ECLI:NL:RBROT:2024:3866

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
29 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/663
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor het vervoeren van een ongeschikt rund

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 1 mei 2024, wordt het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete van € 3.000,- behandeld. De boete is opgelegd door [naam instantie] wegens het vervoeren van een rund dat niet geschikt was voor transport, omdat het dier niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. De rechtbank oordeelt dat de overtreding vaststaat en dat de boete terecht is opgelegd. Eiseres had eerder al een boete voor een soortgelijke overtreding ontvangen, wat heeft geleid tot een verhoging van het standaard boetebedrag. De rechtbank concludeert dat er geen strijd is met het evenredigheidsbeginsel en dat de redelijke termijn niet is overschreden. De rechtbank bevestigt de rechtmatigheid van de opgelegde boete en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/663

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 mei 2024 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.A. van Kooten-de Jong),
en

[naam instantie]

(gemachtigde: mr. F. Peters van Neijenhof).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de door [naam instantie] aan haar opgelegde bestuurlijke boete van € 3.000,- vanwege overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften. Hiertoe heeft [naam instantie] op 29 juli 2022 besloten.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 december 2022 op het bezwaar van eiseres is [naam instantie] bij dat besluit gebleven.
1.2.
[naam instantie] heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 25 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [persoon A] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van [naam instantie] en [persoon B] , als toezichthoudend dierenarts werkzaam bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van het besluit

2. [naam instantie] heeft zijn besluit gebaseerd op het rapport van bevindingen van 3 november 2021 (2021/167738/132347), opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA.
2.1.
In het rapport van bevindingen staat onder meer het volgende:
“(…) Bevinding(en):
Datum en tijdstip van de bevinding: 27 augustus 2021, omstreeks 10:00 uur.
Ik heb in het bedrijf aangesproken: de heer (…); functie: chauffeur.
Tijdens mijn inspectie bevond ik mij bij de stal van [naam bedrijf] . Ik zag daar uit een veewagen met kenteken [kentekennummer] (zie foto 4) een rund gelost worden met oornummer [oornummer] , dat nauwelijks op de rechter achterpoot steunde tijdens verplaatsen en stilstaan (kreupelheid 4 uit 5 waarbij 1 uit 5 niet kreupel is en het dier normaal loopt en 5 uit 5 de poot helemaal niet belast wordt en het dier hinkelt). Ik zag dat de rechter achterpoot, net boven de hoef, verdikt was (zie foto 1). Ik zag dat de kroonrand zichtbaar gezwollen was (zie foto 1). De onderpoot van de rechter achterpoot was zichtbaar dikker dan de linker achterpoot (zie foto's 2 en 3) en bij aanraking bleek de zwelling warm aan te voelen. De zwelling bleek, gelet op de verhoogde gevoeligheid bij aanraking (het rund trok haar poot terug bij lichte aanraking van de zwelling), pijnlijk te zijn. Genoemde symptomen (zwelling, warmte en pijnlijkheid) duiden op een ontsteking, in dit geval van de rechter achterklauw. Omdat het minimaal een etmaal duurt voordat de zwelling de omvang heeft zoals hier is waargenomen moet de ontsteking minimaal een dag oud, zo niet ouder dan een dag, zijn geweest op het moment van mijn waarneming.
(…) Volgens de afleverlijst is het rund op 27-08-2021 vervoerd naar [naam bedrijf] . (zie bijlage afleverlijst). Aangezien mijn controle op dezelfde dag plaatsvond, maak ik hieruit op dat de aandoening aanwezig was voor het voorgenomen transport.
Bij het vervoer werd het rund gedwongen om de rechter achterpoot te belasten, door beweging van de veewagen waarin het rund vervoerd was. Beweging bij bochten, gas geven, remmen of hobbels in de weg zijn zeer pijnlijk bij een kroonrandontsteking, gezien het rund dan gedwongen wordt de pijnlijke poot te belasten om het evenwicht te bewaren. Het vervoer heeft onnodig extra lijden voor het rund tot gevolg gehad. (…)
Aan de hand van de van de chauffeur verkregen vervoersvergunning stelde ik vast dat [naam eiseres] . uit [plaats] de vervoerder was (zie bijlage vervoersvergunning met nummer [nummer] ). (…)
Ik bracht de heer [persoon C] , chauffeur, van mijn bevindingen op de hoogte en zegde ter zake een rapport van bevindingen aan.
Verhoor:
Datum van het verhoor: 27 augustus 2021.
Identiteitsgegevens van de gehoorde persoon:
(…)
Functie : chauffeur
(…)
Vraag: De koe waarover het hier gaat, heb je daar wat aan gezien tijdens het verladen?
Antwoord: Het was niet zon beste daarom heb ik hem apart gezet met 2 andere mindere.
Vraag: Dus je zegt datje de koe niet apart hebt gezet maar met 2 andere koeien.
Antwoord: Ja, om en om, daar gebeurt toch niks mee.
Vraag: Wil je verder zelf nog iets toevoegen ?
Antwoord: Ik weet dat dat niet zo’n beste was. Daar hoeven we niet over te discussiëren. Hij liep er op, maar niet heel snel. Er was geen open wond. Dat zijn 2 belangrijke punten. Anders had ik hem laten staan.(…)”
2.2.
Op 4 juli 2022 heeft [naam instantie] zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft op 14 juli 2022 een zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
2.3.
Bij besluit van 29 juli 2022 heeft [naam instantie] aan eiseres een bestuurlijke boete van € 3.000,- opgelegd vanwege het vervoeren van een rund dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het rund niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Volgens [naam instantie] heeft eiseres daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b en artikel 6, derde lid, en bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening).
2.4.
Het bestreden besluit berust - kort samengevat - op de volgende overwegingen. Op grond van het rapport van bevindingen staat vast dat het rund al voorafgaand aan het vervoer niet geschikt was voor transport. Het vervoeren van runderen behoort tot de normale bedrijfsvoering van eiseres. Van haar, als professionele onderneming die dagelijks met dieren omgaat, mag worden verwacht dat zij ervoor zorgt dat alleen dieren worden vervoerd die geschikt zijn voor transport. Het standaard boetebedrag van € 1.500,- is verhoogd omdat aan eiseres op 30 december 2016 eerder een boete is opgelegd voor eenzelfde overtreding en er nog geen vijf jaar verlopen zijn sinds die eerdere boete onherroepelijk is geworden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden, op basis waarvan [naam instantie] de boete zou moeten matigen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid en de evenredigheid van de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven [1] de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan.
Heeft eiseres een rund vervoerd dat ongeschikt was voor transport?
6. Eiseres betoogt – samengevat – dat de chauffeur bij aanvang van het transport het rund heeft gecontroleerd. Hij heeft geconstateerd dat het rund wel pijnloos kon bewegen en de rechter achterpoot gebruikte bij het lopen. Daarnaast heeft de veehouder hierover een duidelijke verklaring met onderbouwing gegeven die in het dossier is gevoegd. Ook is op het VKI-formulier ingevuld dat er geen bijzonderheden waren met het rund. Ten onrechte is [naam instantie] hieraan voorbij gegaan in de beslissing op bezwaar. Verder wijst eiseres op de foto’s die bij het rapport zijn gevoegd. Daarop is juist te zien dat het rund op de rechter achterpoot staat. Eiseres spreekt tegen dat door een dierenarts die het rund zelf niet heeft gezien op basis van de foto's vastgesteld kan worden dat het rund de poot niet belastte. Door de lange periode tussen de gestelde constatering en het opstellen van het rapport van bevindingen is het rapport niet betrouwbaar. Gezien het voorgaande mag [naam instantie] niet afgaan worden op de conclusies die de toezichthouder in het rapport van bevindingen heeft getrokken. Er is volgens eiseres gegronde reden voor twijfel aan de bevindingen van de toezichthouder.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.1.1.
De rechtbank moet beoordelen of in voldoende mate vast staat dat eiseres de door [naam instantie] gestelde overtreding van artikel 3, aanhef en onder b, artikel 6, derde lid, en Bijlage 1, Hoofstuk 1, paragraaf 1 en paragraaf 2 onder a, van de Transportverordening heeft begaan. Uit die onderdelen van de Transportverordening volgt kort gezegd dat een bedrijf geen dieren mag vervoeren die ongeschikt zijn om te worden vervoerd, waarvan onder meer sprake is als de dieren niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen. Aangezien de constateringen van de toezichthoudend dierenarts pas na het transport zijn gedaan (zoals gebruikelijk is), dient de toezichthoudend dierenarts in het rapport van bevindingen te motiveren dat het dier al voorafgaande aan het vervoer niet geschikt was voor transport, namelijk niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen.
6.1.2.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt in voldoende mate uit het rapport van bevindingen wat eiseres wordt verweten. De toezichthoudend dierenarts heeft een rund waargenomen dat nauwelijks op de rechter achterpoot steunde tijdens verplaatsen en stilstaan. Hij zag dat de rechter achterpoot van het rund, net boven de hoef, verdikt was en dat de kroonrand zichtbaar gezwollen was. De onderpoot van de rechter achterpoot was volgens hem zichtbaar dikker dan de linker achterpoot en bij aanraking voelde de zwelling warm aan. Het rund trok haar poot terug bij lichte aanraking van de zwelling. Hieruit leidde de toezichthoudend dierenarts af dat de zwelling pijnlijk was. Deze symptomen (zwelling, warmte en pijnlijkheid) duiden volgens hem op een ontsteking. Omdat het minimaal een etmaal duurt voordat de zwelling deze omvang heeft, moet de ontsteking volgens de toezichthoudend dierenarts minimaal een dag oud, zo niet nog ouder, zijn geweest op het moment van zijn waarneming.
6.1.3.
Eiseres heeft de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts niet gemotiveerd weerlegd, bijvoorbeeld door middel van een veterinaire onderbouwing door een (bedrijfs)dierenarts. De enkele stelling dat het rund in haar optiek geen pijn heeft gehad, is zonder die nadere onderbouwing onvoldoende om aan de conclusies van de toezichthoudend dierenarts te twijfelen. Dat de toezichthoudend dierenarts in het rapport van bevindingen niet iedere stap in het door hem verrichte onderzoek tot in detail heeft beschreven, is onvoldoende voor twijfel aan zijn waarnemingen en conclusies. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar ter zitting ingenomen standpunt dat het rapport van bevindingen om die reden te vaag is en dat een andere dierenarts daar niets mee zou kunnen. Ook heeft eiseres de conclusies van de toezichthoudend dierenarts over de datering van het ontstaan van de waargenomen aandoening niet gemotiveerd bestreden, zodat evenmin aanleiding bestaat voor twijfel aan die conclusies. [naam instantie] heeft er in het verweerschrift ook terecht op gewezen dat de chauffeur zelf aan de toezichthoudend dierenarts heeft verklaard dat het “niet zo'n beste was” en dat het rund “er op [liep], maar niet heel snel” en dat de veehouder heeft verklaard dat het rund is afgevoerd vanwege een ontsteking aan de poot. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de symptomen acuut tijdens het transport zijn ontstaan. Het standpunt van eiseres over de melkgift volgt de rechtbank evenmin. De (vervangend) toezichthoudend dierenarts heeft dit standpunt voldoende ontkracht in bijlage 3 bij het bestreden besluit waarin staat:
“(…) Melkgift is een metabolisch proces dat pas stilvalt als het rund in kwestie zelf metabool in forse problemen komt. (…) Melkgift daalt niet of nauwelijks bij een lokale pijn ook al loopt het rund daardoor op 3 poten”.
6.1.4.
Daarom is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat het rund voorafgaand aan het transport of op het moment dat het rund voor het transport werd opgeladen niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen en daardoor ongeschikt was om te worden vervoerd. De bij het rapport als bijlagen opgenomen foto’s ondersteunen de bevindingen in het rapport. Uit die foto’s blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat alleen de voorkant van de rechter achterhoef de grond raakt, waarmee het rund de rechter achterpoot ontlast, en dat dit bij de andere drie poten duidelijk anders is.
6.1.5.
[naam instantie] stelt zich verder terecht op het standpunt dat het VKI-formulier vooral dient voor het monitoren van het medicijngebruik en ziektes die de veiligheid van het vlees in gevaar kunnen brengen teneinde te waarborgen dat de volksgezondheid niet in het gedrang komt. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom aan dit formulier niet de betekenis worden gehecht die eiseres wenst, temeer nu dit door de veehouder zelf is ingevuld.
6.1.6.
[naam instantie] stelt zich in het bestreden besluit terecht dat de dagtekening van het definitieve rapport van bevindingen niet betekent dat de toezichthoudend dierenarts (pas) op die datum zijn bevindingen op papier heeft gezet. Een toezichthoudend dierenarts kan bijvoorbeeld op het moment van constateren direct een aantekening maken van zijn waarnemingen, en die later vastleggen in een rapport. Dat kan soms enige tijd duren door drukte of doordat het rapport nog door een andere afdeling van de NVWA wordt beoordeeld, maar de waarnemingen en bevindingen worden dus wel op de dag zelf vastgelegd. De rechtbank stelt vast dat eiseres dit standpunt niet gemotiveerd heeft betwist. Ter zitting heeft de toezichthoudend dierenarts nog toegelicht dat de datum van een rapport van bevindingen “opschuift” iedere keer als hij daarin iets aanpast of daaraan iets toevoegt. De rechtbank acht dit aannemelijk.
6.1.7.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat eiseres in strijd heeft gehandeld met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, alsmede in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 6, derde lid, gelet op Bijlage I, Hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, aanhef en onder punt a, van de Transportverordening. Verweerder was daarom in beginsel bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
Kan de overtreding eiseres worden verweten?
7. Eiseres betoogt dat de verwijtbaarheid als bedoeld in artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht ontbreekt. Ten tijde van de aanvang van het transport heeft de chauffeur geen bijzonderheden aan het rund gezien op grond waarvan hij moest concluderen dat het rund niet geschikt was voor transport.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
7.1.1.
[naam instantie] heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat wat eiseres heeft aangevoerd, niet maakt dat de overtreding haar niet, of minder, kan worden verweten. Met [naam instantie] is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet nader heeft onderbouwd dat de aandoening voor haar (chauffeur) niet zichtbaar was en dat dit, gelet op de waarnemingen van de toezichthoudend dierenarts, ook niet aannemelijk is. Ook wijst [naam instantie] er terecht op dat uit de verklaring van de chauffeur (zie 2.1. en 6.1.3.) juist blijkt dat hij de aandoening wel heeft gezien, maar die kennelijk minder ernstig inschatte dan de toezichthoudend dierenarts. Uit het voorgaande blijkt echter al dat de rechtbank meer gewicht toekent aan de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts, die wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise.
7.1.2.
[naam instantie] heeft ook van belang mogen achten dat eiseres verantwoordelijk is voor het welzijn van de dieren die zij vervoert. Het vervoeren van runderen behoort tot de normale bedrijfsvoering van eiseres. Van haar, als professionele onderneming die dagelijks met dieren omgaat, mag daarom worden verwacht dat zij ervoor zorgt dat alleen dieren die geschikt zijn voor transport worden vervoerd. Dat de chauffeur het rund wel transportwaardig achtte, maakt dit niet anders.
Is punt 3 onder a van Bijlage 1 hoofdstuk 1 van de Transportverordening van toepassing?
8. Eiseres betoogt dat de chauffeur heeft onderkend dat het rund niet 100% fit was. Het rund was hooguit licht ziek en het vervoer heeft geen extra lijden veroorzaakt, mede door de getroffen maatregelen door de chauffeur. In het boetebesluit staat dat het transport wel extra pijn en lijden heeft veroorzaakt omdat het rund gedwongen is om de rechter achterpoot te belasten. Eiseres spreekt dit tegen, omdat het rund tijdens het transport extra ruimte had in de vrachtwagen en daardoor onder andere kon liggen. In het boetebesluit worden aannames gedaan over hoe het transport moet zijn geweest voor het rund, echter dat is niet met feiten gestaafd. Daar moet daarom aan voorbij worden gegaan. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat het rund in een apart compartiment was geplaatst met twee andere runderen, waarbij zij ‘om-en-om’ konden staan. Ook dit heeft er volgens eiseres aan bijgedragen dat van extra lijden geen sprake was.
8.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
8.1.1.
In paragraaf 3, onder a, van Hoofdstuk I in Bijlage I van de Transportverordening staat dat zieke of gewonde dieren wel in staat kunnen worden geacht te worden vervoerd wanneer het licht gewonde of zieke dieren betreft waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt. Eiseres heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat daarvan in dit geval sprake was. Uit het rapport van bevindingen blijkt ook geenszins dat het rund alleen licht gewond was. Daarnaast concludeert de toezichthoudend dierenarts in het rapport van bevindingen dat het transport bij het rund onnodig lijden heeft veroorzaakt. Van een situatie als beschreven in paragraaf 3 was dan ook geen sprake. Overigens, ook indien het rund alle ruimte had om in de wagen tijdens het vervoer te kunnen liggen zoals eiseres stelt, dan kan het vervoer nog wel extra lijden hebben veroorzaakt, reeds omdat het rund ook de wagen in en uit heeft moeten lopen. Ter zitting heeft de toezichthoudend dierenarts nog toegelicht dat ook als de drie apart gezette runderen ‘om-en-om’ staan, het vervoer extra lijden veroorzaakt. Het rund wordt dan bijvoorbeeld bij bochten door de beweging van de andere runderen gedwongen de ontstoken poot te belasten.
Hoogte en evenredigheid van de opgelegde bestuurlijke boete
9. Eiseres betoogt dat de boete van € 3.000,- onevenredig hoog is en dat hierbij geen rekening wordt gehouden met alle feiten en omstandigheden die hier van belang zijn, zoals de wijze waarop het transport is uitgevoerd.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
9.1.1.
Van belang is dat de wetgever al een afweging heeft gemaakt welke boete bij deze overtreding evenredig moet worden geacht. Uit de Bijlage bij de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 2.2 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren, volgt dat voor deze overtreding in beginsel een basisboete van € 1.500,- wordt opgelegd. De rechtbank vindt dit bedrag als zodanig niet onredelijk.
9.1.2.
In dit geval heeft [naam instantie] de boete verhoogd naar € 3.000,- omdat eiseres eerder een boete heeft gekregen voor eenzelfde overtreding. Deze verhoging is in overeenstemming met artikel 2.5 van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren. Naar het oordeel van de rechtbank leidt toepassing van de recidiveregeling in dit geval niet tot een onevenredig hoge boete. De wetgever heeft er nadrukkelijk voor gekozen om herhaling van een overtreding zwaarder te beboeten door het op te leggen bedrag te verhogen. Het doel van de boete is immers ook het afdoende voorkomen van herhaling in het specifieke geval.
9.1.3.
Eiseres heeft geen andere omstandigheden aangevoerd die grond zijn voor matiging van de boete. Gelet op de aard en ernst van de overtreding en de omstandigheid dat sprake is van een herhaling van de overtreding vindt de rechtbank de opgelegde boete van € 3.000,- evenredig aan de aard en ernst van de geconstateerde overtreding, de mate waarin deze aan eiseres kon worden verweten en de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan.
9.1.4.
Ter zitting is namens eiseres nog gesteld dat het tijdsverloop in deze zaak een matigingsgrond oplevert. De rechtbank stelt echter vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden niet is overschreden, nu sinds het voornemen nog geen twee jaar zijn verstreken. Voor matiging van de boete bestaat in zoverre dus geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aan eiseres opgelegde bestuurlijke boete van € 3.000,- in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2024.
De rechter is verhinderd de uitspraak te
ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:41
Het bestuursorgaan legt geen bestuurlijke boete op voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten.
Artikel 5:46, eerste en derde lid
1. De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
3. Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Verordening (EG) nr. 1/2005 (Transportverordening)
Artikel 3, aanhef en onder b
Het is verboden dieren te vervoeren of te laten vervoeren op zodanige wijze dat het de dieren waarschijnlijk letsel of onnodig lijden berokkent.
Bovendien moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
b) de dieren zijn geschikt voor het voorgenomen transport;
Artikel 6, derde lid
De vervoerders vervoeren de dieren in overeenstemming met de technische voorschriften in bijlage I.
Bijlage I TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN
Hoofdstuk I GESCHIKTHEID VOOR VERVOER
1. Alleen dieren die geschikt zijn voor het voorgenomen transport mogen worden vervoerd, en de vervoersomstandigheden moeten van dien aard zijn dat de dieren geen letsel of onnodig lijden kan worden berokkend.
2. Gewonde, zwakke en zieke dieren worden niet in staat geacht te worden vervoerd, met name in de volgende gevallen:
a. a) wanneer de dieren niet in staat zijn zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of zonder hulp te lopen;
(…)
3. Zieke of gewonde dieren kunnen echter in staat worden geacht te worden vervoerd in de volgende gevallen:
a. a) wanneer het licht gewonde of zieke dieren betreft waarvoor het vervoer geen extra lijden veroorzaakt; bij twijfel wordt het advies van de dierenarts ingewonnen;
(…)
Wet dieren
Artikel 6.2, eerste lid
Het is verboden in strijd te handelen met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen betreffende onderwerpen waarop deze wet van toepassing is.
Artikel 8.7
Onze Minister kan een overtreder een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 8.8, eerste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen kan worden opgelegd.
Regeling houders van dieren
Artikel 4.8
Als voorschriften als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de wet, worden aangewezen de artikelen:
– 3 tot en met 9 en 12, van verordening (EG) nr. 1/2005 (…).
Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, en derde lid
1. De hoogte van de bestuurlijke boete die Onze Minister aan een overtreder voor een overtreding kan opleggen wordt overeenkomstig de volgende boetecategorieën vastgesteld:
b. categorie 2: € 1500.
3. Bij ministeriële regeling worden de bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie.
Artikel 2.3
Indien de risico’s of de gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu:
a. gering zijn of ontbreken, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, gehalveerd;
b. ernstig zijn, wordt het bedrag, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, verdubbeld.
Artikel 2.5, eerste lid
Indien ten tijde van het begaan van een overtreding nog geen vijf jaren zijn verstreken sinds een eerder aan de overtreder opgelegde bestuurlijke boete voor eenzelfde overtreding onherroepelijk is geworden, is de bestuurlijke boete gelijk aan de som van de op grond van de artikelen 2.2, 2.3 en 2.4 voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete.
Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Artikel 1.2
De hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld overeenkomstig de bedragen die horen bij de boetecategorieën die in de bijlage bij deze regeling voor desbetreffende overtredingen zijn vastgelegd.
Bijlage als bedoeld in artikel 1.2 van de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren
Regeling houders van dieren categorie
Artikel 4.8, voor zover dat artikel betrekking heeft op de artikelen 2
3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 12 alsmede Bijlagen I, II en IV, voor zover
genoemd in de genoemde artikelen, van verordening (EG) nr. 1/2005

Voetnoten

1.Onder andere de uitspraak van 12 april 2022, ECLI:NL:CBB:2022:168.