In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen D-Pers B.V. (werkgever) en een werkneemster die niet is verschenen. De werkneemster, geboren in 1989, is sinds 2007 in dienst bij de werkgever en heeft zich op 8 april 2021 ziekgemeld. De werkgever stelt dat de werkneemster al geruime tijd haar re-integratieverplichtingen niet nakomt en dat zij stelselmatig in strijd handelt met de bedrijfsregels, waaronder het verzuimprotocol. De werkneemster is langer dan 104 weken arbeidsongeschikt en het UWV heeft een ontslagvergunning geweigerd.
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden op verschillende gronden, waaronder verwijtbaar handelen van de werkneemster. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkneemster geen verweer heeft gevoerd en dat de stellingen van de werkgever niet onrechtmatig of ongegrond zijn. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de e-grond (verwijtbaar handelen en/of nalaten). De kantonrechter heeft echter ook geconstateerd dat de werkneemster kampt met ernstige psychische klachten, waardoor het niet kan worden vastgesteld of zij geen deugdelijke grond had om niet mee te werken aan haar re-integratie.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met inachtneming van de opzegtermijn, onder aftrek van de proceduretijd, per 1 juni 2024. De kantonrechter heeft bepaald dat de werkgever haar eigen proceskosten betaalt en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.