Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 13 maart 2024, met bijlagen;
- de pleitnota die [gedaagde] op 2 april 2024 heeft toegestuurd, met bijlagen;
- de pleitaantekeningen van [eiser] ;
- de brief die [gedaagde] tijdens de zitting heeft overhandigd.
2.De beoordeling
[naam](toevoeging kantonrechter: [naam] )
heeft o.a. aan [eiser](toevoeging kantonrechter: [eiser] )
gevraagd zijn leiderschapsstijl aan te passen aan de huidige ontwikkelingen. Volgens [naam] vond [eiser] dit in het begin lastig om daar handen en voeten aan te geven. [eiser] vindt dat er inderdaad veel onrust heerst maar dat dit niet indirect te maken zou hebben met de leiderschapsstijl die [eiser] hanteerde. [eiser] gaf [naam] het gevoel niet direct achter de nieuwe visie/plannen te staan. Dit heeft in het begin de nodige wrijving opgeleverd volgens [naam] in de samenwerking tussen beiden.(…)
Ook geeft [naam] aan in [eiser] te geloven en dat hij niet veel heeft aan of op te merken over [eiser] zijn functioneren en dat het vooral het gevoel is en dat hij hier samen met [eiser] aan wil werken.(…)
[eiser] en [naam] sluiten het gesprek af met de beide de wens om de komende periode er samen verder de schouders onder te zetten.”
De aanleiding hiervoor is gelegen in diverse signalen over onder meer ondermijnend gedrag van uw kant en ontbrekende veiligheid. Dat is op een aantal manieren tot uiting gekomen, waaronder de uitvoering van het werk, het niet ondersteunen of zelfs actief traineren van plannen van [naam] en zich herhaaldelijk tegenover andere medewerkers zeer negatief over hem uitlaten. Dit gedrag is een vervolg op eerdere signalen dat u zich niet constructief opstelt als het gaat om onder meer deelname aan trainingen.
niet veel heeft aan of op te merken” over [eiser] . De partijen zijn daarbij volgens het verslag uit elkaar gegaan met het voornemen om “
er samen verder de schouders onder te zetten.” Volgens [naam] heeft hij het bewust wat positiever opgeschreven, om [eiser] zo mee te krijgen in zijn visie. Zelfs als dat zo zou zijn, dan kan ook met goede wil hierin niet gelezen worden dat de emmer van [gedaagde] zich begon te vullen. Uit het gespreksverslag blijkt veel meer van een gezamenlijk voornemen om de samenwerking te verbeteren. Er zijn ook geen concrete afspraken gemaakt over zaken die [eiser] aan moest passen, of een houding die hij moest verbeteren.
De werkgever kan de werknemer schorsen(…)
wanneer dit uit overwegingen van bedrijfsbelang noodzakelijk wordt geacht.” Voor zover [gedaagde] dat als eigen grondslag voor de schorsing heeft bedoeld, slaagt dat verweer ook niet. Het artikel uit de cao is een open norm, maar dat geeft [gedaagde] uiteraard geen blanco cheque. Zij zal zich binnen de grenzen van die bepaling nog steeds moeten gedragen als goed werkgever. Zij moet dus ook bij een beroep op die cao-bepaling een redelijke en voldoende zware grond hebben voor een schorsing. Het oordeel van de kantonrechter dat hiervoor staat geldt daarom ook in die situatie onverkort.