ECLI:NL:RBROT:2024:3794
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen op bezwaar door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 25 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van een dwangsom door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beoordeeld. Eiser had een verzoek ingediend voor een dwangsom wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar, dat was ingediend tegen een eerdere afwijzing van een aanvullende beurs en reisvoorziening. De rechtbank oordeelt dat de minister de beslissing op het bezwaar rechtmatig heeft verdaagd en dat de gronden die eiser aanvoert niet voldoende zijn om de verdagingsbeslissing te weerleggen. De rechtbank stelt vast dat de minister op goede gronden heeft geconcludeerd dat hij geen dwangsom aan eiser verschuldigd is, omdat de ingebrekestelling van eiser prematuur was ingediend. De rechtbank wijst erop dat de minister met een eerder besluit eiser wel een dwangsom heeft toegekend naar aanleiding van een andere ingebrekestelling. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.