In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over huurachterstand en de geldigheid van een huurprijswijzigingsbepaling. De huurder, die een woning huurde van de verhuurder, heeft vanaf september 2022 de huur niet volledig betaald. De verhuurder vorderde betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en rente. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand lager is dan door de verhuurder gevorderd, omdat de huurprijswijzigingsbepaling in de huurovereenkomst als oneerlijk is beoordeeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurprijswijzigingsbepaling de verhuurder het recht geeft om de huur met meer te laten stijgen dan redelijkerwijs te verwachten was op basis van de consumentenprijsindex. Hierdoor is de huurprijs die bij het sluiten van de overeenkomst is afgesproken, blijven gelden. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, maar deze is vastgesteld op € 2.437,39. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 276,79 toegewezen. De totale te betalen som door de huurder bedraagt € 1.764,18, na verrekening van een betaling van € 950,- die de huurder na aanmaning heeft gedaan. De huurder is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 781,85. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.