ECLI:NL:RBROT:2024:3536

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
24/3301
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening woning sluiting op basis van Opiumwet na aantreffen harddrugs en vuurwapens

Op 19 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een huurder in Rotterdam, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar woning door de burgemeester, die deze maatregel had genomen na het aantreffen van dertien kiloblokken cocaïne en vijf handvuurwapens in de woning. De burgemeester had besloten de woning te sluiten voor drie maanden, wat verzoekster wilde aanvechten. Tijdens de zitting op 11 april 2024 werd het verzoek behandeld, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigden van de burgemeester en Stichting Woonstad aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar wees het verzoek af. Hij concludeerde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op basis van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de grote hoeveelheid harddrugs die was aangetroffen. Verzoekster had aangevoerd dat de sluiting niet evenwichtig was, vooral gezien de medische situatie van haar baby, maar de voorzieningenrechter vond dat de ernst van de overtreding en de aanwezigheid van vuurwapens zwaarder wogen. De burgemeester had bovendien toegezegd dat er gezinsopvang beschikbaar zou zijn indien verzoekster en haar baby geen onderdak meer zouden hebben na de sluiting. De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting van de woning een signaal is tegen drugscriminaliteit en bijdraagt aan de veiligheid in de buurt. Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de sluiting van de woning door de burgemeester kon doorgaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3301

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 april 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit Rotterdam , verzoekster

(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. J.C. Avedissian).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Woonstad Rotterdam uit Rotterdam.

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 29 maart 2024 heeft de burgemeester de woning van verzoekster per 5 april 2024 gesloten vanwege een overtreding van de Opiumwet en het aantreffen van vuurwapens [1] . Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van de burgemeester, [persoon A] (namens de burgemeester), [persoon B] en [persoon C] (beiden namens Stichting Woonstad).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoekster woont met haar baby op het adres [adres] in Rotterdam. Stichting Woonstad is de eigenaar van deze woning.
4. Op 29 januari 2024 heeft de politie de woning van verzoekster doorzocht in verband met een omvangrijk projectmatig opsporingsonderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband dat verdacht wordt van de import van een grote partij cocaïne. In de woning zijn dertien kiloblokken met vermoedelijk cocaïne aangetroffen. De politie heeft van één blok een monster genomen dat indicatief werd getest. Het monster testte positief op cocaïne. Daarnaast heeft de politie een zakje met vermoedelijk enkele grammen cocaïne, hulpmiddelen die kunnen dienen voor het versnijden van cocaïne (twee weegschaaltjes, plastic handschoenen en plastic folie) en vijf handvuurwapens aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 31 januari 2024.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten voor drie maanden. Verzoekster is het daar niet mee eens. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij voorlopig in haar woning mag blijven wonen. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open mag blijven tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
7. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
8. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoekster immers gedurende de komende drie maanden geen toegang tot haar woning.
Beoordelingskader Opiumwet
9. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om in deze zaak eerst de overtreding van de Opiumwet te bespreken.
10. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
11. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan. Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Zienswijzeprocedure
12. De burgemeester heeft verzoekster bij brief van 20 maart 2024 laten weten dat hij van plan is om haar woning te sluiten en haar in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. De burgemeester heeft op 27 maart 2024 een zienswijze van verzoekster ontvangen. Deze is echter niet meegenomen in het bestreden besluit. Verzoekster vindt daarom dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
13. Dat de zienswijze niet is meegenomen bij het bestreden besluit is onwenselijk. Dat heeft de burgemeester ter zitting ook erkend. Volgens de burgemeester is de oorzaak een administratieve fout. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat dit niet leidt tot toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening. Daarbij is van belang dat verzoekster haar bezwaren in deze procedure naar voren heeft kunnen brengen en dat de voorzieningenrechter hiermee bij zijn beoordeling rekening heeft gehouden.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
14. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen.
15. Verzoekster vindt dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten. Er is slechts een indicatief monster genomen van wat er is aangetroffen en er zijn geen definitieve bevinden van het NFI verkregen om vast te stellen dat er sprake is van drugs. Verzoekster heeft verder aangevoerd dat er sprake is van een punitieve sanctie.
16. Uit het dossier blijkt dat er een indicatieve test is uitgevoerd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat een rapportage van het NFI niet is vereist; in het bestuursrecht geldt een andere bewijslast dan in het strafrecht. De indicatieve test maakt voldoende aannemelijk dat de aangetroffen kiloblokken harddrugs bevatte [2] . Er zijn geen aanwijzingen dat de indicatieve test ten onrechte positief was of dat het proces-verbaal van die indicatieve test onjuistheden bevat. Verzoekster heeft ook niet toegelicht wat de aangetroffen kiloblokken dan wel zijn geweest.
De burgemeester heeft geen grond hoeven zien voor twijfel aan de juistheid van de bestuurlijke rapportage en het onderliggende proces-verbaal van de politie en heeft zich op grond hiervan op het standpunt mogen stellen dat aannemelijk is dat er een handelshoeveelheid cocaïne is aangetroffen die bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking.
17. Anders dan verzoekster betoogt, is de sluiting van een woning op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet niet aan te merken als een punitieve sanctie en is de sluiting van de woning niet in strijd met artikel 6 van het EVRM. Dit blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [3] .
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
18. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
19. Verzoekster voert aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. Door het tijdsverloop tussen de doorzoeking en het bestreden besluit is die noodzaak komen te vervallen. Daarnaast stond de woning niet bekend als drugspand, heeft verzoekster geen antecedenten en hebben er na de doorzoeking geen incidenten plaatsgevonden. Verzoekster vindt dat de burgemeester had kunnen volstaan met het geven van een waarschuwing.
20. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van een woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen kan worden afgeweken. Uit rechtspraak blijkt dat de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning in ieder geval als een ernstig geval in deze zin kan worden aangemerkt.
21. In dit geval is een grote hoeveelheid harddrugs aangetroffen. Het is aannemelijk dat deze geheel of gedeeltelijk bestemd was voor verkoop, aflevering of verstrekking. De burgemeester mag dan aannemen dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als er geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen harddrugs, en daarnaast de aanwezigheid van vijf vuurwapens, kon niet met een minder verstrekkende maatregel worden volstaan ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde [4] . Daarnaast is de politie bij verzoeksters woning uitgekomen naar aanleiding van een omvangrijk projectmatig opsporingsonderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband dat verdacht wordt van de import van een grote partij cocaïne. Het is dan ook aannemelijk dat verzoeksters woning bekend is in het criminele (drugs)circuit. Verder bevindt de woning zich in een kwetsbare wijk op het gebied van veiligheid. Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid.
22. Het tijdsverloop tussen de doorzoeking van de woning op 29 januari 2024 en het besluit tot sluiting van de woning op 29 maart 2024 maakt niet dat er geen noodzaak meer bestond om tot sluiting van de woning over te gaan. De burgemeester heeft de bestuurlijke rapportage van 31 januari 2024 pas op 20 maart 2024 ontvangen. Tussen het moment van ontvangst van de bestuurlijke rapportage en het bestreden besluit zat ruim een week. De burgemeester heeft dus voortvarend gehandeld. Verder blijkt uit de rechtspraak dat een tijdsverloop van twee maanden tussen de doorzoeking en het bestreden besluit niet tot de conclusie leidt dat er geen noodzaak tot sluiting meer kan zijn [5] .
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
23. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
24. Verzoekster voert aan dat de sluiting niet evenwichtig is. Haar baby is geboren met een medische aandoening aan de keel en kan hierdoor niet goed slikken, eten en drinken. De baby krijgt behandelingen van een logopediste, die wekelijks bij verzoekster thuis komt. Ook moet de baby regelmatig naar de huisarts in de wijk en naar het ziekenhuis. Het is daarom van belang dat verzoekster samen met haar baby in de woning kan blijven wonen. Zij heeft namelijk geen geschikte vervangende huisvesting.
25. Hoewel duidelijk is dat de sluiting van de woning voor verzoekster grote gevolgen heeft, vindt de voorzieningenrechter de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Hierbij is van belang dat het gaat om een zeer ernstig geval. Er is een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen en daarnaast vijf vuurwapens. De voorzieningenrechter vindt het niet aannemelijk dat verzoekster niet op de hoogte was van het feit dat de drugs en de wapens in haar woning aanwezig waren. Een deel van de cocaïne en de wapens lagen onder het enige bed in de woning. Daarnaast is niet gebleken dat verzoeksters baby gebonden is aan de eigen woning. Dit blijkt in ieder geval niet uit de medische informatie die is overgelegd. De behandelingen door de logopediste kunnen ook op een andere locatie plaatsvinden. Uit het bestreden besluit blijkt dat het wijkteam contact heeft gehad met verzoekster om te kijken of zij een hulpvraag heeft. Tijdens de zitting heeft de burgemeester verklaard dat het crisisinterventieteam betrokken zal zijn bij de feitelijke sluiting. Als op dat moment blijkt dat verzoekster en haar baby geen onderdak hebben, zal voor hen een veilige opvangplek worden geregeld (gezinsopvang). Gelet op dit alles heeft de burgemeester naar voorlopig oordeel de belangen bij sluiting van de woning zwaarder mogen laten wegen dan de belangen van verzoekster bij het voortgezet gebruik van de woning. Het voornemen van Stichting Woonstad om de huurovereenkomst te (laten) ontbinden, is een omstandigheid die de burgemeester tijdens de bezwaarprocedure nog mee zal moeten nemen bij de belangenafweging.
26. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is er geen aanleiding om nog in te gaan op het aantreffen van vijf vuurwapens in de woning als zelfstandige grondslag voor de sluiting [6] .

Conclusie en gevolgen

27. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.De burgemeester heeft die bevoegdheid op grond van artikel 174a, aanhef en onder c, van de Gemeentewet. Het moet dan gaan om wapens zoals bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 30 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:371.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1142.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3705, waarbij er een tijdsverloop zat van 2,5 maand tussen de ontvangst van de bestuurlijke rapportage en het besluit tot sluiting.
6.Zie voetnoot 1.