Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 september 2023, met producties;
- de rolbeslissing van 26 oktober 2023;
- de akte van de zijde van Woonstad, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam en een gedaagde die niet in de procedure is verschenen. Woonstad vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van huurachterstand. De gedaagde huurde sinds 4 april 2022 een woning met een geliberaliseerde huurprijs. Woonstad stelde dat de gedaagde de huur niet tijdig had betaald en eiste dat de huurovereenkomst werd ontbonden. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurprijswijzigingsbepaling in de huurovereenkomst beoordeeld en deze vernietigd omdat deze als oneerlijk werd aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de huurprijs die bij het sluiten van de overeenkomst was afgesproken, altijd van toepassing bleef. De kantonrechter stelde de huurachterstand vast op € 6.944,80, en veroordeelde de gedaagde tot betaling van dit bedrag. Daarnaast werd de huurovereenkomst ontbonden, en moest de gedaagde de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen. De kantonrechter oordeelde dat de huurprijswijzigingsbepaling oneerlijk was omdat deze de mogelijkheid bood om de huur met meer te verhogen dan op basis van een redelijke inschatting van de markt gerechtvaardigd was. De kantonrechter benadrukte dat de bescherming van consumenten tegen oneerlijke bepalingen essentieel is en dat de gevolgen van de vernietiging van de bepaling niet konden worden verzacht door de rechter. De proceskosten werden aan de gedaagde opgelegd, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.