ECLI:NL:RBROT:2024:2921

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
10425174 CV EXPL 23-1262
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige en toekomstige VvE-bijdragen en herstel van deuren

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 4 april 2024, heeft de Vereniging van Eigenaars (VvE) te Dordrecht een vordering ingesteld tegen [persoon A] voor de betaling van achterstallige VvE-bijdragen en toekomstige bijdragen. De VvE vorderde een totaalbedrag van € 1.886,90, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook betaling van toekomstige bijdragen vanaf 1 maart 2024. De gedaagde, [persoon A], heeft de verschuldigdheid van de achterstallige bijdragen niet betwist, waardoor deze vorderingen toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE voldoende belang heeft bij de gevraagde veroordeling, gezien de herhaalde betalingsachterstanden van [persoon A]. De vordering is toegewezen voor de duur van één jaar, tot en met februari 2025, met de mogelijkheid voor de VvE om opnieuw in rechte te treden indien [persoon A] opnieuw in gebreke blijft.

Daarnaast heeft de VvE in reconventie een vordering ingesteld voor het herstel van twee deuren, welke door de VvE was toegezegd. Deze vordering is eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft [persoon A] veroordeeld in de proceskosten van de VvE, die zijn vastgesteld op € 860,49, en heeft de VvE veroordeeld in de proceskosten van [persoon A], vastgesteld op € 50,-. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de VvE het vonnis kan afdwingen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10425174 CV EXPL 23-1262
datum uitspraak: 4 april 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Vereniging van Eigenaars [naam VvE] te Dordrecht,
vestigingsplaats: Dordrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. M.C. Blok,
tegen
[persoon A],
woonplaats: Dordrecht,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘de VvE’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 24 maart 2023, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de door de VvE ten behoeve van de mondelinge behandeling toegezonden bijlagen.
1.2.
Op 5 maart 2024 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was aanwezig genoemde gemachtigde van de VvE.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering in conventie betreft, kort gezegd, betaling van achterstallige VvE-bijdragen en een eenmalige bijdrage tot een beloop van (ten tijde van de mondelinge behandeling) € 1.644,68, alsmede betaling van toekomstige VvE-bijdragen vanaf (inmiddels) 1 maart 2024, met de rente over de openstaande maandbedragen tot de dag dat de gehele vordering zal zijn betaald, tot en met eind februari 2024 inmiddels berekend op € 95,97, en ten slotte betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 146,25 (incl. btw), totaal tot en met 29 februari 2024 € 1.886,90.
2.2.
De verschuldigdheid hiervan is door [persoon A] niet betwist zodat deze vorderingen, behoudens hetgeen hierna wordt overwogen, toewijsbaar zijn. Wat betreft de toekomstige termijnen is daarbij van belang dat [persoon A] herhaaldelijk in gebreke is gebleven met de betaling van verschuldigde termijnen, zodat de VvE voldoende belang heeft bij de gevraagde veroordeling, steeds vanaf de datum waarop elke toekomstige termijn opeisbaar zal worden. Deze vordering wordt toegewezen voor de duur van één jaar, dus tot en met de maand februari 2025, maar niet langer dan tot en met de maand waarin het lidmaatschap van [persoon A] van de VvE eindigt. Wanneer hij na februari 2025 als lid van de VvE onverhoopt opnieuw in gebreke blijft met tijdig betalen, staat het de VvE uiteraard vrij hem opnieuw in rechte te betrekken. De gevorderde rente, door de VvE tot en met 29 februari 2024 onweersproken berekend op € 95,97 (en tot dat bedrag al begrepen in het onder 2.1 genoemde totaal) is toewijsbaar, steeds over het openstaande bedrag na bij- en afboekingen en wat de toekomstige termijnen na 1 maart 2024 betreft pas vanaf de vervaldatum van elke termijn.
2.3.
[persoon A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de VvE worden veroordeeld (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten tot vandaag vast op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 322,- aan griffierecht en € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,- tarief). Dit is totaal € 860,49. Voor kosten die de VvE maakt na deze uitspraak moet [persoon A] een bedrag betalen van € 102,- (½ salarispunt). Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).
2.4.
De vordering in reconventie betreft het herstel van twee deuren, partijen bekend. Deze vordering is ter zitting door de VvE niet weersproken – het herstel c.q. de vervanging van de deuren is inderdaad door de VvE toegezegd – en daarom toewijsbaar.
2.5.
De VvE zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie in de proceskosten van [persoon A] worden veroordeeld (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [persoon A] tot vandaag vast op € 50,- aan onkosten.
2.6.
Dit vonnis zal, zoals verzocht, in conventie en in reconventie uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard (artikel 233 Rv). Dit betekent dat wanneer het geschil ook nog aan een hogere rechter wordt voorgelegd, in afwachting van diens uitspraak voorlopig toch al naleving van dit vonnis kan worden afgedwongen door de partij die in het gelijk is gesteld, zij het op eigen risico (de hogere rechter kan anders oordelen).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [persoon A] om aan de VvE te betalen € 1.886,90;
3.2.
veroordeelt [persoon A] tevens tot betaling aan de VvE, zodra zij opeisbaar zijn, van de toekomstige bijdragen van (inmiddels) € 201,61 per maand of de ingevolge de algemene ledenvergadering vastgestelde danwel geïndexeerde maandelijkse bijdragen, die vervallen in de periode vanaf 1 maart 2024 tot en met februari 2025, maar uiterlijk tot en met de maand waarin het lidmaatschap van [persoon A] van de VvE eindigt;
3.3.
veroordeelt [persoon A] tevens tot betaling aan de VvE van de wettelijke rente vanaf 1 maart 2024 tot de dag der algehele betaling over het saldo van de onder 3.1 en 3.2 genoemde bedragen dat na elke bij- en afboeking openstaat, wat de onder 3.2 bedoelde toekomstige termijnen betreft steeds pas vanaf de vervaldatum van elke termijn;
3.4.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten die aan de kant van de VvE tot heden worden begroot op € 860,49;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.6.
veroordeelt de VvE tot deugdelijk herstel c.q vervanging van de twee deuren;
3.7.
veroordeelt de VvE in de proceskosten die aan de kant van [persoon A] worden begroot op € 50,-;
in conventie en in reconventie
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.
745