoldoende om aan de conclusies van de toezichthoudend dierenarts te twijfelen. Dat de toezichthoudend dierenarts in het rapport van bevindingen niet iedere stap in het door hem verrichte onderzoek tot in detail heeft beschreven, is onvoldoende voor twijfel aan zijn waarnemingen en conclusies. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar ter zitting ingenomen standpunt dat het rapport van bevindingen om die reden te vaag is en dat een andere dierenarts daar niets mee zou kunnen. Ook heeft eiseres de conclusies van de toezichthoudend dierenarts over de datering van het ontstaan van de waargenomen aandoening niet gemotiveerd bestreden, zodat evenmin aanleiding bestaat voor twijfel aan die conclusies. [naam instantie] heeft er in het verweerschrift ook terecht op gewezen dat de chauffeur zelf aan de toezichthoudend dierenarts heeft verklaard dat het “niet zo'n beste was” en dat het rund “er op [liep], maar niet heel snel” en dat de veehouder heeft verklaard dat het rund is afgevoerd vanwege een ontsteking aan de poot. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de symptomen acuut tijdens het transport zijn ontstaan. Het standpunt van eiseres over de melkgift volgt de rechtbank evenmin. De (vervangend) toezichthoudend dierenarts heeft dit standpunt voldoende ontkracht in bijlage 3 bij het bestreden besluit waarin staat:
“(…) Melkgift is een metabolisch proces dat pas stilvalt als het rund in kwestie zelf metabool in forse problemen komt. (…) Melkgift daalt niet of nauwelijks bij een lokale pijn ook al loopt het rund daardoor op 3 poten”.
6.1.4.Daarom is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat het rund voorafgaand aan het transport of op het moment dat het rund voor het transport werd opgeladen niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen en daardoor ongeschikt was om te worden vervoerd. De bij het rapport als bijlagen opgenomen foto’s ondersteunen de bevindingen in het rapport. Uit die foto’s blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat alleen de voorkant van de rechter achterhoef de grond raakt, waarmee het rund de rechter achterpoot ontlast, en dat dit bij de andere drie poten duidelijk anders is.
6.1.5.[naam instantie] stelt zich verder terecht op het standpunt dat het VKI-formulier vooral dient voor het monitoren van het medicijngebruik en ziektes die de veiligheid van het vlees in gevaar kunnen brengen teneinde te waarborgen dat de volksgezondheid niet in het gedrang komt. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom aan dit formulier niet de betekenis worden gehecht die eiseres wenst, temeer nu dit door de veehouder zelf is ingevuld.
6.1.6.[naam instantie] stelt zich in het bestreden besluit terecht dat de dagtekening van het definitieve rapport van bevindingen niet betekent dat de toezichthoudend dierenarts (pas) op die datum zijn bevindingen op papier heeft gezet. Een toezichthoudend dierenarts kan bijvoorbeeld op het moment van constateren direct een aantekening maken van zijn waarnemingen, en die later vastleggen in een rapport. Dat kan soms enige tijd duren door drukte of doordat het rapport nog door een andere afdeling van de NVWA wordt beoordeeld, maar de waarnemingen en bevindingen worden dus wel op de dag zelf vastgelegd. De rechtbank stelt vast dat eiseres dit standpunt niet gemotiveerd heeft betwist. Ter zitting heeft de toezichthoudend dierenarts nog toegelicht dat de datum van een rapport van bevindingen “opschuift” iedere keer als hij daarin iets aanpast of daaraan iets toevoegt. De rechtbank acht dit aannemelijk.
6.1.7.Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres in strijd heeft gehandeld met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, alsmede in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 6, derde lid, gelet op Bijlage I, Hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, aanhef en onder punt a, van de Transportverordening. Verweerder was daarom in beginsel bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
Kan de overtreding eiseres worden verweten?
7. Eiseres betoogt dat de verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht ontbreekt. Ten tijde van de aanvang van het transport heeft de chauffeur geen bijzonderheden aan het rund gezien op grond waarvan hij moest concluderen dat het rund niet geschikt was voor transport.