ECLI:NL:RBROT:2024:3022

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 april 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
C/10/656431 / HA ZA 23-381
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldovername en betalingsverplichtingen in het goederenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en verschillende gedaagden, waaronder MAGUISE PARTYCATERING B.V. en Ma Guise Beheer B.V. De kern van het geschil betreft de vraag of de schuldenaar van [eiseres] is veranderd door middel van een schuldovername. [eiseres] had een leningsovereenkomst gesloten met Ma Guise Beheer, waarbij verschillende borgen zich garant stelden voor de terugbetaling. Na een herstructurering claimde [eiseres] dat de schuld was overgenomen door MPC, maar MPC ontkende dit. De rechtbank oordeelde dat de vereisten voor een geldige schuldovername niet waren nageleefd, met name de vereiste kennisgeving aan de schuldeiser. Hierdoor bleef Ma Guise Beheer de schuldenaar. De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] tegen MPC af, maar kende de vorderingen tegen Ma Guise Beheer en de borgen toe, waarbij Ma Guise Beheer werd veroordeeld tot terugbetaling van de lening en de borgen tot betaling van hun borgstellingen. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan [eiseres].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/656431 / HA ZA 23-381
Vonnis van 10 april 2024
in de zaak van
[eiseres],
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. R. Sekeris te Rotterdam,
tegen

1.MAGUISE PARTYCATERING B.V.,

gevestigd te Berkel en Rodenrijs,
gedaagde,
advocaat mr. F.M. van Hasselt te Deventer,
2.
MA GUISE BEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
3.
LES POTS D'UZES HOLDING B.V.,
gevestigd te Brielle,
gedaagde,
niet verschenen,
4.
LE TRUC VERT HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen,
5.
LEN HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen word hierna aangeduid als [eiseres], MPC, Ma Guise Beheer, Les Pots, Le Truc Vert en Len Holding. Les Pots, Le Truc Vert en Len Holding worden gezamenlijk aangeduid als de borgen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaardingen van 12 en 13 april 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de akte wijziging productie met productie 8 van [eiseres];
  • het bericht van mr. Van Hasselt van 24 november 2023, met één productie;
  • de akte wijziging eis van [eiseres];
  • de akte overlegging productie van [eiseres], met één productie;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 december 2023 en de spreekaantekeningen van mr. Sekeris;
  • de akte na mondelinge behandeling van MPC, met één productie;
  • de akte houdende uitlating van [eiseres], met producties;
  • de brief van de rechtbank van 28 februari 2024;
  • de brief van 13 maart 2024 van mr. Van Hasselt.
1.2.
De akte van [eiseres] na de mondelinge behandeling is door de rechtbank deels geweigerd. Dit heeft de rechtbank op 28 februari 2024 aan partijen meegedeeld. Punt 2 van de brief van 13 maart 2024 van mr. Van Hasselt is, zoals hijzelf al suggereerde, eveneens buiten beschouwing gelaten.
1.3.
De onder 1.1. genoemde stukken zijn geen onderdeel van het procesdossier van de niet-verschenen gedaagden, behalve de dagvaardingen.
1.4.
De rechter die de mondelinge behandeling heeft gehouden, is nadien gerouleerd naar een ander team van deze rechtbank. Dit vonnis wordt daarom gewezen door een andere rechter. Partijen zijn daarover geïnformeerd op 28 februari 2024 en in de gelegenheid gesteld een nieuwe mondelinge behandeling te vragen. Daarvan is geen gebruik gemaakt.
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Les Pots (eigendom en bestuurd door [naam 1]), Le Truc Vert (eigendom en bestuurd door [naam 2]) en Len Holding (eigendom en bestuurd door [naam 3]) waren en zijn de aandeelhouders van Ma Guise Beheer en van Ma Guise Holding B.V. (hierna: Ma Guise Holding). Ma Guise Holding was tot 2019 de enig aandeelhouder van MPC en was tot 27 september 2019 bestuurder van MPC. Sinds 27 september 2019 is [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]) de enig bestuurder van MPC.
2.2.
[eiseres] als geldgever en Ma Guise Beheer als geldnemer hebben op 9 juli 2016 een leningsovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 200.000,00 (hierna: de lening). De overeenkomst bepaalt dat de lening op 1 augustus 2021 terugbetaald moest worden, dat de rente 8% per jaar bedraagt en dat de rente maandelijks betaald moet worden (€ 1.333,33). De lening is uitbetaald door een aan [eiseres] gelieerde vennootschap aan MPC.
2.3.
Les Pots, Le Truc Vert en Len Holding hebben zich in de leningsovereenkomst ieder jegens [eiseres] voor € 50.000,00 borg gesteld voor terugbetaling van de lening.
2.4.
Op 27 september 2019 is een participatieovereenkomst inzake MPC gesloten tussen Ma Guise Holding, Deli33 Holding B.V. (hierna: Deli33), [naam 4] (hierna: [naam 4]), Len B.V. (een aan Len Holding gelieerde vennootschap), Les Pots en MPC. Bij de participatieovereenkomst is een samenwerkingsvoorstel gevoegd. Daarin staat onder meer:
"Afwikkeling Holding [rb: Ma Guise Holding]
➢ Deli Holding ziet af van haar te verkrijgen 20% belang in Maguise Holding B. V. voor EUR 1,
➢ Vordering op Maguise Holding in Maguise PC [rb: MPC] wordt opgeboekt als tegenprestatie voor het overnemen van de schulden van Ma Guise Holding aan Deli en [naam 7], althans de schuld wordt door Maguise PC overgenomen van Ma Guise Holding (ten behoeve van genoemde conversie).”
2.5.
De dag voor het sluiten van de participatieovereenkomst zond [naam 6] (hierna: [naam 6]) een e-mail aan onder meer [naam 2] en [naam 5] (de echtgenoot van [naam 4], hierna: [naam 5]). [naam 6] was toen bestuurder van Ma Guise Beheer en indirect van Ma Guise Holding. In die e-mail stond:
"Beste allen,
Sprak net met Martin & Panc inzake lening [naam 7].
Deze blijft in de Holding zoals besproken. De verplichting van de rentebetaling van deze lening ligt bij MG PC.
Tzt zou het wellicht wijs zijn om in gesprek te gaan en dit te verleggen. Om nu 12 uur voor de transactie [eiseres] te gaan informeren en te trachten hem aanwezig te hebben bij de transactie morgen lijkt mij geen optie.
Iedereen akkoord?
Gr. Dennis"
2.6.
De rente is van juli 2016 tot en met oktober 2019 door Ma Guise Beheer betaald en van 2019 tot mei 2020 door MPC. De rente nadien is niet betaald.
2.7.
Nadat de rentebetalingen waren gestopt, heeft [eiseres] contact opgenomen met Ma Guise Beheer met het verzoek de betalingen te hervatten. Ma Guise Beheer heeft toen laten weten dat (de schuld uit hoofde van) de lening door een herstructuring terecht was gekomen bij MPC. [eiseres] heeft daarna contact opgenomen met MPC, die de schuldovername ontkende. In een brief van 4 maart 2021 aan Ma Guise Beheer heeft [eiseres] de lening opgeëist en bij brieven van 18 maart 2021 heeft zij de borgen aangesproken tot betaling.
2.8.
Er is na 18 maart 2021 verder gecorrespondeerd over de vraag wie de schuldenaar van [eiseres] was. Zo schreef [naam 6] in een brief van 21 december 2021 dat de vordering bij MPC hoort en dat dit ten tijde van de participatieovereenkomst zo was besproken met [naam 5]. Op 23 december 2021 schreef de advocaat van Ma Guise Beheer [eiseres] dat de schuldovername is neergelegd in een participatieovereenkomst die vanwege geheimhoudingsverplichtingen niet kon worden verstrekt. [naam 2] heeft op 11 januari 2021, mede namens [naam 3], [eiseres] laten weten dat MPC wel degelijk een verplichting heeft aan [eiseres]; daarvan was iedereen binnen MPC op de hoogte. MPC herhaalde in de correspondentie op haar beurt dat er geen schuldovername had plaatsgevonden.
2.9.
Per 1 mei 2022 bedraagt de openstaande lening, inclusief rente, € 245.745,94. [1]
2.10.
In de dagvaarding heeft [eiseres] toestemming verleend voor de overname van de schuld uit hoofde van de lening, eerst door Ma Guise Holding en daarna door MPC. De toestemming van [eiseres] voor de schuldovername door Ma Guise Holding is voorwaardelijk, namelijk onder de voorwaarde dat de schuld daarna wordt overgenomen door MPC.

3.Het geschil

3.1.
In de inleidende dagvaardingen vorderde [eiseres], samengevat, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair MPC, subsidiair Ma Guise Beheer, te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van € 245.745,94 (vermeerderd met rente) en € 3.557,55 aan buitengerechtelijke incassokosten;
II. ieder van Les Pots, Le Truc Vert en Len Holding te veroordelen tot betaling van een hoofdsom van € 50.000,00 (vermeerderd met rente) en € 1.742,55 aan buitengerechtelijke incassokosten,
met veroordeling van gedaagden in de proces- en nakosten (vermeerderd met rente).
3.2.
[eiseres] heeft de vordering op MPC gewijzigd. In aanvulling op het voorgaande vordert [eiseres] tevens subsidiair, samengevat, dat MPC wordt veroordeeld tot een eenmalige betaling van € 56.000,00 en € 1.333,33 per maand vanaf 1 januari 2024 totdat de gehele lening is terugbetaald. De vorderingen op de andere gedaagden zijn niet gewijzigd.
3.3.
MPC voert verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten.
3.4.
De overige gedaagden zijn niet verschenen en hebben (dus) ook geen verweer gevoerd.

4.De beoordeling

A.
Opzet van de beoordeling
4.1.
De rechtbank gaat hierna eerst in op de vorderingen van [eiseres] op MPC omdat MPC als enige gedaagde is verschenen en verweer heeft gevoerd. De rechtbank gaat aan het einde van dit vonnis in op de vorderingen van [eiseres] op Ma Guise Beheer en de borgen.
B.
De vorderingen van [eiseres] op MPC
Inleiding
4.2.
Centraal in het geschil tussen [eiseres] en MPC staat de vraag of MPC de schuldenaar van [eiseres] is geworden. [eiseres] stelt dat dit zo is. Volgens [eiseres] is de schuld onder de lening overgenomen van Ma Guise Beheer door Ma Guise Holding en vervolgens van Ma Guise Holding door MPC. Mochten deze twee schuldovernamen niet vast komen te staan, dan betoogt [eiseres] dat MPC zich jegens Ma Guise Holding heeft verplicht om de lening, althans in ieder geval de rente, te voldoen. Zij betoogt dat dit als een derdenbeding jegens haar geldt en doet daarop een beroep. MPC betwist dat zij de schuld heeft overgenomen of dat er sprake is van een derdenbeding. Verder is tussen [eiseres] en MPC de hoogte van het openstaande bedrag in geschil.
De schuld onder de lening is niet geldig overgegaan op MPC
4.3.
De vereisten voor een geldige schuldovername zijn neergelegd in artikel 6:155 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Dat artikel bepaalt dat een schuld van de schuldenaar overgaat op een derde wanneer die derde de schuld overneemt. Deze overname hoeft niet schriftelijk plaats te vinden, het kan ook mondeling of stilzwijgend doordat het ‘in een gedraging besloten ligt’ (artikel 3:37 lid 1 BW). De schuldovername heeft pas werking jegens de schuldeiser als deze zijn toestemming geeft nadat de schuldenaar en de derde hem van de overneming kennis hebben gegeven (artikel 6:155 BW). De kennisgeving moet door de schuldenaar en de derde gezamenlijk plaatsvinden. Een kennisgeving van alleen de schuldenaar heeft geen betekenis, tenzij deze door de derde daartoe gemachtigd is.
4.4.
Op zich is tussen [eiseres] en MPC niet in geschil dat de schuld is overgegaan van Ma Guise Beheer naar Ma Guise Holding. Daarbij past wel de kanttekening dat [eiseres] haar toestemming voor de overdracht van de schuld van Ma Guise Beheer naar Ma Guise Holding afhankelijk heeft gemaakt van de overdracht van de schuld van Ma Guise Holding naar MPC. Met die geclausuleerde toestemming, zo concludeert de rechtbank, is de geldigheid van de twee schuldoverdrachten aan elkaar gekoppeld.
4.5.
Toepassing van de criteria van artikel 6:155 BW leidt tot de conclusie dat MPC geen schuldenaar van [eiseres] onder de lening is geworden. De overgang van Ma Guise Holding naar MPC stuit in ieder geval af op de eis dat Ma Guise Holding en MPC gezamenlijk [eiseres] moeten hebben geïnformeerd over de overdracht van de schuld aan MPC of dat één van hen dat heeft gedaan namens de ander. Een dergelijke mededeling is niet gedaan. [eiseres] is wel door de borgen en Ma Guise Beheer geïnformeerd over de schuldovername, maar niet door of namens MPC.
Meer specifiek merkt de rechtbank nog het volgende op over de verschillende mededelingen waarop [eiseres] zich beroept.
  • Er zijn in december 2021 mededelingen gedaan door [naam 6] aan [eiseres], maar [naam 6] was toen geen bestuurder meer van MPC en hij kon haar dus niet vertegenwoordigen.
  • De door [eiseres] overgelegde en in 2022 vastgestelde jaarrekeningen van Ma Guise Holding van 2018 en 2019 kunnen niet gelden als een mededeling namens MPC over een schuldovername. Overigens blijkt uit die jaarrekeningen niet dat de schuld uit hoofde van de leningen is overgedragen door Ma Guise Holding aan MPC.
  • Het door MPC overleggen van de participatieovereenkomst in deze procedure kan niet worden opgevat als een mededeling van MPC dat er sprake is van een schuldovername. Die overeenkomst is op grond van een daartoe strekkend bevel van de rechtbank overgelegd terwijl het [eiseres] bekend was dat MPC zich op het standpunt stelt dat er geen sprake is van een schuldovername. [eiseres] kan het overleggen van de overeenkomst dan ook niet beschouwen als een kennisgeving van MPC dat er sprake is van een schuldovername. Bovendien blijkt uit die overeenkomst niet onomstotelijk dat de schuld is overgegaan van Ma Guise Holding aan MPC. De hiervoor onder 2.4 geciteerde tekst van het samenwerkingsovereenkomst wijst wel op een beoogde schuldovername maar is niet eenduidig, zeker niet bezien in het licht van de e-mail van [naam 6] van 26 september 2019.
  • De omstandigheid dat MPC van november 2019 tot mei 2020 de rente betaalde, is geen gedraging op grond waarvan [eiseres] redelijkerwijs kan hebben gemeend dat MPC de schuld uit hoofde van de lening had overgenomen. Een dergelijke gedraging past immers ook bij een afspraak tussen Ma Guise Holding en MPC dat MPC die rente zou dragen in afwachting van een nog uit te voeren schuldovername.
Er is geen sprake van een derdenbeding waarop [eiseres] zich kan beroepen
4.6.
Subsidiair betoogt [eiseres] dat zij zich kan beroepen op tussen Ma Guise Holding en MPC gemaakte afspraken tot overname van de lening en/of tot betaling van rente. Er zou sprake zijn van een derdenbeding. Dit betoog slaagt niet. Nergens blijkt uit dat Ma Guise Holding en MPC beoogd hebben dat [eiseres] zich zou kunnen beroepen op door hen gemaakte afspraken. [naam 6] schreef in de (overigens niet aan [eiseres] gerichte) email van 26 september 2019 dat de lening later misschien nog verlegd zou worden maar vooralsnog in Ma Guise Holding bleef. Daarin kan geen afspraak gelezen worden dat [eiseres] er aanspraak op had dat de schuld overgenomen zou worden. Ook van de in die e-mail neergelegde afspraak over de rentebetaling door MPC blijkt op geen enkele manier dat de bedoeling van Ma Guise Holding en MPC was dat [eiseres] zich hierop zou kunnen beroepen.
Slotsom
4.7.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] op MPC zullen worden afgewezen.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van MPC. Deze worden volgt begroot:
C.
De vorderingen op Ma Guise Beheer en de borgen
4.8.
Omdat de dagvaardingen op de bij wet voorgeschreven wijze zijn betekend en Ma Guise Beheer en de borgen desondanks niet zijn verschenen, verleent de rechtbank tegen hen verstek. Aangezien MPC wel in het geding is verschenen, heeft dit vonnis op grond van artikel 140 Rv tegenover alle gedaagden te gelden als op tegenspraak gewezen.
4.9.
De vorderingen tegen Ma Guise Beheer komen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor en worden daarom toegewezen. Daarbij merkt de rechtbank nog het volgende op. Ma Guise Beheer is de oorspronkelijke schuldenaar onder de lening. Zoals hiervoor onder 4.4 is overwogen, heeft [eiseres] alleen toestemming gegeven voor de overname van de schuld uit hoofde van de lening van Ma Guise Beheer door Ma Guise Holding als de schuld daarna wordt overgenomen van Ma Guise Holding door MPC. Hiervoor is vastgesteld dat die tweede overgang niet geldig is. Daarmee is er geen toestemming voor de overdracht van Ma Guise Beheer naar Ma Guise Holding en is Ma Guise Beheer dus de schuldenaar gebleven. Zij wordt daarom veroordeeld tot terugbetaling. Ook de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen.
4.10.
De vorderingen op de borgen worden ook toegewezen omdat deze vorderingen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen, behalve ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten. Een enkele sommatie van de borgen is onvoldoende om naast de veroordeling van Ma Guise Beheer in buitengerechtelijke incassokosten ook de borgen daarin te veroordelen.
4.11.
De rechtbank merkt voor alle duidelijkheid op dat de veroordelingen van Ma Guise Holding en de borgen overlappen in zoverre dat [eiseres] in totaal niet meer kan incasseren dan € 245.745,94 aan hoofdsommen (vermeerderd met rente en kosten).
4.12.
Ma Guise Beheer en de borgen worden ieder veroordeeld in de proceskosten van [eiseres] met in achtneming van de volgende uitgangspunten:
  • het door [eiseres] betaalde griffierecht van € 5.737,00 wordt verdeeld onder de in het ongelijk gestelde gedaagden (ieder 25%);
  • tegen iedere van deze gedaagden is een separate dagvaarding uitgebracht en ieder van hen draagt de kosten van één dagvaarding (€ 109,44);
  • bij de berekening van het salaris van de advocaat is een correctie toegepast om deze kosten te verdelen over de verschillende borgen.
Dit leidt voor Ma Guise Beheer tot de volgende begroting:
en voor ieder van de borgen:
4.13.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over de nakosten en de rente daarover.

5.De beslissing

De rechtbank
ten aanzien van MPC
a. wijst de vorderingen van [eiseres] op MPC af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van MPC, tot op heden begroot op € 12.522,00;
ten aanzien van Ma Guise Beheer
veroordeelt Ma Guise Beheer om aan [eiseres] € 245.745,94 te betalen, te vermeerderen met de contractuele rente van 8% per jaar vanaf 1 mei 2022 tot aan de dag van algemene voldoening;
veroordeelt Ma Guise Beheer om aan [eiseres] € 3.557,55 te betalen;
veroordeelt Ma Guise Beheer in de proceskosten van [eiseres], tot op heden begroot op € 4.257,69, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algemene voldoening;
ten aanzien van de borgen
veroordeelt ieder van de borgen aan [eiseres] € 50.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 29 maart 2021 tot aan de dag van algemene voldoening;
veroordeelt ieder van de borgen in de proceskosten van MPC, tot op heden begroot op € 1.948,36, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algemene voldoening;
overige
verklaart alle veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
i. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2024.
1876/3455

Voetnoten

1.In de dagvaarding wordt onder 3.1.1. een ander bedrag genoemd. Dat is blijkens productie 21 en de vordering van [eiseres] op MPC en Ma Guise Beheer een kennelijke verschrijving.