ECLI:NL:RBROT:2024:3724

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
10-103742-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met tbs-maatregel en dwangverpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 april 2023 in Poortugaal, gemeente Albrandswaard, een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte heeft meermalen met een asbak op het hoofd van het slachtoffer geslagen, met de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte is geboren in 1991 en was op het moment van de feiten preventief gedetineerd in een penitentiaire inrichting. Tijdens de zitting op 29 maart 2024 is vastgesteld dat de verdachte lijdt aan chronische psychoses in het kader van schizofrenie, wat zijn gedragingen beïnvloedde. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte niet alleen te veroordelen voor de poging tot zware mishandeling, maar ook om hem ontslag van alle rechtsvervolging te verlenen wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict niet in staat was om zijn gedrag te sturen door zijn geestelijke toestand. Daarom is de verdachte niet strafbaar verklaard en is hij ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft echter wel de tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd, omdat dit het meest passende kader is voor de behandeling van de verdachte, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor langdurige zorg in een beveiligde setting. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals de adviezen van deskundigen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-103742-23
Datum uitspraak: 12 april 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsvrouw mr. S.E.M. Hooijman, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde (poging zware mishandeling);
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte;
  • primair oplegging van de maatregel ter beschikkingstelling (hierna: tbs) met bevel tot dwangverpleging en subsidiair het verlenen van een zorgmachtiging in het kader van artikel 2.3 Wet forensische zorg (hierna: Wfz).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend en de raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II is een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 18 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, telkens met kracht met een asbak op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
(primair) poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) en hetgeen ter terechtzitting is besproken blijkt dat bij de verdachte al sinds lange tijd sprake is van chronische psychoses in het kader van schizofrenie. De deskundigen adviseren de verdachte het ten laste gelegde tenminste verminderd toe te rekenen. Zij merken daarbij op dat niet valt uit te sluiten dat de verdachte het ten laste gelegde volledig niet valt toe te rekenen. Tot een volledige ontoerekenbaarheid kunnen de deskundigen echter niet adviseren vanwege het ontbreken van volledige informatie over het klinisch beeld (inclusief de gedachten, beweegredenen en belevingswereld van de verdachte) ten tijde van het ten laste gelegde feit en de context omdat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek door het PBC.
De rechtbank stelt vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van het ten laste gelegde sprake was van een ernstige ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Nu uit het dossier blijkt dat de verdachte direct na het ten laste gelegde feit een fors psychotische indruk maakte en het afnemen van een verhoor daardoor niet mogelijk bleek, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte geen enkele reële invloed meer had op de aansturing van zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde feit.
Gelet op het voorgaande wordt de verdachte, conform het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, geheel ontoerekeningsvatbaar geacht. De verdachte is derhalve niet strafbaar en wordt daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Opleggen tbs-maatregel of verlenen zorgmachtiging?

7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft primair gevorderd aan de verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen. Zijn ingediende verzoekschrift in het kader van de zorgmachtiging ex artikel 2.3 Wfz betreft een subsidiair standpunt. Hij heeft aangevoerd dat er een langdurige klinische opname op een hoog beveiligingsniveau van minimaal niveau 3 noodzakelijk is. Binnen de GGZ-klinieken zijn die plekken schaars. De tbs-maatregel met dwangverpleging is in dat opzicht, vergeleken met de geadviseerde zorgmachtiging, het meest passende kader. Een tbs-maatregel beschermt niet alleen de samenleving, maar kan ook daadwerkelijk voorzien in de zorgbehoefte van de verdachte. Het is de enige manier om langdurige forensische scherpte, waarbij ook het recidiverisico wordt betrokken, in een hoog beveiligde klinische setting te organiseren.
7.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte thuishoort in de zorg en niet in een tbs-kliniek. De verdachte heeft vanuit een vergiftigingswaan een medepatiënt mishandeld. Nu bekend is waar het agressieve gedrag van de verdachte vandaan is gekomen, kan daarmee in het kader van het recidiverisico rekening worden gehouden. Omdat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een mishandeling, is het opleggen van een tbs met dwangverpleging niet proportioneel. Ook op grond van het subsidiariteitsbeginsel zou voor een zorgmachtiging moeten worden gekozen. De verdachte krijgt inmiddels dwangmedicatie waardoor hij geen gevaar meer vormt. Een opname met een zorgmachtiging in een GGZ-kliniek met veiligheidsniveau 2 kan dan ook voldoende zijn. De verdachte moet niet de dupe worden van het feit dat binnen de GGZ-klinieken weinig beschikbare plekken zijn die het noodzakelijke veiligheidsniveau kunnen bieden. Daar had bovendien op geanticipeerd moeten worden.
7.3.
Beoordeling
7.3.1.
Algemene overweging
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel dan wel een zorgmachtiging wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder deze is begaan. Ook wordt rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte.
7.3.2.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een medepatiënt in het psychiatrisch ziekenhuis. De verdachte heeft door met een asbak meerdere malen op het hoofd van het slachtoffer te slaan, letsel toegebracht aan het slachtoffer en een inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Daarnaast hebben medewerkers en patiënten van psychiatrisch ziekenhuis, waar de verdachte als patiënt verbleef, gevoelens van angst en onveiligheid ervaren. Door zo te handelen heeft de verdachte een onveilige situatie gecreëerd.
7.3.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
29 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
PBC-rapport
De verdachte is geobserveerd in het PBC. Psychiaters [psychiater 1] en [psychiater 2] en psycholoog [psycholoog] hebben op 24 januari 2024 een rapport uitgebracht. Daaruit blijkt het volgende.
Er is bij de verdachte sprake van schizofrenie. Hij is sinds 2011 bekend binnen de geestelijke gezondheidszorg en heeft op vrijwillige basis en binnen het kader van rechterlijke machtigingen en zorgmachtigingen zowel ambulante als klinische behandelingen gehad. De hulpverlening achtte medicamenteuze behandeling (antipsychotica) noodzakelijk, maar de verdachte deelde deze mening niet. De verdachte stopte telkens met de medicatie waarna hij het contact met de werkelijkheid verliest en zowel verbaal als fysiek agressief wordt naar objecten en personen.
Gedurende het onderzoek in het PBC kreeg de verdachte (dwang)medicatie (depot antipsychoticum). Desondanks bleef de psychose actueel. De verdachte functioneert chronisch psychotisch met wanen en hallucinaties en zijn denken en handelen worden hierdoor voortdurend rechtstreeks bepaald. Het ontbreekt de verdachte aan probleembesef alsmede ziektebesef en -inzicht. Als de verdachte onvoldoende is ingesteld op medicatie, verergeren de psychotische symptomen hetgeen gepaard kan gaan met verbale en fysieke agressie naar objecten en personen. Voor anderen die deze belevingswereld niet delen, kan dit daarom heel onvoorspelbaar en onberekenbaar overkomen. Daarnaast heeft de verdachte veel ondersteuning en concrete instructies nodig bij het uitvoeren van alledaagse taken. Hij komt niet zelf tot het (adequaat) plannen en organiseren van activiteiten.
De deskundigen adviseren om de verdachte het ten laste gelegde tenminste verminderd toe te rekenen omdat hij zich niet, of vrijwel niet, kan onttrekken aan de invloed die zijn psychotisch bepaalde gedachtewereld op zijn gedragingen heeft. Hierbij is het evenmin uit te sluiten dat de verdachte het ten laste gelegde volledig niet toe te rekenen valt. Het recidiverisico op gewelddadig gedrag naar personen wordt op minimaal matig ingeschat, waarbij dit onder een samenloop van omstandigheden, die ontregelend zijn, kan oplopen tot hoog.
De deskundigen achten het noodzakelijk om de aanwezige risicofactoren die in de toekomst opnieuw kunnen spelen en beïnvloedbaar zijn, aan te pakken. Zij adviseren om de verdachte in de eerste plaats adequater in te stellen op medicatie. De verdachte is tevens gebaat bij een verblijf op een psychiatrische zorgafdeling met voldoende rust, reinheid en regelmaat en begeleidingsintensiteit. Vanwege de wenselijkheid van forensische scherpte door (zorg)personeel, is een forensische GGZ-setting met veiligheidsniveau 3 (FPK, FPA) geïndiceerd boven de reguliere GGZ. Een klinische behandeling zou volgens de deskundigen voldoende gekaderd kunnen worden met een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 Wfz. Een dergelijke machtiging zou, zo verwachten deskundigen, echter wel gedurende jaren doorgezet moeten worden gezien het chronische beloop van de stoornis en de huidige beperkte behandelrespons. Zij merken op dat de zorgmachtiging op voorhand geen waterdicht kader kan bieden om jarenlange inbedding te garanderen. Het potentiële risico bij elke verplichte beoordeling van de verlenging is dat er toch een andere klinische afweging wordt gemaakt, al dan niet vanuit weliswaar begrijpelijke, maar niet direct behandelinhoudelijke motieven (schijnaanpassing van de verdachte, beddendruk, reorganisaties, onvoldoende forensische psychiatrische kennis).
De deskundigen adviseren voorts dat – als de rechtbank na weging van voor- en nadelen van een eventuele zorgmachtiging – van mening is dat dit onvoldoende garanties biedt om een gewelddadige recidive te voorkomen, niets anders resteert dan de tbs-maatregel met dwangverpleging.
Verklaring deskundige ter zitting
Ter zitting heeft deskundige [deskundige] (namens zorgverantwoordelijke [zorgverantwoordelijke] ), werkzaam bij Antes, toegelicht dat zij weinig perspectief ziet voor het verlenen van een zorgmachtiging. Zij heeft daarbij opgemerkt dat zij twijfels heeft of de zorgmachtiging toereikend is gelet op het hoge veiligheidsniveau (minimaal 3) dat is geïndiceerd. Een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) met beveiligingsniveau 2 zou wellicht mogelijk zijn, maar zoals de deskundigen adviseren is dat niveau voor de verdachte te laag. Als de verdachte geplaatst zou worden in een GGZ-kliniek met beveiligingsniveau 2, brengt dat risico’s met zich mee, zowel voor zowel medepatiënten als voor medewerkers. Ook is er langdurige zorg nodig om de verdachte te behandelen, terwijl de zorgmachtiging in beginsel voor zes maanden wordt verleend. De verdachte staat momenteel niet op een wachtlijst en het is de vraag of hij geplaatst kan worden in een FPA-kliniek.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De verdachte is sinds 2011 onder behandeling voor zijn psychische problematiek, te weten schizofrenie met chronische psychoses. Hij is meerdere malen gedwongen opgenomen geweest waarbij hij ook gedwongen medicatie kreeg toegediend. Het ontbreekt de verdachte, ondanks de lange behandelgeschiedenis, nog altijd aan ziektebesef en -inzicht en hij wenst geen behandeling met antipsychotica. Als de verdachte niet goed is ingesteld op medicatie, verliest hij het contact met de werkelijkheid en wordt dan zowel verbaal als fysiek agressief naar objecten en personen. Zelfs met de huidige (dwang)medicatie blijft de psychose van de verdachte actueel en kan het recidiverisico op gewelddadig gedrag oplopen tot hoog. De verdachte kan daarin heel onvoorspelbaar en onberekenbaar zijn. De deskundigen achten het noodzakelijk om de aanwezige risicofactoren op herhaling van geweldsincidenten die in de toekomst opnieuw kunnen spelen en beïnvloedbaar zijn, aan te pakken. Dit alles maakt dat er een langdurig traject met intensieve behandeling en begeleiding nodig is binnen een forensische setting met een hoog beveiligingsniveau, te weten niveau 3, waarbij ook het recidiverisico wordt betrokken.
Gelet op het voorgaande wordt de tbs-maatregel met dwangverpleging het meest passende kader geacht boven een zorgmachtiging. De klinische behandeling kan in dat kader langdurig worden ingezet in een forensische setting met veiligheidsniveau 3, waarbij ook ingezet kan worden op het verlagen van het recidiverisico. Wat de psychiaters en psycholoog willen bereiken is niet in overeenstemming met de doelen van de behandeling binnen de kaders van een zorgmachtiging. Zoals de deskundigen in hun rapport benoemen en de deskundige ter zitting benoemt, zijn er praktische bezwaren, waaronder het veiligheidsniveau en het feit dat ook ingezet moet worden op het voorkomen van recidive, hetgeen binnen de kaders van een zorgmachtiging niet mogelijk is. De kans is in dit geval groot dat de doelen binnen de GGZ-kaders in de praktijk niet bereikt zullen worden.
Aan de formele vereisten voor de oplegging van een tbs-maatregel is voldaan. Bij de verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Op de gepleegde poging tot zware mishandeling is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld. Daarnaast eist de algemene veiligheid van personen en goederen de oplegging van een tbs-maatregel omdat sprake is van een hoog recidiverisico, dat wordt ingegeven door psychische stoornis van de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Alles afweging acht de rechtbank oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 37b, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
beveelt dat de terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en J.J. Willemsen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) met een asbak op het hoofd van die [slachtoffer] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal
(telkens ) (met kracht) met een asbak op het hoofd te slaan.