ECLI:NL:RBROT:2024:3500

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
ROT 23/2110
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek tot wijziging van persoonsgegevens in de basisregistratie personen

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek tot wijziging van persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) beoordeeld. Eiseres, die in 2000 naar Nederland kwam en in het bezit is van een verblijfsvergunning, had verzocht om haar persoonsgegevens te wijzigen, waaronder haar geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum en nationaliteit. Het college van burgemeester en wethouders van Maassluis had dit verzoek in een primair besluit van 22 juni 2022 afgewezen, en deze afwijzing werd in een bestreden besluit van 10 februari 2023 gehandhaafd. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet toereikend is gemotiveerd. De rechtbank wijst erop dat het college de nieuwe maatstaf voor wijziging van brp-gegevens, zoals vastgesteld door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, niet correct heeft toegepast. De rechtbank concludeert dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het nieuwe, echt bevonden Armeense paspoort van eiseres niet als bewijs kon worden geaccepteerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het griffierecht en proceskosten aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2110

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Maassluis, het college

(gemachtigden: mr. B.M. den Engelsman en [naam 1]).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek als bedoeld in artikel 2:58, eerste lid, van de Wet basisregistratie personen (brp) tot wijziging van haar persoonsgegevens. Het college heeft dit verzoek in het primaire besluit van 22 juni 2022 afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 10 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij die afwijzing gebleven.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiseres is in 2000 naar Nederland gekomen. Zij is in het bezit van een reguliere verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.
2.2.
Zij heeft destijds bij de IND verklaard te zijn [eiseres], geboren op [geboortedatum 1]. Zij heeft deze identiteitsgegevens later meerdere keren bevestigd, bij de gemeente Coevorden en bij de gemeente Maassluis.
2.3.
Eiseres heeft het college op 16 oktober 2020 verzocht om de volgende gegevens te wijzigen in de brp:
- haar geslachtsnaam van “[geslachtsnaam 1]” in “[geslachtsnaam 2]”;
- haar voornamen van “[voornaam 1]” in “[voornaam 2]”;
- haar geboortedatum en haar geboortejaar van “[geboortedatum 1]” in “[geboortedatum 2]”;
- haar geboorteplaats van “[geboorteplaats 1]” in “[geboorteplaats 2]”;
- haar nationaliteit van “Onbekend” in “de Armeense nationaliteit”;
- de geslachtsnaam van haar vader “[geslachtsnaam 1]” in “[geslachtsnaam 2]” en zijn voornaam van “[voornaam 3]” in “[voornaam 4]”;
- de geslachtsnaam van haar moeder van “[geslachtsnaam 1]” in “[geslachtsnaam 2]” en haar voornaam van “[voornaam 5]” in “[voornaam 6]”.
2.4.
Bij haar verzoek heeft eiseres de volgende documenten overgelegd:
1. een afschrift van haar verblijfsvergunning (met daarop de naam [eiseres]);
2. een van apostille voorzien geboortebewijs op naam van [geslachtsnaam 2], [voornaam 2], voorzien van een Nederlandse beëdigde vertaling vanuit het Russisch;
3. een Armeens paspoort, geldig tot 8 juli 2008, op naam van [naam 2];
4. een document (door Bureau documenten aangemerkt als “overige bescheiden huwelijk”) afgegeven op 14 januari 2020;
5. een document (door Bureau Documenten aangemerkt als “Overige bescheiden onderwijs”) afgegeven op 12 november 2021;
6. een document (door Bureau Documenten aangemerkt als “Verklaring”) afgegeven op 15 november 2021;
7. een document (door Bureau Documenten aangemerkt als “Verklaring”) afgegeven op 26 augustus 2021;
8. een kopie van een paspoort van de beweerdelijke moeder van eiseres dat is afgegeven op 21 november 2017;
9. diverse foto’s.
De documenten 2 en 3 zijn door Bureau Documenten echt bevonden. Over de echtheid van de documenten 4-7 heeft Bureau Documenten geen uitspraak kunnen doen wegens “het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal”. Het onder 8 bedoelde document en de foto’s heeft het college niet laten onderzoeken door Bureau Documenten.
2.5.
Op 3 mei 2022 heeft het college aan eiseres kenbaar gemaakt het voornemen te hebben het wijzigingsverzoek af te wijzen omdat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de in de brp geregistreerde gegevens onjuist zijn.
2.6.
Eiseres heeft op 31 mei 2022 een zienswijze ingediend. Het college heeft vervolgens op 22 juni 2022 het verzoek afgewezen. Volgens het college bestaat te veel twijfel over de juistheid van de door eiseres overgelegde documenten. Ook is niet duidelijk of er een verband kan worden gelegd tussen de documenten en eiseres.
2.7.
In de bezwaarprocedure heeft eiseres een nieuw Armeens paspoort op naam van [naam 2] overgelegd, afgegeven op 14 juni 2022 en geldig tot en met 14 juni 2032. Dit paspoort is door Bureau Documenten echt bevonden.
2.8.
Het bezwaar van eiseres is vervolgens met het bestreden besluit van 10 februari 2023 ongegrond verklaard. Volgens het college heeft eiseres niet – buiten redelijke twijfel –kunnen aantonen dat de thans in de brp opgenomen gegevens onjuist zijn. Daarnaast staat volgens het college niet vast dat de overgelegde documenten betrekking hebben op eiseres.

Het beroep van eiseres

3. Eiseres heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Eiseres heeft in 2000 bij haar komst naar Nederland onjuiste personalia opgegeven om de kans op een verblijfsvergunning te vergroten. Dit heeft zij gedaan op advies van mensen om haar heen. Eiseres heeft daarna uit angst haar ware identiteit geheim gehouden. Inmiddels beseft zij dat zij een grote fout heeft begaan. Het bestreden besluit is gebrekkig gemotiveerd omdat het college daarin vooral heeft verwezen naar het voornemen en naar de stukken die bij de aanvraag waren overgelegd. In de bezwaarprocedure heeft eiseres echter een nieuw Armeens paspoort overgelegd. Zij heeft dit paspoort verkregen nadat haar identiteit en Armeense nationaliteit waren vastgesteld door de Armeense ambassade. Bureau Documenten heeft het paspoort echt bevonden. Het college heeft het nieuwe paspoort ten onrechte nauwelijks betrokken in zijn besluitvorming. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd dat niet van de juistheid van dit paspoort kan worden uitgegaan. Ook heeft het college onvoldoende gemotiveerd dat er niet van kan worden uitgegaan dat dit paspoort betrekking heeft op eiseres. Over de afgifte van het nieuwe paspoort heeft eiseres verklaard dat vingerafdrukken zijn afgenomen, dat zij een kopie van haar oude paspoort heeft moeten tonen en dat zij haar oude adres in Armenië moest noemen. Zij bleek daar nog ingeschreven te staan.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank moet beoordelen of het college het wijzigingsverzoek van eiseres terecht heeft afgewezen.
5. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en motiveringsgebreken bevat. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.
6. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in zijn uitspraak van 4 mei 2022 [1] het beoordelingskader voor wijziging van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens gewijzigd. Het gaat bij deze wijziging om een versoepeling. Voorheen moest onomstotelijk vast komen te staan dat de geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Sinds de genoemde uitspraak geldt dat moet worden beoordeeld of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. [2]
7. In het bestreden besluit is deze nieuwe maatstaf wel genoemd, maar het is niet duidelijk of het college deze daadwerkelijk heeft toegepast. Zo is in het verweerschrift (p. 1) vermeld: “Er is niet onomstotelijk aangetoond dat de huidige in de brp opgenomen gegevens waarvan wijziging wordt gevraagd onjuist zijn. De overgelegde documenten tonen dat namelijk niet aan.” Dit is niet lijn met de nieuwe maatstaf. Verder is in het (advies bij het) bestreden besluit vermeld: “De commissie meent dat bezwaarde niet – buiten redelijke twijfel – heeft kunnen aantonen dat in de huidige BRP opgenomen gegevens onjuist zijn.” Ook dit is niet in lijn met de nieuwe maatstaf.
8. In het licht van de genoemde nieuwe maatstaf, maar ook los daarvan, geeft de besluitvorming van het college naar het oordeel van de rechtbank bovendien blijk van een te grote mate van strengheid en terughoudendheid. Zo blijkt uit pagina 11-12 van het advies dat het college meent dat het bij de beoordeling of uit de overgelegde brondocumenten volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn, “uitermate terughoudend” moet zijn. Op een andere plaats (p. 8-9 van het advies) is vermeld dat het verzoek “uiterst kritisch” is benaderd omdat dat aan de geloofwaardigheid van uw eiseres “ernstig moet worden getwijfeld”. Brp-gegevens moeten aangepast worden als voldaan is aan de in de genoemde uitspraak van de Afdeling vermelde maatstaf. Dat is ook het geval in een situatie als die van eiseres, waarin gesteld wordt dat bewust onjuiste identiteitsgegevens zijn opgegeven en dat een lange tijd onder die onjuiste gegevens aan het maatschappelijk verkeer is deelgenomen.
9. De rechtbank is voorts van oordeel dat niet voldoende duidelijk is geworden dat het college het in de bezwaarfase overgelegde, echt bevonden paspoort op waarde heeft geschat. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt dat in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet worden uitgegaan en dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat er voorafgaand aan de afgifte van een paspoort een behoorlijk onderzoek door de bevoegde autoriteit heeft plaatsgevonden, ook naar de aanvrager van het paspoort. [3] Dat in dit geval van deze uitgangspunten moet worden afgeweken, heeft het college niet voldoende gemotiveerd. Volgens het college heeft kennelijk geen behoorlijk onderzoek plaatsgevonden, maar het college heeft in dit verband slechts naar voren gebracht dat de Armeense autoriteit in Nederland niet heeft gereageerd op de volgende, algemeen geformuleerde vraag: “How do you as the Embassy of the Republic of Armenia determine the identity of a person and which documents should someone show with an application for a passport of the Republic of Armenia?” De rechtbank oordeelt dat dit niet een voldoende motivering vormt van het standpunt van het college dat kennelijk geen behoorlijk onderzoek heeft plaatsgevonden.

Conclusie en gevolgen

10. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet toereikend is gemotiveerd. Het beroep is gegrond wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Het college moet binnen acht weken een nieuwe beslissing op het bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak. Voor het geval het college opnieuw concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor wijziging van de brp-gegevens van eiseres, geeft de rechtbank partijen in overweging in gesprek te gaan over de wijze waarop het bewijs mogelijk alsnog kan worden geleverd. Nu mogelijk nader onderzoek nodig is, ziet de rechtbank geen aanleiding voor toepassing van een bestuurlijke lus.
11. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar in beroep gemaakte proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling (punt). In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift (1 punt) ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt). De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie ook punt 8.9 van de uitspraak van 4 mei 2022.
3.Zie de uitspraak van 4 mei 2022, onder 8.6 en 8.8.