ECLI:NL:RBROT:2024:303

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/503
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake openbaarmaking van documenten door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Bassie, een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiser heeft op 25 juli 2019 een Wob-verzoek ingediend, waarop de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. P.E. van der Werf, op 8 april 2021 heeft gereageerd met een primair besluit waarin enkele documenten openbaar zijn gemaakt. Op 21 oktober 2022 heeft de Minister een aanvullend besluit genomen en meer documenten openbaar gemaakt. Echter, met het bestreden besluit van 14 december 2022 heeft de Minister het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit gedeeltelijk herroepen, maar niet alle documenten zijn openbaar gemaakt.

Tijdens de zitting op 11 januari 2024 is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de Minister een nadere zoekslag moet verrichten, omdat er mogelijk meer documenten zijn die onder het verzoek vallen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen, zoals vereist door artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft de Minister de gelegenheid gegeven om dit gebrek te herstellen binnen acht weken, met inachtneming van de aanwijzingen die tijdens de zitting zijn gegeven. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/503
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:80a van de Algemene wet bestuursrecht van 23 januari 2024 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. R. Bassie),
en

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister

(gemachtigde: mr. P.E. van der Werf).

Inleiding

1. Het gaat in deze zaak om een verzoek van eiser om openbaarmaking van stukken. Op 25 juli 2019 heeft eiser op basis van de toen geldende Wet openbaarheid van bestuur (Wob) een verzoek ingediend. Met het primaire besluit van 8 april 2021 heeft de Minister op dit verzoek beslist en stukken openbaar gemaakt.
1.1.
Op 21 oktober 2022 heeft de Minister een aanvullend besluit genomen en nadere stukken openbaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 14 december 2022 heeft de Minister het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit gedeeltelijk herroepen. De Minister heeft aanvullend stukken (deels) openbaar gemaakt.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiser zijn gemachtigde, [naam 1] en [naam 2]. Namens de Minister is zijn gemachtigde verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 25 juli 2019 een Wob-verzoek ingediend en verzocht tot openbaarmaking van:
“kopieën van alle documenten die verband houden met voornoemd handelen van de NVWA [1] naar aanleiding van het vermoeden van het gebruik van het middel DutriRock Bedding Powder, waaronder alle externe -en interne correspondentie, alle e-mails, faxen, brieven, tekstberichten (waaronder SMS, WhatsApp en interne chatberichten), interne instructies, verslagen van intern en extern onderzoek, notulen en aantekeningen van telefoongesprekken, besprekingen, vergaderingen, etc…
Onderhavig verzoek heeft betrekking op de periode 1 januari 2019-heden.”
3. In totaal zijn 148 documenten aangetroffen, die de Minister met het primaire besluit openbaar heeft gemaakt, met daarbij een inventarislijst. De Minister heeft, met inachtneming van de Wob, niet alle passages geheel openbaar gemaakt, zoals namen, emailadressen, telefoonnummers en handtekeningen van ambtenaren en (bestuurders van) ondernemingen. Ook documenten met daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen heeft de Minister niet openbaar gemaakt.
4. Op 21 oktober 2022 heeft de Minister een aanvullend besluit genomen. Er zijn 31 nadere documenten aangetroffen, die de Minister met dit besluit openbaar heeft gemaakt, met daarbij een inventarislijst. Met inachtneming van de - inmiddels in werking getreden - Wet open overheid (Woo) heeft de Minister bepaalde persoonsgegevens niet openbaar gemaakt. Ook informatie over ondernemingen, zoals namen, (e-mail)adressen en interne postbusnummers, heeft de Minister niet openbaar gemaakt.
5. In het bestreden besluit heeft de Minister eisers bezwaar gegrond verklaard. Volgens de Minister heeft de zoekslag zorgvuldig plaatsgevonden. Wel heeft de Minister aanleiding gezien enkele persoonlijke beleidsopvattingen toch geanonimiseerd openbaar te maken, in het belang van een goede en democratische bestuursvoering en om zoveel mogelijk inzicht te geven over het handelen rondom het toezicht op het gebruik van stalontsmettingsmiddelen.

Het beroep van eiser

6. In beroep heeft eiser betoogd en toegelicht dat de Minister, naast de reeds openbaar gemaakte documenten, moet beschikken over meer documenten die openbaar moeten worden gemaakt. De zoekslag is dus niet volledig en niet zorgvuldig geweest. Ook is de motivering van de zoekslag in het bestreden besluit volgens eiser niet voldoende.

Beoordeling door de rechtbank

7. Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de Minister een nadere zoekslag dient te verrichten. De Minister heeft erkend dat het, gelet op de concrete punten die eiser in beroep naar voren heeft gebracht, aannemelijk is dat er nog meer documenten zijn die onder het verzoek vallen. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit niet voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen (artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht, Awb).
8. De rechtbank zal de Minister op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid stellen dit gebrek te herstellen. Zoals ter zitting afgesproken zal de Minister bij de nadere zoekslag in ieder geval letten op de concrete punten (aanwijzingen voor het aanwezig zijn van nadere stukken) die zijn genoemd in het aanvullende beroepschrift van 21 februari 2023. Daarnaast is afgesproken dat de Minister, voor zover mogelijk, informatie zal verstrekken over de wijze waarop de nadere zoekslag heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld informatie over de gehanteerde zoektermen). Afgesproken is dat de Minister voor de nadere zoekslag, de eventueel daaropvolgende nadere besluitvorming en de berichtgeving hierover aan de rechtbank in totaal acht weken de tijd krijgt, gerekend vanaf de zittingsdatum (11 januari 2024).
9. Na ontvangst van het bericht van de Minister over de herstelpoging zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken schriftelijk te reageren.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt de Minister in de gelegenheid om binnen acht weken, gerekend vanaf de zittingsdatum (11 januari 2024), het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2024.
De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Nederlandse voedsel- en warenautoriteit