In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 22 april 2024, wordt het beroep van eiseres, een varkenshouder, tegen een boete van € 1.500,- beoordeeld. De boete werd opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens overtredingen van de Wet dieren, specifiek met betrekking tot onvoldoende hokverrijking en nestmateriaal voor de varkens. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de boete, maar dit werd door de minister gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen en een toezichthouder van de NVWA aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eiseres de wettelijke voorschriften heeft overtreden. De toezichthouder had tijdens een inspectie op 17 augustus 2022 geconstateerd dat er onvoldoende materiaal aanwezig was voor de varkens om mee te spelen en te onderzoeken, wat in strijd is met artikel 2.22 van het Besluit houders van dieren. Eiseres voerde aan dat zij geen wettelijk voorschrift had overtreden en dat de eisen in de brochure Hokverrijking niet als bindend moeten worden beschouwd. De rechtbank oordeelt echter dat de tekst van de wet duidelijk is en dat de eisen voor hokverrijking niet alleen betrekking hebben op de aanwezigheid van materiaal, maar ook op de geschiktheid ervan.
De rechtbank wijst erop dat de toezichthouder geen sporen van geschikt materiaal heeft aangetroffen en dat de varkens niet permanent konden beschikken over voldoende materiaal. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij aan de eisen voldeed. De rechtbank bevestigt dat de opgelegde boete van € 1.500,- evenredig is en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die tot een lagere boete zouden moeten leiden. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.