ECLI:NL:GHLEE:2011:BU6253
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de non-actiefstelling van een werknemer door de werkgever
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 29 november 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de non-actiefstelling van [geïntimeerde] door zijn werkgever, LPF Flexible Packaging B.V. [geïntimeerde], geboren in 1959, was sinds 1 september 2005 in dienst als Manager Operations bij LPF. Op 4 februari 2009 werd hij door de directeur van LPF geïnformeerd dat er binnen het managementteam geen vertrouwen meer in zijn functioneren bestond, wat leidde tot voorstellen voor beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Na het afwijzen van deze voorstellen werd [geïntimeerde] op 23 februari 2009 met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld. LPF diende diezelfde dag een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in bij de kantonrechter.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter geoordeeld dat de non-actiefstelling in strijd was met goed werkgeverschap en heeft hij [geïntimeerde] in zijn vorderingen toegewezen. LPF ging in hoger beroep, waarbij zij zeven grieven indiende. Het hof oordeelde dat de werkgever onvoldoende had onderbouwd dat er een gerechtvaardigde vrees bestond voor ongewenste situaties op de werkvloer door de voortzetting van het werk door [geïntimeerde]. Het hof benadrukte dat de vrijheid van de werkgever om zijn organisatie in te richten, moet worden afgewogen tegen het belang van de werknemer om zijn werk te kunnen verrichten.
Het hof concludeerde dat LPF niet als goed werkgever had gehandeld door [geïntimeerde] zonder redelijke grond op non-actief te stellen. De grieven van LPF werden verworpen en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij LPF werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die werkgevers in acht moeten nemen bij het nemen van beslissingen die de werkgelegenheid van hun werknemers beïnvloeden.