Op 12 april 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging, aangevraagd door de officier van justitie. Het verzoek was ingediend in het kader van de Wet forensische zorg en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de betrokkene, geboren in 1991, een lange geschiedenis van psychische problemen heeft en sinds 2011 bekend is binnen de geestelijke gezondheidszorg met chronische psychoses in het kader van schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 maart 2024 werd duidelijk dat de betrokkene een hoog recidiverisico vertoont, wat de deskundigen en de officier van justitie onderstreepten. De deskundige gaf aan dat een zorgmachtiging met een lager beveiligingsniveau niet toereikend zou zijn voor de betrokkene, gezien het risico voor zowel medepatiënten als medewerkers. De advocaat van de betrokkene pleitte voor een zorgmachtiging in plaats van een tbs-maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de zorgmachtiging niet effectief zou zijn om het ernstig nadeel, waaronder geweldsdelicten, te voorkomen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een tbs-maatregel op te leggen, omdat de zorgmachtiging niet voldeed aan de noodzakelijke veiligheidscriteria. De beslissing om het verzoek tot zorgmachtiging af te wijzen werd genomen in het belang van de veiligheid en de behandeling van de betrokkene.