ECLI:NL:RBROT:2024:3798
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herstelvonnis inzake vordering officier van justitie in economische strafzaak
Op 6 maart 2024 heeft de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, een vonnis uitgesproken op de vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De zaak betreft een veroordeelde, geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) in [geboortejaar], ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres]. De raadsvrouw van de veroordeelde is mr. F.A.M. Engels, advocaat te 's-Gravenhage. Na de uitspraak is gebleken dat het vonnis een onmiddellijk kenbare fout bevatte, die zich leent voor eenvoudig herstel. In de kop van het vonnis stond vermeld dat het vonnis was gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken, terwijl dit correcter had moeten zijn als 'meervoudige economische kamer'. Daarnaast was in het dictum van het vonnis per vergissing de duur van de gijzeling, die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd, niet opgenomen. Dit herstelvonnis is op 13 maart 2024 gewezen door mr. L. Daum, voorzitter, en mrs. E. Rabbie en S.W.H. Bootsma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier. De rechtbank heeft de aanhef van het vonnis hersteld en de duur van de gijzeling vastgesteld op 1080 dagen. De oudste en jongste rechter waren buiten staat om het herstelvonnis mede te ondertekenen.