ECLI:NL:RBROT:2024:3797

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
26 april 2024
Zaaknummer
83-153798-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van een arbeidsongeval en illegale tewerkstelling

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die verantwoordelijk was voor een arbeidsongeval op 25 augustus 2021. Tijdens dit ongeval heeft een werknemer, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waaronder drie gebroken ruggenwervels, een schedelbreuk, een scheur in de rechter knie, een bloeding in de hersenen en verlies van gezichtsvermogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als werkgever, zijn zorgplicht niet is nagekomen door onvoldoende veiligheidsmaatregelen te treffen en de werknemer onder gevaarlijke omstandigheden te laten werken. De verdachte heeft de werknemer gedurende een lange periode, mogelijk sinds 2010, tegen een zeer laag uurloon van € 7,- laten werken, wat bijdroeg aan de ernst van de zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet, door niet te zorgen voor de veiligheid en gezondheid van de werknemer. De verdachte werd ook beschuldigd van het illegaal tewerkstellen van de werknemer, die de Marokkaanse nationaliteit had en zonder de juiste verblijfsvergunning in Nederland werkte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een schadevergoeding van € 162.613,10 aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de verantwoordelijkheid van de verdachte als werkgever, en dat zijn handelen niet alleen de werknemer schade heeft berokkend, maar ook de rechtsorde heeft ondermijnd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-153798-22
Datum uitspraak: 6 maart 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) in [geboortejaar] (datum onbekend),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres 1] ,
raadsvrouw mr. F.A.M. Engels, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.M. van der Kallen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en 120 uur taakstraf, subsidiair 60 dagen hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
De toedracht van het ongeval
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank het volgende vast over de toedracht van het ongeval en het zwaar lichamelijk letsel van het slachtoffer.
Op 25 augustus 2021 was [slachtoffer] werkzaamheden aan het verrichten voor de eenmanszaak van de verdachte. Tijdens het verrichten van schilderwerkzaamheden aan een daklijst van een woning is het slachtoffer over de balustrade van een balkon naar beneden gevallen. De valhoogte bedroeg 7,35 meter.
[slachtoffer] liep bij het ongeval drie gebroken ruggenwervels, een breuk in de schedel, een scheur in de rechter knie, een bloeding in de hersenen en verlies aan het gezichtsvermogen op. Hij is ongeveer zes weken opgenomen geweest in het ziekenhuis, heeft daarna lang moeten revalideren en er is – zo volgt uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding – nog geen sprake van een medische eindsituatie.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is - kort gezegd - dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.1.3.
Beoordeling
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting dat hij tegen [slachtoffer] had gezegd dat nog niet met de werkzaamheden mocht worden gestart, strookt niet met eerdere verklaringen van de verdachte en vindt geen ondersteuning in het dossier. Gelet hierop – en de andere aanwezige bewijsmiddelen in ogenschouw genomen – acht de rechtbank de verklaring van de verdachte op de terechtzitting onaannemelijk. Voor het overige volgt de bewezenverklaring voor feit 1 en 2 uit de gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde periode onder 3 oordeelt de rechtbank dat de verdachte in de periode van 29 juli 2016 tot en met 25 augustus 2021 werkzaam is geweest bij de verdachte. De rechtbank baseert dit oordeel op het boeterapport Wet arbeid vreemdelingen van de Inspectie SZW van maart 2017, waaruit blijkt dat [slachtoffer] op 29 juli 2016 als vreemdeling illegaal werkte bij de verdachte, de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , de broer van [slachtoffer] , dat [slachtoffer] sinds 2009/2010 werkzaam was voor de verdachte, het feit dat [slachtoffer] op 25 augustus 2021 voor de verdachte werkzaam was en de gegevens van de telefoon van [slachtoffer] . [1] Uit deze telefoongegevens volgt dat [slachtoffer] veel contact had met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat dit het nummer van de verdachte was en dat hij met de verdachte via dit nummer veelvuldig contact had over het verrichten van werkzaamheden voor de verdachte. Deze verklaring wordt ondersteund door de inhoud van het contact.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
Hij op 25 augustus 2021 te ’s-Gravenhage,
als werkgever,
bij het laten verrichten van arbeid voor [naam bedrijf] , bestaande –
zakelijk weergegeven – uit schilderwerkzaamheden en alle daarbij behorende
werkzaamheden zoals het verwijderen van oude verflagen en schuren,
opzettelijk handelingen heeft verricht en nagelaten
in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen,
door in strijd met artikel 3 eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet
niet te zorgen voor de veiligheid en de gezondheid van een werknemer,
inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en daartoe niet een beleid te
voeren dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en daarbij
niet, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, de
arbeid zodanig te organiseren dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de
veiligheid of de gezondheid van die werknemer en de gevaren en risico’s voor
de veiligheid of de gezondheid van die werknemer niet zoveel mogelijk in eerste
aanleg bij de bron daarvan te voorkomen of te beperken, ,
immers heeft hij
- de arbeid niet zodanig georganiseerd, waardoor een werknemer, te weten [slachtoffer]
, ernstige schade aan de gezondheid heeft opgelopen in de vorm van
lichamelijk letsel en
- nagelaten om voldoende maatregelen te treffen om te voorkomen dat tijdens het
verrichten van de werkzaamheden aan de dakgoot/daklijst, op hoogte, op het
balkon, op een trap, een werknemer van de trap over de leuning van het
balkon zou kunnen vallen,
en
in strijd met artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet
bij het voeren van zijn arbeidsomstandighedenbeleid nagelaten om in een
Risico-Inventarisatie en -evaluatie of soortgelijk document zoals een taak
risicoanalyse (TRA) schriftelijk vast te leggen welke risico’s het verrichten van
schilderwerkzaamheden op verschillende arbeidsplaatsen en het gebruik van
arbeidsmiddelen op die verschillende arbeidsplaatsen, met zich meebrengen en
in strijd met artikel 8, eerste lid en vierde lid van de Arbeidsomstandighedenwet
zijn werknemer niet of onvoldoende doeltreffend heeft ingelicht over de aan te
verrichten werkzaamheden verbonden risico’s en over de maatregelen die er op
gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken en er niet op toe gezien dat
de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de in het
eerste lid genoemde risico’s werden nageleefd,
immers heeft hij, verdachte,
- nagelaten die werknemer doeltreffend in te lichten over de risico’s van het
werken op hoogte en over de maatregelen om die risico’s te beperken of te
voorkomen en
- de werknemer geen instructies gegeven die er voor moesten zorgen dat [slachtoffer]
niet van het balkon naar beneden zou vallen en
- niet of onvoldoende toegezien op de naleving van de instructies en voorschriften
gericht op het voorkomen of beperken van aan het werken op hoogte verbonden
risico’s,
en
in strijd met artikel 7.3, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit
nagelaten, bij de keuze van de arbeidsmiddelen die zij ter beschikking stelt,
rekening te houden met de specifieke kenmerken van de arbeid, met de
omstandigheden waaronder deze worden verricht, met de op de arbeidsplaats al
bestaande gevaren en met de gevaren die daaraan zouden kunnen worden
toegevoegd,
immers heeft hij, verdachte,
- bij het ter beschikking stellen van een arbeidsmiddel, te weten een trap,
nagelaten te beoordelen welke gevaren het gebruik van deze trap in relatie
tot de arbeidsplaats waar de werkzaamheden moesten worden verricht, te
inventariseren en te evalueren, immers werd de trap gebruikt om
werkzaamheden op hoogte te verrichten waarbij het slachtoffer zich boven het
aanwezige hekwerk van het balkon bevond, waarbij het gevaar bestond om over het
aanwezige hekwerk naar beneden te vallen en
in strijd met artikel 7.23 lid 2 jo. Lid 5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit
nagelaten het gebruik van ladders en trappen als arbeidsplaats op hoogte te
beperken tot omstandigheden waarin het gebruik van andere, veiligere
arbeidsmiddelen niet gerechtvaardigd is en nagelaten ter minimalisering van de
aan dit arbeidsmiddel verbonden risico’s voor werknemers, de nodige maatregelen
te treffen zoals het aanbrengen van valbeveiligingen,
immers heeft hij, verdachte,
-
nagelaten om bij het gebruik van de trap, waarbij het risico bestond over het
aanwezige leuningwerk van het balkon naar beneden te vallen, maatregelen te
treffen in de vorm van het aanbrengen van valbeveiligingen, om het vallen van
hoogte te voorkomen, terwijl dit wel mogelijk was,
terwijl daardoor naar hij wist of redelijkerwijs had moeten weten telkens
levensgevaar en ernstige schade aan de gezondheid van een werknemer, te
weten [slachtoffer] , ontstond en te verwachten was;
2
hij op 25 augustus 2021 te ’s-Gravenhage,
grovelijk, onvoorzichtig, onachtzaam en nalatig heeft
gehandeld
door een werknemer, te weten [slachtoffer] , arbeid te laten verrichten op een
trap op een balkon op de tweede verdieping van een woning aan de
[adres 2] , waarbij gevaar bestond om 7,35 meter te vallen
en sprake was van valgevaar
en
in aanwezigheid van risico-verhogende omstandigheden, te weten de aanwezigheid
van een trap waardoor de werknemer zich op enig moment boven het
aanwezige hekwerk kon bevinden, terwijl zij de risico’s die die arbeid voor die
werknemer met zich meebracht niet, althans onvoldoende heeft geïnventariseerd
en in een werkplan heeft vastgelegd,
en
geen, in elk geval onvoldoende maatregelen heeft getroffen om dat valgevaar tegen
te gaan,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat de werknemer [slachtoffer] over het
balkonhek naar beneden is gevallen en bij die val op de grond terecht is gekomen
en zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten: een
schedelbasisfractuur en
eenbloeding in de hersenen en
botbreuken in de rug;
3
hij in de periode van 29 juli 2016 tot en
met 25 augustus 2021 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
een persoon, te weten [slachtoffer] , met de Marokkaanse nationaliteit, uit winstbejag
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, , terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat
verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, bovengenoemde persoon arbeid laten verrichten in
zijn bedrijf [naam bedrijf] ,
en
hij in de periode van 29 juli 2016 tot en
met 25 augustus 2021 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een ander , te weten [slachtoffer] , die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in
Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doet
verrichten,
-door die [slachtoffer] kluswerkzaamheden te laten verrichten voor [naam bedrijf]
en
-door die [slachtoffer] te betalen
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang of
dat verblijf wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
t.a.v. feit 1:
overtreding van het bepaalde bij en krachtens artikel 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 2:
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt;
t.a.v. feit 3:
de eendaadse samenloop van
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is,
en
een ander, die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doen verrichten, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Op 25 augustus 2021 heeft zich een ongeval voorgedaan als gevolg waarbij [slachtoffer] , die werkte voor de eenmanszaak van de verdachte, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte droeg als werkgever de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het welzijn van zijn werknemer op de werkplaats en was uit dien hoofde verplicht passende en adequate maatregelen te treffen tegen de op de arbeidslocatie aanwezige gevaren. Dit heeft de verdachte nagelaten. De verdachte heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de veiligheidsrisico’s die aan het verrichten van de werkzaamheden op hoogte waren verbonden. Hiermee is de verdachte ernstig tekortgeschoten in zijn zorgplicht.
Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer] over een periode van ten minste vijf jaar, maar mogelijk reeds sinds 2010, laten werken tegen, naar Nederlandse maatstaven, een zeer laag uurloon van € 7,-. Verder verrichtte het slachtoffer schilderwerkzaamheden onder gevaarlijke omstandigheden, hetgeen geleid heeft tot het arbeidsongeval. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich aanzienlijk verrijkt door arbeidskosten te besparen. De verdachte is [slachtoffer] behulpzaam geweest bij het als illegaal vreemdeling verblijven in Nederland en heeft hem in die hoedanigheid arbeid laten verrichten. Hij heeft zijn illegale verblijf in Nederland daarmee mogelijk gemaakt, terwijl hij er zelf beter van werd.
Illegaal verblijf van vreemdelingen maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en ondermijnt de belangen van de Nederlandse overheid die zij heeft bij het verwezenlijken van haar beleid bij het bestrijden van illegaal verblijf van vreemdelingen en illegale arbeid. Voorts houden deze feiten een illegaal circuit in stand, dat ongewenste maatschappelijke effecten met zich brengt, met - niet zelden - persoonlijk leed tot gevolg. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de bovengenoemde schadelijke gevolgen van zijn handelen en was slechts uit op eigen financieel eigen gewin. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
11 januari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij] ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 82.613,10 aan materiële schade en een vergoeding van € 80.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, omdat de vordering voldoende is onderbouwd.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege de bepleite vrijspraak en meer subsidiair heeft de verdediging verzocht de hoogte van de toegewezen schade te matigen.
8.3.
Beoordeling
De verdachte is bij een nog niet onherroepelijk vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 17 oktober 2023 veroordeeld tot hoofdelijke aansprakelijkheid van alle als gevolg van het ongeval op 25 augustus 2021 door de benadeelde partij geleden schade, bekend en onbekend. Daarnaast is er een voorschot van de geleden schade toegewezen. Nu dit vonnis nog niet onherroepelijk is, heeft de benadeelde partij belang bij het vorderen van de schade in het strafproces.
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht terwijl dit door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 augustus 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 162.613,10, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 55, 57, 197a, 197b en 308 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 3, 5, 8, 32 van de Arbeidsomstandighedenwet, en de artikelen 7.3 en 7.23 van het Arbeidsomstandighedenbesluit.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij], te betalen een bedrag van
€ 162.613,10 (zegge: honderdtweeënzestigduizend zeshonderddertien euro en tien eurocent), bestaande uit € 82.613,10 aan materiële schade en € 80.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 augustus 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
[benadeelde partij]te betalen
€ 162.613,10(hoofdsom,
zegge: honderdtweeënzestigduizend zeshonderddertien euro en tien eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 162.613,10 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
365 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. E. Rabbie en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Hij op of omstreeks 25 augustus 2021 te ’s-Gravenhage,althans in Nederland,
als werkgever,
bij het laten verrichten van arbeid voor [naam bedrijf] , bestaande –
zakelijk weergegeven - uit schilderwerkzaamheden en alle daarbij behorende
werkzaamheden zoals o.a. het verwijderen van oude verflagen en schuren,
al dan niet opzettelijk
(een) handeling(en) heeft verricht en/of nagelaten
in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop berustende
bepalingen,
door in strijd met
Artikel 3 eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet,
niet te zorgen voor de veiligheid en/of de gezondheid van een of meer werknemers,
inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en/of daartoe niet een beleid te
voeren dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden en/of daarbij
niet, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, de
arbeid zodanig te organiseren dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de
veiligheid of de gezondheid van die werknemer(s) en/of de gevaren en risico's voor
de veiligheid of de gezondheid van die werknemer(s) niet zoveel mogelijk in eerste
aanleg bij de bron daarvan te voorkomen of te beperken, althans daarbij geen
doeltreffende maatregelen te treffen die waren gericht op collectieve bescherming
en/of individuele bescherming,
immers heeft hij
- De arbeid niet zodanig georganiseerd, waardoor een werknemer, te weten [slachtoffer]
, ernstige schade aan de gezondheid heeft opgelopen in de vorm van
lichamelijk letsel en/of
- nagelaten om voldoende maatregelen te treffen om te voorkomen dat tijdens het
verrichten van de werkzaamheden aan de dakgoot/daklijst, op hoogte, op het
balkon, op een (keuken)trap, een werknemer van de trap over de leuning van het
balkon zou kunnen vallen,
en/of
in strijd met artikel 5, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet
bij het voeren van zijn arbeidsomstandighedenbeleid nagelaten om in een
Risico-Inventarisatie en -evaluatie of soortgelijk document zoals een taak
risicoanalyse (TRA) schriftelijk vast te leggen welke risico’s het verrichten van
schilderwerkzaamheden op verschillende arbeidsplaatsen en het gebruik van
arbeidsmiddelen op die verschillende arbeidsplaatsen, met zich meebrengen en/of
in strijd met artikel 8, eerste lid en/of vierde lid van de Arbeidsomstandighedenwet
zijn werknemers niet of onvoldoende doeltreffend heeft ingelicht over de aan te
verrichten werkzaamheden verbonden risico’s en/of over de maatregelen die er op
gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken en/of er niet op toe gezien dat
de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de in het
eerste lid genoemde risico’s werden nageleefd,
immers heeft hij, verdachte,
- nagelaten die werknemers doeltreffend in te lichten over de risico’s van het
werken op hoogte en/of over de maatregelen om die risico’s te beperken of te
voorkomen en/of
- de werknemers geen instructies gegeven die er voor moesten zorgen dat [slachtoffer]
niet van het balkon naar beneden zou vallen en/of
- niet of onvoldoende toegezien op de naleving van de instructies en voorschriften
gericht op het voorkomen of beperken van aan het werken op hoogte verbonden
risico’s,
en/of
in strijd met artikel 7.3, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit
nagelaten, bij de keuze van de arbeidsmiddelen die zij ter beschikking stelt,
rekening te houden met de specifieke kenmerken van de arbeid, met de
omstandigheden waaronder deze worden verricht, met de op de arbeidsplaats al
bestaande gevaren en met de gevaren die daaraan zouden kunnen worden
toegevoegd,
Immers heeft hij, verdachte,
- bij het ter beschikking stellen van een arbeidsmiddel, te weten een (keuken)trap,
nagelaten te beoordelen welke gevaren het gebruik van deze (keuken)trap in relatie
tot de arbeidsplaats waar de werkzaamheden moesten worden verricht, te
inventariseren en te evalueren, immers werd de (keuken)trap gebruikt om
werkzaamheden op hoogte te verrichten waarbij het slachtoffer zich boven het
aanwezige hekwerk van het balkon bevond, waarbij het gevaar bestond om over het
aanwezige hekwerk naar beneden te vallen en/of
In strijd met artikel 7.23 lid 2 jo. lid 5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit
Nagelaten het gebruik van ladders en trappen als arbeidsplaats op hoogte te
beperken tot omstandigheden waarin het gebruik van andere, veiligere
arbeidsmiddelen niet gerechtvaardigd is en/of nagelaten ter minimalisering van de
aan dit arbeidsmiddel verbonden risico’s voor werknemers, de nodige maatregelen
te treffen zoals het aanbrengen van valbeveiligingen,
Immers heeft hij, verdachte,
- Nagelaten om bij het gebruik van de trap, waarbij het risico bestond over het
aanwezige leuningwerk van het balkon naar beneden te vallen, maatregelen te
treffen in de vorm van het aanbrengen van valbeveiligingen, om het vallen van
hoogte te voorkomen, terwijl dit wel mogelijk was,
terwijl daardoor naar hij wist of redelijkerwijs had moeten weten (telkens)
levensgevaar en/of ernstige schade aan de gezondheid van een werknemer, te
weten [slachtoffer] , ontstond en/of te verwachten was;
2
Hij op of omstreeks 25 augustus 2021 te ‘s-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en of nalatig heeft
gehandeld
door een werknemer, te weten [slachtoffer] , arbeid te laten verrichten op een
(keuken)trap op een balkon op de tweede verdieping van een woning aan de
[adres 2] , waarbij gevaar bestond om 7,35 meter te vallen
en/of sprake was van valgevaar
en/of
in aanwezigheid van risico-verhogende omstandigheden, te weten de aanwezigheid
van een (keuken)trap waardoor de werknemer zich op enig moment boven het
aanwezige hekwerk kon bevinden, terwijl zij de risico's die die arbeid voor die
werknemer met zich meebracht niet, althans onvoldoende heeft geïnventariseerd
en/of in een werkplan heeft vastgelegd,
en/of
geen, in elk geval onvoldoende maatregelen heeft getroffen om dat valgevaar tegen
te gaan,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is dat de werknemer [slachtoffer] over het
balkonhek naar beneden is gevallen en/of bij die val op de grond terecht is gekomen
en zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat
daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of
beroepsbezigheden van genoemde [slachtoffer] was ontstaan, te weten: een
schedelbasisfractuur en/of meerdere bloedingen in de hersenen en/of (een)
botbreuk(en) in de rug;
3
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juli 2016 tot en
met 25 augustus 2021 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
Een persoon, te weten [slachtoffer] , met de Marokaanse nationaliteit, uit winstbejag
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, dan wel
voornoemde persoon daartoe gelegenheid en/of middelen en/of/ inlichtingen heeft
verschaft, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat
verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft hij, verdachte, bovengenoemde persoon arbeid laten verrichten in
zijn bedrijf [naam bedrijf] ,
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 juli 2016 tot en
met 25 augustus 2021 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een ander of
anderen, te weten [slachtoffer] , die zich wederrechtelijk toegang tot of verblijf in
Nederland heeft verschaft, krachtens overeenkomst of aanstelling arbeid doet
verrichten,
-door die [slachtoffer] kluswerkzaamheden te laten verrichten voor [naam bedrijf]
en/of
-door geld aan die [slachtoffer] te geven, althans die [slachtoffer] te betalen en/of door
goederen voor die [slachtoffer] te kopen
terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de toegang of
dat verblijf wederrechtelijk was.

Voetnoten

1.Inspectie SZW heet sinds 1 januari 2022: de Nederlandse Arbeidsinspectie.