In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Dordrecht beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-waarde van haar woning, die per 1 januari 2021 was vastgesteld op € 315.000,-. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, omdat eiseres het bezwaar te laat had ingediend. De rechtbank behandelt de feiten en omstandigheden rondom de termijnoverschrijding van eiseres, die in Italië woont en haar post vanuit Nederland laat doorsturen. Eiseres betoogt dat de coronamaatregelen en persoonlijke omstandigheden, zoals de ziekte van haar moeder, hebben bijgedragen aan de vertraging in het indienen van het bezwaar.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres had de heffingsambtenaar niet geïnformeerd over haar adres in Italië, waardoor de aanslag correct is bekendgemaakt op het laatst bekende adres in Dordrecht. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden die eiseres aanvoert niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De rechtbank komt daarom niet toe aan de inhoudelijke gronden van eiseres over de hoogte van de WOZ-waarde. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is en dat eiseres geen griffierecht of reiskostenvergoeding ontvangt.